Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w92 15/1 blz. 9-14
  • Eeuwig geluk wacht godvruchtige gevers

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Eeuwig geluk wacht godvruchtige gevers
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1992
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Gods gave van „de Zoon van zijn liefde”
  • Israëls verlies van een grote gave van God
  • Het geluk van geven
  • Eeuwig geluk verzekerd
  • Gods grootste geschenk: Waarom zo kostbaar?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (publieksuitgave) 2017
  • Jezus Christus — Zijn boodschap en u
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2010
  • Wat is het mooiste cadeau ooit?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (publieksuitgave) 2017
  • De twee grootste uitingen van liefde die er ooit geweest zijn
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1987
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1992
w92 15/1 blz. 9-14

Eeuwig geluk wacht godvruchtige gevers

„God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben.” — JOHANNES 3:16.

1, 2. (a) Wie is de grootste Gever, en wat is zijn grootste gave aan de mensheid? (b) Welke hoedanigheid legde God aan de dag door zijn grootste gave te geven?

JEHOVAH GOD is de grootste Gever van allen. Met betrekking tot hem, de Schepper van hemel en aarde, schreef de christelijke discipel Jakobus: „Elke goede gave en elk volmaakt geschenk komt van boven, want het daalt neer van de Vader der hemelse lichten, en bij hem is geen verandering van het keren van de schaduw” (Jakobus 1:17). Jehovah is ook de Gever van de grootste gave die ooit gegeven kon worden. Ten aanzien van zijn grootste gave aan de mensheid is gezegd: „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben.” — Johannes 3:16.

2 Degene die dat zei, was niemand minder dan de eniggeboren Zoon van God zelf. Een eniggeboren zoon van een vader zal uiteraard zo’n vader waarderen en liefhebben als de bron van zijn leven en alle goede dingen waarin voor hem was voorzien om van zijn leven te genieten. Maar Gods liefde was niet beperkt tot alleen deze ene Zoon. Andere van zijn schepselen zo’n gave te geven, laat wel heel duidelijk zien hoezeer God liefde betoont. (Vergelijk Romeinen 5:8-10.) Dit blijkt alleen maar nog sterker als wij onderzoeken wat dat „heeft gegeven” in deze context allemaal inhoudt.

Gods gave van „de Zoon van zijn liefde”

3. Wie nog meer behalve „de Zoon van zijn liefde” genoten de liefde van de hemelse Vader?

3 Gedurende een niet-omschreven tijdsperiode had God in het hemelse rijk persoonlijke omgang gehad met deze eniggeboren Zoon — „de Zoon van zijn liefde” (Kolossenzen 1:13). Al die tijd waren de Vader en de Zoon zo in liefde en genegenheid voor elkaar gegroeid dat er geen andere wederzijdse liefde bestond als die van hen. De andere schepselen die God door bemiddeling van zijn eniggeboren Zoon tot bestaan bracht, werden eveneens bemind als leden van het goddelijke gezin van Jehovah. Zo regeerde liefde het hele gezin van God. Terecht staat er in de heilige Schrift dat ’God liefde is’ (1 Johannes 4:8). Het goddelijke gezin zou dus bestaan uit degenen die door de Vader, Jehovah God, bemind werden.

4. Hoe was er voor God, toen hij zijn Zoon gaf, meer bij betrokken dan het verlies van persoonlijke omgang, en ten behoeve van wie was het?

4 Zo nauw waren de banden tussen Jehovah en zijn eerstgeboren Zoon dat het op zich al een groot verlies zou zijn als zij zich die intieme omgang ontzegden (Kolossenzen 1:15). Maar het ’geven’ van deze eniggeboren Zoon betekende meer dan dat God zich de persoonlijke omgang met „de Zoon van zijn liefde” ontzegde. Het ging zo ver dat Jehovah toeliet dat zijn Zoon de dood onderging en aldus tijdelijk niet als lid van Gods universele gezin bestond. Dit was een dood ten behoeve van hen die nooit leden van Gods gezin waren geweest. Jehovah kon geen grotere gave ten behoeve van de in nood verkerende mensheid geven dan zijn eniggeboren Zoon, die de Schrift ook identificeert als „het begin van de schepping door God”. — Openbaring 3:14.

5. (a) Wat was de moeilijke situatie waarin Adams nageslacht verkeerde, en wat vereiste Gods gerechtigheid van de kant van een van Zijn getrouwe zonen? (b) Wat zou Gods grootste gave van hemzelf vergen?

5 Adam en Eva, het eerste mensenpaar, raakten hun plaats als leden van Gods gezin kwijt. In die situatie bevonden zij zich nadat zij wegens zondigen tegen God uit de tuin van Eden waren gedreven. Niet alleen waren zij geen leden van Gods gezin meer, maar zij stonden bovendien onder een doodsoordeel. Het probleem was dus niet alleen hun nageslacht weer te herstellen in Gods gunst als leden van zijn gezin; het was ook zaak het op hen rustende goddelijke doodsoordeel weg te nemen. In overeenstemming met de werking van goddelijke gerechtigheid zou dit vereisen dat een van de getrouwe zonen van Jehovah God als vervanger, als een losprijs, de dood zou ondergaan. Vandaar dat de grote vraag was: Zou de daarvoor uitgekozene bereid zijn zo’n plaatsvervangende dood ten behoeve van menselijke zondaars te ondergaan? Bovendien zou er een wonder van de kant van de Almachtige God nodig zijn om dit te bewerken. Ook vergde het in een ongeëvenaarde mate een uiting van goddelijke liefde. — Romeinen 8:32.

6. Hoe was Gods Zoon in staat te beantwoorden aan de behoeften van de situatie met betrekking tot de zondige mensheid, en wat zei hij in dit opzicht?

6 Alleen Jehovah’s eniggeboren Zoon kon beantwoorden aan de speciale behoeften van de situatie in verband met de zondige mensheid. Zozeer is hij het beeld van zijn hemelse Vader in het betonen van genegenheid voor leden van het door God voortgebrachte gezin, dat hij onder de zonen van God uniek is. Aangezien alle andere met verstand begiftigde schepselen door bemiddeling van hem tot bestaan zijn gebracht, zou zijn genegenheid voor hen stellig overvloedig zijn. Bovendien is liefde een overheersende hoedanigheid van Jehovah’s eniggeboren Zoon, Jezus Christus, want „hij is de weerspiegeling van [Gods] heerlijkheid en de nauwkeurige afdruk van zijn wezen” (Hebreeën 1:3). Zijn bereidheid tonend om deze liefde tot in de hoogste mate aan de dag te leggen door zijn leven te geven ten behoeve van de zondige mensheid, zei Jezus tot zijn twaalf apostelen: „De Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn ziel te geven als een losprijs in ruil voor velen.” — Markus 10:45; zie ook Johannes 15:13.

7, 8. (a) Wat was Jehovah’s motief toen hij Jezus Christus naar de mensenwereld uitzond? (b) Op wat voor missie zond God zijn eniggeboren Zoon?

7 Jehovah God had een speciale reden om Jezus naar deze verpauperde mensenwereld te zenden. Goddelijke liefde was hier de motivatie voor, want Jezus zelf zei: „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben. Want God heeft zijn Zoon niet naar de wereld uitgezonden opdat hij de wereld zou oordelen, maar opdat de wereld door bemiddeling van hem gered zou worden.” — Johannes 3:16, 17.

8 Het was een reddingsmissie waarvoor Jehovah liefdevol zijn eniggeboren Zoon uitzond. God zond zijn Zoon niet hierheen om de wereld te oordelen. Als Gods Zoon met een dergelijke opdracht om te oordelen was uitgezonden, zouden de kansen voor de hele mensheid hopeloos zijn geweest. Het oordeel dat door Jezus Christus over de menselijke familie uitgesproken zou zijn, zou de doodstraf zijn geweest (Romeinen 5:12). Op deze wijze verschafte God door deze unieke uiting van goddelijke liefde een tegenwicht tegen het doodsoordeel dat louter gerechtigheid zou hebben vereist.

9. Wat waren de gedachten van de psalmist David betreffende Jehovah’s geven?

9 In alle dingen wordt door Jehovah God liefde als het allesovertreffende kenmerk van zijn persoonlijkheid geuit en gedemonstreerd. En er mag met recht worden gezegd dat God zijn getrouwe aanbidders op aarde op liefdevolle wijze meer dan genoeg geeft op het vlak van goede dingen. De psalmist David dacht er zo over, en zei tot God: „Hoe overvloedig is uw goedheid, die gij als een schat hebt weggelegd voor hen die u vrezen! Die gij hebt betoond aan hen die tot u hun toevlucht nemen, ten aanschouwen van de mensenzonen” (Psalm 31:19). Gedurende Davids koningschap over de natie Israël — ja, in heel zijn leven als een lid van die speciaal door God uitgekozen natie — heeft hij vaak de goedheid van Jehovah ervaren. En David ervoer dat ze overvloedig was.

Israëls verlies van een grote gave van God

10. Waarom verschilde het oude Israël van elke andere natie op aarde?

10 Door het feit dat het oude Israël Jehovah als zijn God had, verschilde het van elke andere natie op aarde. Door bemiddeling van de profeet Mozes als middelaar bracht Jehovah de afstammelingen van Abraham, Isaäk en Jakob in een verbondsverhouding met hemzelf. Hij had met geen enkele andere natie naar dat patroon gehandeld. Daarom kon de geïnspireerde psalmist uitroepen: „Hij vertelt zijn woord aan Jakob, zijn voorschriften en zijn rechterlijke beslissingen aan Israël. Zo heeft hij voor geen enkele andere natie gedaan; en wat zijn rechterlijke beslissingen betreft, zij hebben ze niet gekend. Looft Jah!” — Psalm 147:19, 20.

11. Tot wanneer genoot Israël zijn begunstigde positie bij God, en hoe bracht Jezus de verandering in hun verhouding tot uitdrukking?

11 De natie van het natuurlijke Israël bleef in deze begunstigde verhouding tot Jehovah totdat ze in het jaar 33 van onze gewone tijdrekening Jezus Christus als de Messias verwierp. Het was inderdaad een droeve dag voor Israël toen Jezus deze rouwklacht uitte: „Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en de tot u uitgezondenen stenigt — hoe dikwijls heb ik uw kinderen willen vergaderen, zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert! Maar gij hebt het niet gewild. Ziet! Uw huis wordt u verlaten achtergelaten” (Mattheüs 23:37, 38). Jezus’ woorden gaven te kennen dat de natie Israël, hoewel ze voordien door Jehovah was begunstigd, een speciale gave van God had verspeeld. Hoe dat zo?

12. Wie waren de ’kinderen van Jeruzalem’, en wat zou het hebben betekend als Jezus hen had vergaderd?

12 Jezus gebruikte de term „kinderen”, en hij doelde dus alleen op de natuurlijke, besneden joden die in Jeruzalem woonden en die de hele joodse natie vertegenwoordigden. Een vergaderen van de ’kinderen van Jeruzalem’ door Jezus zou betekend hebben dat hij deze „kinderen” in een nieuw verbond met God bracht, waarbij hijzelf fungeerde als de Middelaar tussen Jehovah en deze natuurlijke joden (Jeremia 31:31-34). Dit zou hebben geresulteerd in de vergeving van zonden, want zo ver reikte Gods liefde. (Vergelijk Maleachi 1:2.) Dit zou waarlijk een grootse gave zijn geweest.

13. In welk verlies resulteerde Israëls verwerping van Gods Zoon, maar waarom was Jehovah’s vreugde onverminderd?

13 In overeenstemming met zijn profetische Woord wachtte Jehovah zolang als redelijk was voordat hij ook niet-joden de gave aanbood deelhebbers aan het nieuwe verbond te worden. Maar door Gods eigen Zoon, de Messias, te verwerpen, verspeelde de natie van het natuurlijke Israël deze grootse gave. Jehovah compenseerde daarom de verwerping van zijn Zoon door deze gave aan mensen buiten de joodse natie aan te bieden. Op die manier bleef Jehovah’s vreugde als de Grote Gever onverminderd.

Het geluk van geven

14. Waarom is Jezus Christus het gelukkigste schepsel in het hele universum?

14 Jehovah is „de gelukkige God” (1 Timotheüs 1:11). Geven aan anderen is een van de dingen die hem gelukkig maken. En in de eerste eeuw G.T. zei zijn eniggeboren Zoon: „Het is gelukkiger te geven dan te ontvangen” (Handelingen 20:35). In harmonie met dat beginsel is Jezus het gelukkigste schepsel van de Schepper van het hele universum geworden. Hoe dat zo? Welnu, na Jehovah God zelf, heeft Jezus Christus de grootste gave van allen gegeven door zijn leven af te leggen ten behoeve van de mensheid. Hij is dan ook ’de gelukkige Machthebber’ (1 Timotheüs 6:15). Jezus vormt aldus zelf de illustratie van wat hij zei over het grotere geluk dat geven schenkt.

15. Waarvan zal Jehovah altijd een voorbeeld blijven, en hoe kunnen zijn met verstand begiftigde schepselen een mate van zijn geluk ervaren?

15 Jehovah God zal nooit ophouden door bemiddeling van Jezus Christus een edelmoedig Gever te zijn voor al zijn met verstand begiftigde schepselen en zal altijd hun beste voorbeeld in het geven zijn. En net zoals God vreugde vindt in het geven van goede gaven aan anderen, zo heeft hij de geest van edelmoedigheid in het hart van zijn met verstand begiftigde schepselen op aarde gelegd. Op die manier weerspiegelen en imiteren zij zijn persoonlijkheid en ervaren zij een mate van zijn geluk (Genesis 1:26; Efeziërs 5:1). Passend zei Jezus tot zijn volgelingen: „Beoefent het geven, en u zal gegeven worden. Een voortreffelijke, aangestampte, geschudde en overlopende maat zal men in uw schoot storten. Want met de maat waarmee gij meet, zal men ook u meten.” — Lukas 6:38.

16. Op welk geven doelde Jezus in Lukas 6:38?

16 Jezus gaf zijn discipelen een voortreffelijk voorbeeld omdat hij de handelwijze van geven in de praktijk bracht. Hij zei dat er een goede reactie op zulk geven zou volgen van de kant van de ontvangers. In Lukas 6:38 doelde Jezus niet uitsluitend op het geven van materiële gaven. Hij vertelde zijn discipelen niet dat zij een handelwijze moesten volgen die hen in materieel opzicht tot armoede zou brengen. In plaats daarvan wees hij hen op een handelwijze die hun in verband met geestelijke zaken een gevoel van voldoening zou geven.

Eeuwig geluk verzekerd

17. Welke schitterende gave heeft God zijn Getuigen in deze laatste dagen verleend?

17 Wat een schitterende gave heeft Jehovah, het Hoofd van de hele schepping, zijn Getuigen in deze laatste dagen verleend! Hij heeft ons het goede nieuws van zijn koninkrijk gegeven. Wij hebben het grote voorrecht verkondigers te zijn van het opgerichte koninkrijk van God in handen van zijn regerende Zoon, Jezus Christus (Mattheüs 24:14; Markus 13:10). Met onze woorden te mogen getuigen van de Allerhoogste God is een gave zonder weerga, en de beste manier waarop wij in navolging van God het geven kunnen beoefenen, is de Koninkrijksboodschap met anderen te delen voordat het einde van dit goddeloze samenstel van dingen komt.

18. Wat moeten wij als Jehovah’s Getuigen anderen geven?

18 De apostel Paulus verwees naar ontberingen die hij moest ondergaan toen hij anderen de Koninkrijksboodschap verkondigde (2 Korinthiërs 11:23-27). Jehovah’s Getuigen in deze tijd moeten ook ontberingen ondergaan en persoonlijke voorkeuren opzij zetten als zij zich beijveren anderen de Koninkrijkshoop te schenken. Wij zijn wellicht niet zo geneigd mensen op te zoeken, vooral niet als wij verlegen zijn. Maar als Christus’ volgelingen kunnen wij ons niet onttrekken aan het voorrecht geestelijke gaven aan anderen te geven door „dit goede nieuws van het koninkrijk” te prediken (Mattheüs 24:14). Wij moeten dezelfde instelling hebben als Jezus had. Toen hij voor zijn dood stond, bad hij: „Mijn Vader, . . . niet zoals ik wil, maar zoals gij wilt” (Mattheüs 26:39). In de kwestie van het geven van het goede nieuws van het Koninkrijk aan anderen moeten Jehovah’s dienstknechten Gods wil doen, niet hun eigen wil — zijn verlangen telt, niet dat van henzelf.

19. Wie zijn de Bezitters van „de eeuwige woonplaatsen”, en hoe kunnen wij vriendschap met hen sluiten?

19 Met zulk geven zijn onze tijd en middelen gemoeid, maar door godvruchtige gevers te zijn, verzekeren wij ons ervan dat ons geluk eeuwig zal zijn. Waarom? Omdat Jezus zei: „Maakt u vrienden door middel van de onrechtvaardige rijkdom [„wereldse rijkdom”, New International Version], opdat wanneer deze u ontvalt, zij u mogen ontvangen in de eeuwige woonplaatsen” (Lukas 16:9). Het moet ons oogmerk zijn „onrechtvaardige rijkdom” te gebruiken om de vriendschap te winnen van de Bezitters van „de eeuwige woonplaatsen”. Als Schepper is Jehovah de eigenaar van alles, en als Erfgenaam van alle dingen deelt zijn eerstgeboren Zoon in dat eigendomsrecht (Psalm 50:10-12; Hebreeën 1:1, 2). Om hen tot onze vrienden te maken, moeten wij rijkdommen gebruiken op een wijze die ons hun goedkeuring oplevert. Dit omvat onder andere dat wij de juiste instelling hebben ten aanzien van het gebruik van materiële dingen ten bate van anderen. (Vergelijk Mattheüs 6:3, 4; 2 Korinthiërs 9:7.) Wij kunnen geld op een juiste wijze gebruiken om onze vriendschap met Jehovah God en Jezus Christus te versterken. Dit doen wij bijvoorbeeld als wij blijmoedig dat wat wij hebben, gebruiken om mensen te hulp te komen die echt in nood zitten en als wij onze middelen besteden aan het bevorderen van de belangen van Gods koninkrijk. — Spreuken 19:17; Mattheüs 6:33.

20. (a) Waarom kunnen Jehovah en Jezus ons „eeuwige woonplaatsen” binnenleiden, en waar zouden deze zich kunnen bevinden? (b) Welk voorrecht zullen wij in alle eeuwigheid hebben?

20 Vanwege hun onsterfelijkheid kunnen Jehovah God en Jezus Christus voor eeuwig onze vrienden zijn en kunnen zij ons „eeuwige woonplaatsen” binnenleiden. Dit is zo of deze woonplaatsen nu in de hemel zullen zijn, met alle heilige engelen, of op deze aarde in het herstelde Paradijs (Lukas 23:43). Gods liefdevolle gave van Jezus Christus heeft dit alles mogelijk gemaakt (Johannes 3:16). En Jehovah God zal Jezus gebruiken om de hele schepping dingen te blijven geven, tot Zijn eigen unieke geluk. Ja, in alle eeuwigheid zullen wij onder de universele soevereiniteit van Jehovah God en onder het koningschap van zijn eniggeboren Zoon, onze Heer en Redder, Jezus Christus, zelf het voorrecht hebben om te geven. Dit zal resulteren in eeuwig geluk voor alle godvruchtige gevers.

Kunt u zich dit herinneren?

◻ Wat zou Gods grootste gave van zijn kant vereisen?

◻ Op wat voor soort missie stuurde God zijn Zoon?

◻ Wie is het gelukkigste schepsel in het hele universum, en waarom?

◻ Hoe zullen godvruchtige gevers eeuwig geluk ervaren?

[Illustratie op blz. 10]

Waardeert u Gods gave van zijn Zoon als loskoopoffer?

[Illustraties op blz. 12]

Zoekt u eerst Gods koninkrijk door het goede nieuws te prediken en dat werk met uw middelen te ondersteunen?

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen