Taferelen van het Beloofde Land
Gerizim — ’Op deze berg hebben wij aanbeden’
DE Samaritaanse vrouw bij de bron. Doet die zinsnede u niet denken aan het ontroerende verslag van het informele getuigenis dat Jezus gaf aan een vrouw bij de ’Jakobsbron’ in Sichar, een Samaritaanse stad? Zou u graag een duidelijker beeld van die betekenisvolle gebeurtenis hebben? — Johannes 4:5-14.
Merk de twee bergen hierboven op, die zich ongeveer 50 kilometer ten noorden van Jeruzalem bevinden.a Links (in het zuiden) is de met bomen bedekte Gerizim; talrijke bronnen dragen tot de vruchtbaarheid en schoonheid ervan bij. Rechts (in het noorden) is de Ebal, die iets hoger is maar rotsachtig en kaal.
Tussen deze bergen ligt het vruchtbare dal van Sichem. U zult u herinneren dat toen Gods vriend Abram (later Abraham genoemd) in zuidelijke richting door het Beloofde Land trok, hij halt hield bij Sichem. Hier bouwde hij een altaar voor Jehovah, die hem zojuist verschenen was en dit land aan zijn zaad beloofde (Genesis 12:5-7). Wat een geschikte plaats om zo’n belofte te doen, in het hartje van het land! Vanaf de top van hetzij de Gerizim of de Ebal kon de patriarch grote gedeelten van het Beloofde Land overzien. De stad Sichem (het huidige Nabloes) was een belangrijk knooppunt, gelegen aan de bergweg die van noord naar zuid liep en dicht bij de oost-westroute tussen de kust en het Jordaandal.
Abrahams altaar was slechts één opmerkelijke religieuze ontwikkeling op deze plek. Later kocht Jakob in dit gebied een stuk land en beoefende daar de ware aanbidding. Hij heeft ook dicht bij de voet van de Gerizim een diepe put gegraven of tegen betaling laten graven. Eeuwen later zei de Samaritaanse vrouw tot Jezus: ’Onze voorvader Jakob, die ons de put heeft gegeven, heeft eruit gedronken.’ De put kan door een bron gevoed zijn, hetgeen wellicht verklaart waarom hij door de apostel Johannes de ’Jakobsbron’ werd genoemd.
De vermelding van de ware aanbidding in verband met de Gerizim en de Ebal kan ook in uw herinnering terugroepen dat Jozua, op aanwijzing van Mozes, Israël hierheen bracht. Jozua bouwde een altaar op de Ebal. Probeer u voor de geest te halen hoe de helft van het volk voor de Gerizim stond en de rest voor de Ebal terwijl Jozua ’de wet, de zegen en de vervloeking voorlas’ (Jozua 8:30-35; Deuteronomium 11:29). Jaren later keerde Jozua er terug en zei hij in zijn afscheidsvermaning: „Wat mij en mijn huisgezin betreft, wij zullen Jehovah dienen.” Het volk sloot een verbond om hetzelfde te doen (Jozua 24:1, 15-18, 25). Maar zouden zij dit werkelijk doen?
Het antwoord kan u helpen Jezus’ gesprek met de Samaritaanse vrouw te begrijpen. Het is namelijk zo dat de door Abraham, Jakob en Jozua gevolgde ware aanbidding hier in Samaria niet bleef bestaan.
Nadat de noordelijke tien stammen zich hadden afgescheiden, keerden ze zich tot de kalveraanbidding. Daarom stond Jehovah de Assyriërs toe dit gebied in 740 v.G.T. te veroveren. Zij voerden een groot deel van de bevolking weg en brachten als plaatsvervangers buitenlanders van elders uit het Assyrische Rijk, aanbidders van vreemde goden, hiernaar toe. Sommige van die heidenen gingen blijkbaar een huwelijk met Israëlieten aan en namen enkele leringen van de ware aanbidding over, zoals de besnijdenis. Maar de daaruit voortvloeiende vorm van Samaritaanse aanbidding was God beslist niet volledig welgevallig. — 2 Koningen 17:7-33.
In hun gemengde aanbidding aanvaardden de Samaritanen alleen de eerste vijf boeken van Mozes, de Pentateuch, als de Schrift. Omstreeks de vierde eeuw v.G.T. bouwden zij op de berg Gerizim een tempel om met Gods tempel in Jeruzalem te wedijveren. Mettertijd werd de tempel op de Gerizim opgedragen aan Zeus (of: Jupiter) en ten slotte verwoest. Niettemin bleef de Gerizim het centrum van de Samaritaanse aanbidding.
Tot op deze dag houden de Samaritanen op de Gerizim een jaarlijkse paschaviering. Er wordt een aantal lammeren geslacht. Hun kadavers worden in vaten kokend water gedompeld zodat de wol er afgeplukt kan worden, en vervolgens wordt het vlees urenlang in kuilen gekookt. Te middernacht gebruiken honderden Samaritanen, van wie velen uit Jeruzalem komen, hun paschamaal. Links ziet u de Samaritaanse hogepriester met gedekt hoofd dienst doen tijdens een paschaviering op de berg Gerizim.
Denk nog eens aan datgene wat de Samaritaanse vrouw tot Jezus zei: „Onze voorvaders hebben op deze berg aanbeden.” Jezus gaf haar, en ook ons, de juiste verklaring door te zeggen: „Het uur komt waarin gijlieden de Vader noch op deze berg noch in Jeruzalem zult aanbidden. . . . Maar het uur komt, en is nu, waarin de ware aanbidders de Vader met geest en waarheid zullen aanbidden, ja, want de Vader zoekt zulke mensen om hem te aanbidden. God is een Geest, en wie hem aanbidden, moeten hem met geest en waarheid aanbidden.” — Johannes 4:20-24.
[Voetnoot]
a U kunt een groter formaat van deze foto bekijken op de Kalender van Jehovah’s Getuigen 1993.
[Illustratieverantwoording op blz. 24]
Pictorial Archive (Near Eastern History) Est.
[Illustratieverantwoording op blz. 25]
Garo Nalbandian
Garo Nalbandian