Het ontmaskeren van „de mens der wetteloosheid”
„Gaat uit van haar, mijn volk, indien gij niet met haar in haar zonden wilt delen, en . . . geen deel van haar plagen wilt ontvangen.” — OPENBARING 18:4.
1, 2. (a) Hoe kan de mens der wetteloosheid geïdentificeerd worden? (b) Wat is Gods zienswijze ten aanzien van hen die hem beweren te dienen maar bloedschuld hebben? (Matthéüs 7:21-23)
GODS Woord voorzei de komst van een „mens der wetteloosheid”. Er werd ook in voorzegd dat dit wetteloze element ’weggedaan en tenietgedaan zou worden’ door Gods hemelse Scherprechter, Christus Jezus (2 Thessalonicenzen 2:3-8). Zoals de voorgaande artikelen hebben aangetoond, is deze mens der wetteloosheid de geestelijkheid van de christenheid. Lang geleden hebben zij de waarheden van Gods Woord laten varen en heidense leringen overgenomen, zoals de Drieëenheid, het hellevuur en de onsterfelijkheid van de ziel. Bovendien hebben zij werken voortgebracht die in strijd zijn met Gods wetten. Net als degenen voor wie Titus door Paulus werd gewaarschuwd, ’maken zij in het openbaar bekend dat zij God kennen, maar verloochenen zij hem door hun werken, omdat zij verfoeilijk zijn en ongehoorzaam en ongeschikt voor enig goed werk’. — Titus 1:16.
2 Jezus zei: „Wacht u voor de valse profeten, die in schaapsklederen tot u komen, maar van binnen roofzuchtige wolven zijn. Aan hun vruchten zult gij hen herkennen.” Valse profeten zouden „waardeloze vruchten” voortbrengen (Matthéüs 7:15-17). Een bewijs van de slechte kwaliteit van de vruchten van de geestelijkheid is hun enorme bloedschuld. Eeuwenlang hebben zij steun verleend aan kruistochten, inquisities en oorlogen waarin het bloed van miljoenen is vergoten. In oorlogen waarin leden van hun eigen religies elkaar hebben gedood, hebben zij gebeden opgezonden en hun zegen uitgesproken ten gunste van beide partijen. In tegenstelling daarmee kon de apostel Paulus zeggen: ’Ik ben rein van het bloed van alle mensen’ (Handelingen 20:26). De geestelijken zijn dat niet. Tegen zulke personen verklaart God: „Ook al zendt gij veel gebeden op, ik luister niet; met bloedvergieten zijn uw eigen handen vervuld geworden.” — Jesaja 1:15.
3. Welke gebeurtenissen van wereldbelang komen snel naderbij?
3 De tijd dat God zijn oordeel aan de mens der wetteloosheid zal voltrekken, nadert snel. Spoedig zal er, zoals Jezus voorzei, „een grote verdrukking zijn zoals er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, neen, en ook niet meer zal voorkomen” (Matthéüs 24:21). Die ongekende tijd van moeilijkheden zal beginnen met de terechtstelling van Babylon de Grote, het wereldrijk van valse religie, waarbij de religies van de christenheid inbegrepen zijn. De politieke elementen „zullen haar woest en naakt maken, en ze zullen haar vleesdelen opeten en zullen haar geheel met vuur verbranden” (Openbaring 17:16). De grote verdrukking zal eindigen met de verwoesting van het restant van Satans wereld te Armageddon, „de oorlog van de grote dag van God de Almachtige”. — Openbaring 16:14, 16; 19:11-21.
Verplicht anderen lief te hebben
4. Wat moeten degenen die God „met geest en waarheid” aanbidden, in gedachte houden?
4 In het licht van deze wereldschokkende gebeurtenissen die spoedig over de bewoonde aarde zullen komen, kan men vragen welke verplichtingen er rusten op degenen die „de Vader met geest en waarheid . . . aanbidden” (Johannes 4:23). Om er een te noemen, zij moeten in gedachte houden wat Jezus zei: „Als gij mijn geboden onderhoudt, zult gij in mijn liefde blijven, evenals ik de geboden van de Vader heb onderhouden en in zijn liefde blijf. . . . Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt net zoals ik u heb liefgehad. Niemand heeft grotere liefde dan deze, dat iemand afstand doet van zijn ziel ten behoeve van zijn vrienden. Gij zijt mijn vrienden indien gij doet wat ik u gebied.” — Johannes 15:10-14; 1 Johannes 5:3.
5, 6. (a) Wat gebood Jezus zijn discipelen te doen dat hen zou identificeren? (b) In welk opzicht was dit een nieuw gebod?
5 Ware christenen zijn dus verplicht anderen lief te hebben, vooral hun christelijke broeders en zusters in alle landen (Handelingen 10:34; Galaten 6:10; 1 Johannes 4:20, 21). Ja, christenen moeten „intense liefde voor elkaar” hebben (1 Petrus 4:8). Dat soort van liefde op een wereldomvattende schaal identificeert hen als ware aanbidders, want Jezus zei: „Ik geef u een nieuw gebod, dat gij elkaar liefhebt; net zoals ik u heb liefgehad, dat ook gij elkaar liefhebt. Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt.” — Johannes 13:34, 35.
6 Wat was er nieuw aan dat gebod? Hadden de joden onder de Mozaïsche wet niet het gebod gekregen, „gij moet uw naaste liefhebben als uzelf”? (Leviticus 19:18) Ja, maar Jezus duidde op iets extra’s toen hij zei: „Net zoals ik u heb liefgehad.” Zijn liefde hield ook in dat hij zijn leven opgaf ten behoeve van anderen, en zijn discipelen moeten bereid zijn hetzelfde te doen (Johannes 15:13). Dat was een hoger niveau van liefde, want zo’n offer vroeg de Mozaïsche wet niet.
7. Welke religie heeft in deze eeuw de wet der liefde gehoorzaamd?
7 Welke religie heeft in onze eeuw die wet der liefde gehoorzaamd? Stellig niet de religies van de christenheid, want die hebben elkaar in twee wereldoorlogen en andere conflicten bij tientallen miljoenen afgeslacht. Het zijn Jehovah’s Getuigen die over de hele aarde de wet der liefde hebben gehoorzaamd. Zij hebben strikte neutraliteit gehandhaafd ten aanzien van de oorlogen van de natiën, want Jezus zei dat zijn volgelingen „geen deel van de wereld” moeten zijn (Johannes 17:16). Zo kunnen zij, net als Paulus, zeggen dat zij ’rein zijn van het bloed van alle mensen’. Merk als voorbeeld hiervan op hoe de resolutie begint die Jehovah’s Getuigen op 27 november 1921 aannamen op het congres in Washington D.C.:
„Als christenen die er ernstig naar streven de leringen van Christus Jezus onze Heer en zijn apostelen te volgen, zijn wij van oordeel: dat oorlog een overblijfsel is van het barbarendom, verwoestend voor de zeden en een smaad voor christelijke volken; dat de beginselen die zijn onderwezen door de Heer Jezus Christus het onmogelijk maken dat gewijde christenen deelnemen aan oorlog, bloedvergieten of enigerlei geweld.”
8. Wat zegt het geschiedkundige bericht over Jehovah’s Getuigen gedurende de Tweede Wereldoorlog?
8 Hoe werd die zienswijze gedurende de Tweede Wereldoorlog in praktijk gebracht? In die ergste oorlog van de hele menselijke geschiedenis kwamen ongeveer vijftig miljoen mensen om. Maar geen van hen werd door een getuige van Jehovah gedood! Zo hebben bijvoorbeeld bijna alle Duitse geestelijken actief of passief het nazisme gesteund. In tegenstelling daarmee hebben Jehovah’s Getuigen onder het nazi-regime een strikte neutraliteit bewaard en geweigerd de Hitlergroet te brengen — dat wil zeggen hem redding toeschrijven — of deel uit te maken van zijn militaire apparaat. Vandaar dat zij geen van hun geestelijke broeders in andere landen hebben gedood, noch iemand anders trouwens. En Jehovah’s Getuigen in alle andere landen zijn ook neutraal gebleven.
9. Wat is er in Duitsland en Oostenrijk onder het nazi-regime met Jehovah’s Getuigen gebeurd?
9 Veel getuigen van Jehovah hebben in gehoorzaamheid aan de wet der liefde afstand gedaan van hun ziel ten behoeve van hun vrienden. Een bespreking van het boek Kirchenkampf in Deutschland, van Friedrich Zipfel, zegt betreffende de Getuigen: „Zevenennegentig procent van de leden van deze kleine religieuze groepering was slachtoffer van nationaal-socialistische [nazi-]vervolging. Een derde van hen is gestorven, hetzij door executie, andere gewelddaden, honger, ziekte of slavenarbeid. De felheid van deze onderdrukking was ongeëvenaard en was het uitvloeisel van een onwrikbaar geloof dat niet in overeenstemming viel te brengen met de nationaal-socialistische ideologie.” In Oostenrijk werd 25 procent van Jehovah’s Getuigen geëxecuteerd of doodgeranseld, of stierf door ziekte of uitputting in nazi-kampen.
10. Welk vertrouwen hadden degenen die stierven voor hun gehoorzaamheid aan de wet der liefde?
10 Degenen die als martelaren zijn gestorven vanwege hun gehoorzamen aan de wet der liefde, hadden het vertrouwen dat ’God niet onrechtvaardig is, zodat hij hun werk en de liefde die zij voor zijn naam hebben getoond, zou vergeten’ (Hebreeën 6:10). Zij wisten dat ’de wereld voorbijgaat en ook haar begeerte, maar dat wie de wil van God doet, in eeuwigheid blijft’ (1 Johannes 2:17). Zij hadden de stellige hoop op een opstanding met eeuwig leven in het vooruitzicht. — Johannes 5:28, 29; Handelingen 24:15.
11. In welk opzicht zijn Jehovah’s dienstknechten uniek, en welke profetie gaat in hen in vervulling?
11 Jehovah’s dienstknechten zijn uniek in hun gehoorzaamheid aan de regel die werd uitgesproken door Petrus en andere apostelen ten overstaan van een hooggerechtshof: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen” (Handelingen 5:29). Omdat Jehovah’s Getuigen dit doen, hebben zij de steun van „de heilige geest, die God heeft gegeven aan hen die hem als regeerder gehoorzamen” (Handelingen 5:32). Dat is de kracht die hen in staat stelt de profetie in Jesaja 2:2-4 te vervullen. Daarin was voorzegd dat in onze tijd de ware aanbidding zou worden hersteld en dat mensen uit alle natiën en religies zouden toestromen. Eén resultaat zou zijn: „Zij zullen hun zwaarden tot ploegscharen moeten smeden en hun speren tot snoeimessen. Natie zal tegen natie geen zwaard opheffen, ook zullen zij de oorlog niet meer leren.” Omdat Jehovah’s dienstknechten zich voorbereiden op leven in een vredige nieuwe wereld, leren zij de oorlog niet meer. Zij leren de wet der liefde. — Johannes 13:34, 35.
12. Wat moeten degenen die de wet der liefde gehoorzamen, voor anderen doen?
12 Aangezien christelijke liefde ook inhoudt ’uw naaste lief te hebben als uzelf’, kunnen Gods dienstknechten niet zelfzuchtig zijn met betrekking tot wat zij weten (Matthéüs 22:39). Er zijn er nog veel meer die God zouden willen dienen en in zijn nieuwe wereld willen leven. Terwijl daar nog tijd voor is, moeten ook dezen op de hoogte gebracht worden van de wet der liefde en de vele andere waarheden die betrekking hebben op de Universele Soeverein, Jehovah God. Er moet hun onderwezen worden dat alleen Jehovah onze aanbidding waardig is en hoe die aanbidding beoefend moet worden (Matthéüs 4:10; Openbaring 4:11). Degenen die deze dingen reeds hebben geleerd, zijn verplicht anderen erover te vertellen zodat ook zij in Jehovah’s gunst kunnen komen. — Ezechiël 33:7-9, 14-16.
De mens der wetteloosheid ontmaskeren
13. Wat moeten wij als deel van ons wereldwijde getuigenis bekendmaken, en waarom?
13 Jezus zei dat het ’goede nieuws van het koninkrijk op de gehele bewoonde aarde zal worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan het einde zal komen’ (Matthéüs 24:14). Als onderdeel van dit wereldwijde getuigenis hebben Gods dienstknechten zijn oordeel tegen de valse religie bekend te maken, vooral betreffende de geestelijkheid van de christenheid. Dezen zijn in Gods ogen laakbaarder, omdat zij beweren christelijk te zijn. Zij moeten ontmaskerd worden zodat degenen die God willen dienen, bevrijd kunnen worden van hun invloed en de juiste stappen kunnen doen die tot overleving zullen leiden. Jezus zei immers: „De waarheid zal u vrijmaken.” — Johannes 8:32.
14. Welke duidelijke boodschap moet bekendgemaakt worden betreffende valse religie?
14 Zo moeten dus Jehovah’s Getuigen deze geïnspireerde boodschap betreffende valse religie bekendmaken: „Gaat uit van haar, mijn volk, indien gij niet met haar in haar zonden wilt delen, en indien gij geen deel van haar plagen wilt ontvangen. Want haar zonden hebben zich helemaal tot aan de hemel opgehoopt, en God heeft zich haar ongerechtigheden te binnen gebracht. . . . Op één dag [zullen] haar plagen komen, dood en rouw en hongersnood, en ze zal geheel verbrand worden met vuur, want Jehovah God, die haar heeft geoordeeld, is sterk.” — Openbaring 18:4-8.
15. Hoe heeft het jaar 1914 een rol gespeeld in Jehovah’s tijdschema, en welke ontwikkeling volgde er na de Eerste Wereldoorlog?
15 Bijbelse profetieën laten zien dat „de laatste dagen” voor dit samenstel van dingen zijn ingegaan in het beslissende jaar 1914 (2 Timótheüs 3:1-5, 13; Matthéüs 24:3-13). Sinds dat jaar bevinden wij ons in „de tijd van het einde” (Daniël 12:4). Direct na de Eerste Wereldoorlog en in overeenstemming met Jehovah’s tijdschema begonnen zijn dienstknechten hun bekendmaking van Gods koninkrijk zoals voorzegd in Matthéüs 24:14 met kracht uit te breiden. Zij begonnen ook de valse religie krachtiger aan de kaak te stellen, in het bijzonder de wetteloze klasse der geestelijken van de afvallige christenheid.
16. Hoe is de ontmaskering van de mens der wetteloosheid nu al meer dan zeventig jaar steeds krachtiger geworden?
16 Inmiddels al meer dan zeventig jaar en met steeds grotere kracht hebben Gods dienstknechten mensen gewaarschuwd voor de bedrieglijke activiteit van de mens der wetteloosheid. Na de Eerste Wereldoorlog waren slechts enkele duizenden Getuigen dit aan het doen. Nu echter zijn zij uitgegroeid tot „een machtige natie” van meer dan drie en een half miljoen actieve bedienaren, georganiseerd in meer dan 60.000 gemeenten over de hele aarde (Jesaja 60:22). Op een steeds grotere schaal zijn Gods dienstknechten er ijverig mee bezig het koninkrijk Gods als de enige hoop voor de mensheid bekend te maken en tegelijkertijd de geestelijkheid te ontmaskeren en in hun ware gedaante te tonen — een bedrieglijke mens der wetteloosheid.
Waarom met zoveel nadruk?
17. Waarom hebben Jehovah’s dienstknechten de mens der wetteloosheid met nadruk aan de kaak gesteld?
17 Waarom hebben Jehovah’s dienstknechten de mens der wetteloosheid al deze jaren met nadruk aan de kaak gesteld? Omdat de miljoenen van de grote schare van Jehovah’s schapen die zich al op de weg ten redding bevinden, beschermd moeten worden tegen Satans wereld en haar valse religie (Johannes 10:16; Openbaring 7:9-14). Als de geestelijkheid niet zou worden ontmaskerd, zouden bovendien oprechte mensen die nog geen deel vormen van Gods kudde, niet weten hoe zij een verkeerde koers moeten vermijden. Zij moeten dus op de hoogte worden gebracht, net als Jezus mensen inlichtte toen hij betreffende de huichelachtige religieuze leiders van zijn tijd zei: „Zij zijn blinde gidsen. Indien nu een blinde een blinde leidt, zullen beiden in een kuil vallen.” — Matthéüs 15:14; zie ook 2 Korinthiërs 4:4; 11:13-15.
18. Wat moeten waarheidszoekers weten?
18 De geestelijken zijn een deel van Satans wereld (Johannes 8:44). Maar het is een wereld die binnenkort door God voor eeuwig verpletterd zal worden (2 Petrus 3:11-13; 1 Johannes 2:15-17). Gods Woord waarschuwt dan ook: „Al wie daarom een vriend van de wereld wil zijn, maakt zich tot een vijand van God” (Jakobus 4:4). De geestelijkheid negeert die waarschuwing en blijft zich in politieke aangelegenheden mengen. Zij vertellen hun volgelingen dat een betere wereld zal komen door de inspanningen van politici. Maar dat is een valse hoop, aangezien deze wereld onder Satan ten einde loopt. Mensen die naar deze wereld opzien voor hoop, worden dus bedrogen. Zij moeten de waarheid te horen krijgen over de bestemming van deze wereld en over wat ervoor in de plaats zal komen. — Spreuken 14:12; 19:21; Matthéüs 6:9, 10; Openbaring 21:4, 5.
19. Hoe is de wereldsgezindheid van sommige geestelijken recentelijk in de media aan de kaak gesteld?
19 De wereldsgezindheid van sommige geestelijken is recentelijk zelfs in de media aan de kaak gesteld, zoals bijvoorbeeld de losbandige en luxueuze levensstijl van sommige televisiedominees. Een moderne songschrijver maakte een song met de titel „Zou Jezus een [$10.000] Rolex[-horloge] dragen in zijn televisieshow?” De tekst gaat dan verder met: „Zou Jezus aan politiek doen als Hij terugkwam op aarde, zou Hij een tweede huis hebben in [het luxueuze] Palm Springs en zou Hij proberen te verbergen hoeveel hij aan vermogen heeft?” Bovendien wordt door steeds meer geestelijken homoseksualiteit vergoelijkt of beoefend. In de Verenigde Staten is de Katholieke Kerk op het moment miljoenen dollars schadeloosstelling aan het betalen omdat priesters zich schuldig hebben gemaakt aan seksueel misbruik van kinderen. — Romeinen 1:24-27; 1 Korinthiërs 6:9, 10.
20. Waarom moeten Gods dienstknechten ermee doorgaan de mens der wetteloosheid aan de kaak te stellen?
20 Een dergelijk kwaaddoen kan niet door Gods dienstknechten genegeerd worden maar moet in het belang van anderen aan de kaak gesteld worden. De grote schare andere schapen moet beschermd worden tegen hen die zouden trachten hen ertoe te brengen Gods wetten te overtreden. En er moet worden gezocht naar degenen die „zuchten en kermen over al de verfoeilijkheden die . . . gedaan worden”, en zij moeten worden vergaderd onder de beschermende leiding van de Grote Herder, Jehovah God, en „de voortreffelijke herder”, Christus Jezus. — Ezechiël 9:4; Johannes 10:11; Spreuken 18:10.
21. Wat zullen Jehovah’s Getuigen blijven verkondigen?
21 Daarom zal Gods volk niet aarzelen zijn wraak te verkondigen aan heel Satans wereld, met inbegrip van haar mens der wetteloosheid, de geestelijkheid van de christenheid. Zij zullen met kracht de boodschap bekendmaken die in Openbaring 14:7 door de engel wordt gebracht: „Vreest God en geeft hem heerlijkheid, want het uur van het oordeel door hem is gekomen.” En zij zullen als onderdeel van deze bekendmaking ook de dringende waarschuwing van Openbaring 18:4 betreffende valse religie doorgeven: „Gaat uit van haar, mijn volk, indien gij niet met haar in haar zonden wilt delen, en indien gij geen deel van haar plagen wilt ontvangen.”
Vragen ter herhaling
◻ Wat zal het lot zijn van de mens der wetteloosheid, en waarom?
◻ Welke verplichting hebben Jehovah’s dienstknechten tegenover anderen?
◻ Hoe heeft Jehovah’s volk zich vrijgehouden van het bloed van alle mensen?
◻ Wat moeten wij doen ten aanzien van Babylon de Grote?
◻ Waarom zullen wij doorgaan met onze krachtige boodschap betreffende de mens der wetteloosheid?
[Illustratie op blz. 23]
De apostelen gaven een hooggerechtshof te verstaan: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen”
[Illustratie op blz. 24]
Oprechte mensen moeten weten wat de bestemming van deze wereld en haar religies is