Waar waren zijn benen?
„SLACHTOFFER in gedraaide houding aan kruis, blijkt uit opgegraven overblijfselen”. Hebt u in januari 1971 zo’n krantekop onder ogen gekregen? Dat is niet onwaarschijnlijk, want er zijn veel kranteartikelen verschenen over een zogenaamd nieuw „bewijs” betreffende de kruisdood.
Na bovenstaande titel begon het artikel: „Jeruzalem, 3 jan. (Reuter) — Israëlische archeologen, die het eerste wezenlijke bewijs betreffende een kruisiging hebben blootgelegd, zeiden vandaag dat dit erop zou kunnen duiden dat Jezus Christus in een andere houding gekruisigd werd dan afbeeldingen van Jezus aan het traditionele kruis dit tonen.”
Onthulde dit nieuwe bewijs werkelijk hoe joden in Jezus’ tijd aan een kruis of een paal werden terechtgesteld? Wat hebben archeologen vastgesteld ten aanzien van de lichaamspositie van het slachtoffer? Hield dit verband met Jezus’ dood? En, zo zou men zich kunnen afvragen, hoe deugdelijk was het bewijs?
Een spijker in de hielen
In 1968 werden in de buurt van Jeruzalem bij toeval enkele grafspelonken ontdekt. In een van deze spelonken bevond zich, te midden van de opnieuw begraven beenderen, wat een zeer bijzondere vondst scheen te zijn — hielbeenderen die door een roestige spijker waren doorboord. Dr. Nico Haas, een aan het medisch centrum van het Hadassa Ziekenhuis (van de Hebreeuwse Universiteit) verbonden anatoom en antropoloog, leidde een onderzoek van deze specifieke beenderen. In het gerespecteerde Israel Exploration Journal (1970, Deel 20, blz. 38-59) werden zijn bevindingen gepubliceerd, hetgeen aanleiding heeft gegeven tot enkele sensationele kranteartikelen. Wat hielden die bevindingen in?
Hij berichtte dat wat men had ontdekt, niets minder was dan de overblijfselen van een man die in de eerste eeuw aan een kruis terechtgesteld was. Het bewijsmateriaal scheen erop neer te komen dat beide hielen van het slachtoffer aan een rechte paal op elkaar vastgespijkerd werden, maar de spijker was aan de punt kromgetrokken toen deze op een kwast in het hout stootte. Nadat het joodse slachtoffer overleden was, hadden familieleden er moeite mee de spijker uit het stoffelijk overschot te trekken, en daarom werd die bij de begrafenis in zijn hielen gelaten. Aangezien beide hielbeenderen door één spijker waren doorboord en aangezien het leek alsof de beenderen van de benen onder een schuine hoek hadden gestaan, berichtte dr. Haas dat het slachtoffer waarschijnlijk was terechtgesteld in de positie die onder aan de bladzijde wordt getoond. (Dr. Haas was ook van mening dat een kras op een armbeen erop duidde dat de armen van de man aan een dwarsbalk genageld hadden gezeten.) Misschien hebt u zo’n tekening in een krante- of tijdschriftartikel gezien. Velen waren opgewonden over de conclusies die hieruit getrokken konden worden ten aanzien van de wijze waarop Jezus was gestorven.
Maar nogmaals doet u er goed aan te vragen: Was het bewijsmateriaal betrouwbaar en hield het werkelijk verband met de manier waarop Jezus is gestorven?
Een nadere beschouwing van de hielen
In de volgende paar jaar begonnen enkele vermaarde geleerden, zoals professor Jigal Jadin, de door dr. Haas getrokken conclusies in twijfel te trekken. Ten slotte publiceerde Israel Exploration Journal (1985, Deel 35, blz. 22-27) „Een herwaardering”, door antropoloog Joseph Zias (het Israëlische Departement van Oudheden en Museums) en Eliezer Sekeles (het medisch centrum van het Hadassa Ziekenhuis). Zij hadden een studie gemaakt van de oorspronkelijke bewijzen, foto’s, modellen en radiogrammen van de beenderen. Enkele van hun bevindingen zullen u ongetwijfeld verbazen:
De spijker was korter dan Haas had bericht en kan dus niet lang genoeg geweest zijn om twee hielbeenderen en het hout te doorboren. Stukjes bot waren verkeerd geïdentificeerd. Er was geen bot van een tweede hiel; de spijker doorboorde slechts één hiel. Sommige botfragmenten waren van een totaal ander individu. Het gekraste armbeen „was geen overtuigend” bewijs waaruit bleek dat het aan een dwarsbalk vastgespijkerd was geweest; ’op een beenbot konden zelfs twee soortgelijke krassen worden waargenomen; geen van beide hield verband met de kruisiging’.
Tot welke conclusies leidde deze nieuwe analyse? „Wanneer men de nieuwe bewijzen beschouwt, blijkt zowel de oorspronkelijke als de definitieve reconstructie van de kruisiging [door dr. Haas] technisch en anatomisch onmogelijk te zijn . . . Wij hebben geen bewijzen gevonden van het linker hielbeen en hebben aan de hand van de lengte van de spijker berekend dat er alleen maar één hielbeen mee vastgespijkerd kon worden . . . Het ontbreken van wondletsel aan de onderarm en middelhandsbeentjes schijnt erop te duiden dat de armen van de veroordeelde waren vastgebonden in plaats van vastgespijkerd.” Op deze bladzijde ziet u in welke houding de man volgens de opvatting van Zias en Sekeles werd terechtgesteld.
Hoe staat het met Jezus?
En wat wordt hierdoor nu te kennen gegeven over de wijze waarop Jezus werd terechtgesteld? In werkelijkheid bitter weinig! Zoals wij bijvoorbeeld op bladzijde 23 hebben besproken, werd Jezus naar alle waarschijnlijkheid aan een rechte paal zonder enige dwarslat terechtgesteld. Niemand kan thans met zekerheid zeggen hoeveel spijkers er in Jezus’ geval werden gebruikt. In The International Standard Bible Encyclopedia (1979, Deel 1, blz. 826) wordt opgemerkt: „Het precieze aantal spijkers dat werd gebruikt . . . is het onderwerp van heel wat bespiegelingen geweest. In de vroegste voorstellingen van de kruisiging worden Jezus’ voeten als afzonderlijk vastgespijkerd getoond, maar in latere voorstellingen zijn ze kruiselings afgebeeld en met één spijker aan de rechte paal bevestigd.”
Wij weten wèl dat zijn handen of armen niet louter vastgebonden waren, want Thomas zei later: „Als ik niet in zijn handen het teken van de spijkers zie” (Johannes 20:25). Dat kan hebben betekend één spijker door elke hand; het meervoud „spijkers” zou ook betrekking kunnen hebben op spijkertekens in ’zijn handen en zijn voeten’. (Zie Lukas 24:39.) Wij kunnen niet precies weten waar de spijkers hem hebben doorboord, hoewel het voor de hand ligt dat ze ergens in zijn handen werden geslagen. Het verslag in de bijbel verschaft gewoon geen exacte details, en dat is ook niet nodig. En indien geleerden die de in 1968 in de buurt van Jeruzalem gevonden beenderen rechtstreeks hebben onderzocht, zelfs niet met zekerheid kunnen zeggen in welke houding dat lichaam werd terechtgesteld, kan er beslist niet uit opgemaakt worden in welke houding Jezus werd terechtgesteld.
Wij beseffen dus dat de in onze publikaties getoonde afbeeldingen van de wijze waarop Jezus gestorven is, zoals u op bladzijde 24 ziet, slechts redelijk aannemelijke artistieke weergaven van het tafereel zijn en geen vermeldingen van anatomische vaststaande feiten. Zulke afbeeldingen weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs de veranderende en tegenstrijdige meningen van geleerden, en de tekeningen vermijden beslist religieuze symbolen die uit het oude heidendom stammen.