Bekwame raadgevers — Een zegen voor hun broeders
„Ik wil weer rechters voor u terugbrengen zoals eerst, en raadslieden voor u zoals in het begin.” — JESAJA 1:26.
1, 2. (a) Hoe blijkt uit Spreuken 12:15 en 19:20 de waarde van raad? (b) Wat is eerst noodzakelijk willen wij raad aanvaarden, en door welke ervaring wordt dit aangetoond?
TERRI is de dochter van christelijke ouders. Op school had zij een vriendinnetje dat ook „in de waarheid” was. Terri merkte echter dat haar vriendin toen zij in de laatste klas van de lagere school zat, niet meer zo enthousiast over haar geloof was als vroeger. Terwijl zij samen op de middelbare school zaten, werd haar vriendin ongeregeld in het bezoeken van christelijke vergaderingen en begon aanmerkingen te maken op het Wachttorengenootschap en de gemeente. Terri bad echter vurig ten behoeve van haar vriendin en gaf haar steeds de raad te proberen als christen sterk te blijven. Ten slotte werden Terri’s pogingen beloond. In het vierde leerjaar van de middelbare school bezocht haar vriendin weer geregeld vergaderingen en uiteindelijk werd zij gedoopt. Wat een zegen voor haar! En wat een beloning voor haar trouwe vriendinnetje Terri!
2 Kan iemand er met het oog op deze ervaring aan twijfelen dat christenen elkaar van tijd tot tijd liefdevol raad moeten geven? De bijbel moedigt ons aan: „Luister naar raad en aanvaard streng onderricht, opdat gij in uw toekomst wijs moogt worden” (Spreuken 19:20; 12:15). Terri’s vriendin gaf gehoor aan die raad. Maar als Terri nu eens niet de liefde, de volharding en de moed had gehad om gedurende al die jaren haar hulp te blijven aanbieden? Ja, wil iemand van ons ’naar raad luisteren’, dan moet er een raadgever zijn. Wie dient dit te zijn?
Raad — wie kan die geven?
3. In wie heeft Jehovah voorzien voor het geven van tijdige raad in de christelijke gemeente?
3 Jehovah God heeft beloofd in onze tijd zijn volk raadgevers te verschaffen. Hij zei: ’Ik wil weer raadslieden voor u terugbrengen zoals in het begin’ (Jesaja 1:26). Deze belofte wordt hoofdzakelijk vervuld in de aangestelde ouderlingen van de christelijke gemeente. Raad geven is een vorm van onderwijs, en vooral ouderlingen zijn „bekwaam om te onderwijzen” (1 Timótheüs 3:2). Misschien dacht de apostel Paulus voornamelijk aan de ouderlingen toen hij zei: „Zelfs al doet iemand een misstap voordat hij zich ervan bewust is, tracht gij, die geestelijke hoedanigheden hebt, zo iemand in een geest van zachtaardigheid weer terecht te brengen” (Galaten 6:1). Maar zijn ouderlingen de enigen die raad kunnen geven?
4, 5. (a) Wat zijn enkele schriftuurlijke voorbeelden waaruit blijkt dat ouderlingen niet de enigen zijn die raad kunnen geven? (b) Wat zijn enkele kenmerkende hedendaagse situaties waarin christenen die geen ouderling zijn, raad geven?
4 Neen. Terri was geen ouderling doch haar raad bracht uiteindelijk goede resultaten voort. Denk ook eens aan de Syrische legeroverste Naäman. Hij deed positieve stappen nadat hij uitstekende inlichtingen had ontvangen van een jong Israëlitisch meisje, en later volgde hij ook de raad van zijn dienaren op. David werd er door de tijdige raad van Abigaïl, de vrouw van Nabal, voor behoed zich bloedschuld op de hals te halen. En de jonge man Elíhu wist Job en zijn drie „vertroosters” heel wat wijze raad te geven. — 1 Samuël 25:23-35; 2 Koningen 5:1-4, 13, 14; Job 32:1-6.
5 Zo is ook in deze tijd het geven van raad niet het exclusieve voorrecht van ouderlingen. Ouders geven hun kinderen geregeld raad. Jonge mensen zoals Terri zijn vaak succesvol in het geven van raad aan hun leeftijdgenoten. En de bijbel moedigt met name rijpe zusters ertoe aan ’het goede te onderwijzen’, vooral aan de jongere vrouwen in de gemeente (Titus 2:3-5). Feitelijk rust in algemene zin op ons allen de verplichting elkaar in dit opzicht te helpen. De apostel Paulus zei: „Blijft elkaar daarom vertroosten en elkaar opbouwen, zoals gij trouwens reeds doet.” — 1 Thessalonicenzen 5:11.
Doeleinden die met christelijke raad worden beoogd
6. Wat zijn enkele doeleinden die met christelijke raad worden beoogd?
6 Wat zijn enkele doeleinden die met christelijke raad worden beoogd? Onder andere iemand te helpen vorderingen te maken en de juiste weg te blijven bewandelen, problemen op te lossen, moeilijkheden te overwinnen en misschien een verkeerde handelwijze te corrigeren. Enkele vormen van raad geven vinden wij terug in de aansporing die Paulus aan Timótheüs gaf om ’terecht te wijzen, te berispen, te vermanen, met alle lankmoedigheid en kunst van onderwijzen’ (2 Timótheüs 4:1, 2). Het is werkelijk een kunst om iemand op zo’n manier raad te geven dat hij die kan begrijpen zonder zich gekwetst te voelen.
7, 8. (a) Wat zijn enkele situaties in de christelijke gemeente waarin raad wordt verwacht? (b) Bij welke gelegenheden kan het zijn dat een christen geen raad verwacht maar wel nodig heeft?
7 Wanneer behoort er raad gegeven te worden? Ouders hebben geregeld aanleiding om hun kinderen raad te geven, en kinderen verwachten dit min of meer (Spreuken 6:20; Efeziërs 6:4). In de gemeente verwacht een leerling raad wanneer hij een toespraakje heeft gehouden op de theocratische bedieningsschool. En een nieuwe Koninkrijksverkondiger verwacht hulp en raad terwijl hij vorderingen maakt op de weg tot rijpheid als christelijke bedienaar (1 Timótheüs 4:15). Soms zullen personen die hulp en raad zoeken, ouderlingen of anderen in de gemeente benaderen.
8 Het kan echter nu en dan voorkomen dat er raad moet worden gegeven aan degenen die dit niet verwachten of niet wensen. Misschien verliest iemand zijn ijver in Jehovah’s dienst, ’drijft af’, zoals Terri’s vriendin (Hebreeën 2:1). Ook kan iemand een ernstig persoonlijk probleem met iemand anders in de gemeente hebben (Filippenzen 4:2). Of misschien heeft iemand hulp nodig in de kwestie van de juiste uiterlijke verzorging of kleding, of in de keus van vrienden of muziek. — 1 Korinthiërs 15:33; 1 Timótheüs 2:9.
9, 10. (a) Waarom kan het geven van christelijke raad moed vergen? (b) Waarom dient een christen desondanks raad te geven indien dit nodig is?
9 Toen de profeet Hanani raad gaf aan koning Asa van Juda, was Asa hier zo gebelgd over dat hij ’hem in het huis van het blok zette’! (2 Kronieken 16:7-10) In die dagen moest men moedig zijn om een koning raad te geven. In deze tijd moeten raadgevers wellicht ook moedig zijn, aangezien raad die gegeven wordt aanvankelijk wrevel kan oproepen. Een ervaren christen weerhield zich ervan de benodigde raad aan een jongere metgezel te geven. De reden? Hij verklaarde: „Wij zijn op dit ogenblik goede vrienden en ik wil het zo houden!” Maar in wezen betoont men zich geen goede vriend wanneer men terughoudend is in het geven van de benodigde hulp. — Spreuken 27:6; vergelijk Jakobus 4:17.
10 In feite heeft de ervaring bewezen dat indien een raadgever bekwaam is, gekwetste gevoelens gewoonlijk tot een minimum beperkt kunnen worden en het doel dat met de raad wordt beoogd vaak kan worden bereikt. Wat is ervoor nodig om een bekwame raadgever te zijn? Laten wij als antwoord op deze vraag twee voorbeelden, een goed en een slecht, beschouwen.
Paulus — een bekwame raadgever
11. Waarom aanvaardde het merendeel van de Korinthiërs Paulus’ raad, ook al sprak hij vaak tamelijk openhartig?
11 De apostel Paulus had dikwijls aanleiding om raad te geven en soms moest hij krasse dingen zeggen (1 Korinthiërs 1:10-13; 3:1-4; Galaten 1:6; 3:1). Niettemin was zijn raad doeltreffend omdat degenen tot wie hij de raad richtte, wisten dat Paulus hen liefhad. Zoals hij tot de Korinthiërs zei: „Uit veel verdrukking en beklemming van hart heb ik u onder veel tranen geschreven, niet om u bedroefd te maken, maar opdat gij de liefde zoudt kennen die ik zeer in het bijzonder voor u heb” (2 Korinthiërs 2:4). Het merendeel van de Korinthiërs aanvaardde Paulus’ raad omdat zij wisten dat die zonder zelfzuchtige beweegredenen werd gegeven, aangezien ’liefde niet haar eigen belang zoekt’. Zij hadden ook het vertrouwen dat hij niet sprak omdat hij persoonlijk geïrriteerd was, want „liefde . . . wordt niet geërgerd. Ze rekent het kwade niet aan.” — 1 Korinthiërs 13:4, 5.
12. Welke hoedanigheid zal het voor een christelijke raadgever gemakkelijker maken goede resultaten te verkrijgen? Licht dit toe.
12 Ook in deze tijd is het veel gemakkelijker om zelfs krachtige raad te aanvaarden indien wij weten dat degene die ons raad geeft ons liefheeft, dat hij niet spreekt omdat hij persoonlijk geïrriteerd is en dat hij geen zelfzuchtige beweegredenen heeft. Indien bijvoorbeeld een ouderling alleen met de tieners in de gemeente spreekt wanneer hij iets op hen aan te merken heeft, kan het gemakkelijk zijn dat deze jonge mensen vinden dat ze op hun kop gezeten worden. Maar als de ouderling nu een goede band met de tieners heeft? Als hij hen meeneemt in de velddienst, in de Koninkrijkszaal te benaderen is en hen aanmoedigt om met hem over hun problemen, toekomstverwachtingen en twijfels te spreken en hen (met toestemming van hun ouders) zelfs af en toe bij zich thuis uitnodigt? Dan zullen de tieners, wanneer hij hun raad moet geven, die raad sneller aanvaarden, wetend dat die van een vriend afkomstig is.
Zachtaardigheid en nederigheid
13. (a) Waarop dient christelijke raad uiteindelijk gebaseerd te zijn? (b) Wat moeten degenen die in de christelijke gemeente raad geven derhalve vermijden?
13 Er was nog een reden waarom Paulus’ raad succesvol was. Hij verliet zich op goddelijke wijsheid, niet op zijn eigen meningen. In dit verband herinnerde hij de raadgever Timótheüs aan het volgende: „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig om te onderwijzen, terecht te wijzen, dingen recht te zetten, streng te onderrichten in rechtvaardigheid” (2 Timótheüs 3:16; vergelijk 1 Korinthiërs 2:1, 2). Insgelijks baseren christelijke raadgevers in deze tijd datgene wat zij zeggen op de Schrift. Het is waar dat in het gezin ouders niet elke keer de bijbel aanhalen wanneer zij hun kinderen raad geven. Niettemin moet er altijd een schriftuurlijke basis zijn voor wat christelijke ouders zeggen, of zij nu tot gehoorzaamheid, reinheid, bezorgdheid voor anderen, stiptheid of welke andere eigenschap maar ook aanmoedigen (Efeziërs 6:1; 2 Korinthiërs 7:1; Matthéüs 7:12; Prediker 3:1-8). Binnen de gemeente moeten wij zorgvuldig opletten dat wij niet proberen anderen onze persoonlijke zienswijzen of onze persoonlijke smaak op te leggen. En ouderlingen moeten het vermijden de Schrift om te buigen ten einde het te doen voorkomen alsof de Schrift hen ondersteunt in het een of andere idee waar zij sterke voorstanders van zijn. (Vergelijk Matthéüs 4:5, 6.) De raad die zij geven, moet altijd werkelijk op de bijbel gebaseerd zijn. — Psalm 119:105.
14, 15. (a) Noem nog een hoedanigheid die het gemakkelijker maakt raad te aanvaarden. (b) Waarom is het zo belangrijk dat een raadgever deze hoedanigheid ontwikkelt?
14 Raad is ook doeltreffender wanneer die in een geest van zachtaardigheid wordt gegeven. Paulus wist dit. Toen Paulus over degene sprak die een misstap begaat voordat hij zich ervan bewust is, moedigde hij bekwame personen dan ook aan „zo iemand in een geest van zachtaardigheid weer terecht te brengen” (Galaten 6:1). Ook adviseerde hij Titus anderen eraan te herinneren „over niemand nadelig te spreken, niet strijdlustig te zijn, redelijk te zijn en alle zachtaardigheid jegens alle mensen aan de dag te leggen”. — Titus 3:1, 2; 1 Timótheüs 6:11.
15 Waarom is zachtaardigheid noodzakelijk? Omdat onbeheerste emoties aanstekelijk werken. Boze woorden lokken meer boze woorden uit, en het is moeilijk beredeneerd te spreken wanneer gevoelens het kookpunt hebben bereikt. Ook al reageert degene die raad ontvangt toornig, dan vormt dit er voor de raadgever nog geen reden toe hetzelfde te doen. Veeleer kan de zachtaardige houding van de raadgever zelf ertoe bijdragen de kwestie in een kalmer vaarwater te brengen. „Een zacht antwoord keert woede af” (Spreuken 15:1). Dit gaat altijd op, of de raadgever nu een ouder, een ouderling of iemand anders is.
16. Waarom dient iemand altijd blijk te geven van achting wanneer hij raad geeft?
16 Beschouw ten slotte wat Paulus tot de jongere ouderling Timótheüs zei: „Kritiseer een oudere man niet streng. Integendeel, spreek hem met aandrang toe als een vader, jongere mannen als broeders, oudere vrouwen als moeders, jongere vrouwen als zusters met alle eerbaarheid” (1 Timótheüs 5:1, 2). Wat een uitmuntende raad! Stelt u zich eens voor hoe een oudere vrouw zich zou voelen indien een jongere ouderling, misschien jong genoeg om haar eigen zoon te zijn, haar op een buitengewoon kritische of oneerbiedige wijze raad gaf. Het zou veel beter zijn indien de raadgever er even de tijd voor zou nemen het volgende te overdenken: ’Wat zou met het oog op de persoonlijkheid en de leeftijd van deze persoon de meest liefdevolle en doeltreffende manier zijn om over dit punt raad te geven? Als ik in zijn of haar schoenen stond, hoe zou ik dan benaderd willen worden?’ — Lukas 6:31; Kolossenzen 4:6.
De raad van de Farizeeën
17, 18. Wat was één reden waarom de raad die de Farizeeën gaven niet baatte?
17 Laten wij nu van Paulus’ goede voorbeeld afstappen en een slecht voorbeeld beschouwen — dat van de joodse religieuze leiders in Jezus’ tijd. Zij gaven veel raad, maar gewoonlijk vond de natie er geen baat bij. Waarom niet?
18 Om vele redenen. Denk bijvoorbeeld eens aan de keer dat de Farizeeën Jezus berispten omdat zijn discipelen hun handen niet wasten voordat zij een maaltijd gebruikten. Vanzelfsprekend geven de meeste moeders hun kinderen de raad vóór het eten hun handen te wassen, en uit hygiënisch oogpunt is hier veel voor te zeggen. Maar de Farizeeën bekommerden zich niet in de eerste plaats om hygiëne. Voor hen was het wassen van de handen een traditie, en zij waren overstuur omdat Jezus’ discipelen deze traditie niet volgden. Maar zoals Jezus hun vervolgens aantoonde, waren er in Israël veel grotere problemen waar zij aandacht aan hadden moeten schenken. Sommigen gebruikten de overleveringen van de Farizeeën bijvoorbeeld als een dekmantel voor ongehoorzaamheid aan het vijfde van de Tien Geboden: „Eer uw vader en uw moeder” (Exodus 20:12; Matthéüs 15:1-11). Het was bedroevend dat de schriftgeleerden en de Farizeeën zich zo bezighielden met zaken van ondergeschikt belang dat zij geen acht sloegen op „de gewichtiger zaken van de Wet, namelijk gerechtigheid en barmhartigheid en getrouwheid”. — Matthéüs 23:23.
19. Hoe kunnen christenen in deze tijd het vermijden in de strik te vallen hun eigen stokpaardje te berijden?
19 Raadgevers in deze tijd moeten er zorgvuldig op toezien niet dezelfde fout te maken. Zij moeten het vermijden als het ware hun eigen stokpaardje te berijden, zich zo bezig te houden met details dat zij „de gewichtiger zaken” vergeten. Met betrekking tot kleinigheden worden wij aangemoedigd ’elkaar [in liefde] te blijven verdragen’ (Kolossenzen 3:12, 13). Het vermogen om te onderscheiden wanneer men het moet vermijden ergens een punt van te maken en wanneer het werkelijk nodig is raad te geven, is bijvoorbeeld iets wat ertoe bijdraagt dat iemand „geestelijke hoedanigheden” bezit. — Galaten 6:1.
20. Waarom is een goed persoonlijk voorbeeld zo belangrijk in de kwestie van raad geven?
20 Nog iets anders maakte die religieuze raadgevers uit de eerste eeuw ondoeltreffend. Zij volgden een „doe naar mijn woorden en niet naar mijn daden”-gedragslijn. Jezus zei over hen: „Wee ook ulieden die goed onderlegd zijt in de Wet, want gij belaadt de mensen met moeilijk te dragen vrachten, maar zelf raakt gij de vrachten niet met één van uw vingers aan!” (Lukas 11:46) Wat liefdeloos! In deze tijd moeten ouders, ouderlingen of anderen die raad geven er heel goed op letten dat zij zelf doen wat zij anderen zeggen te doen. Hoe kunnen wij anderen aanmoedigen druk in de velddienst bezig te zijn als wij niet het juiste voorbeeld geven? Of hoe kunnen wij tegen het materialisme waarschuwen indien materiële dingen een overheersende plaats in ons eigen leven innemen? — Romeinen 2:21, 22; Hebreeën 13:7.
21. (a) Hoe intimideerden de Farizeeën de mensen? (b) Hoe moeten de tactieken van de Farizeeën als een waarschuwing dienen voor christelijke raadgevers?
21 De joodse leiders schoten ook te kort als raadgevers omdat zij zich van intimidatietactieken bedienden. Bij een bepaalde gelegenheid zonden zij mannen uit om Jezus te arresteren. Toen deze mannen, zeer onder de indruk geraakt van Jezus’ manier van onderwijzen, zonder hem terugkeerden, bestraften de Farizeeën hen en zeiden: „Zijt gij soms ook misleid? Heeft soms een van de regeerders of van de Farizeeën geloof in hem gesteld? Maar deze schare, die de Wet niet kent, vervloekt zijn zij” (Johannes 7:45-49). Was dit een juiste basis voor bestraffing — tirannie op grond van gezag en het gebruik van schimpende taal? Mogen christelijke raadgevers zich nooit aan een dergelijke wijze van raad geven schuldig maken! Zij dienen het nauwgezet te vermijden anderen te intimideren of de indruk over te dragen: ’Je dient naar mij te luisteren omdat ik een ouderling ben!’ Of wanneer zij tot een zuster spreken, laten zij dan niet in bedekte termen te kennen geven: ’Je moet naar mij luisteren omdat ik een broeder ben.’
22. (a) Hoe en waarom dienen christenen raad te geven? (b) Welke verdere vraag moet besproken worden?
22 Ja, raad geven is een daad van liefde die wij allen — in het bijzonder de aangestelde ouderlingen — van tijd tot tijd aan onze medechristenen verschuldigd zijn. Raad dient niet te pas en te onpas gegeven te worden. Maar wanneer raad nodig is, dient deze moedig gegeven te worden. Raad dient een schriftuurlijke basis te hebben en in een geest van zachtaardigheid gegeven te worden. Bovendien is het veel gemakkelijker raad te aanvaarden van iemand die ons liefheeft. Soms kan het echter moeilijk zijn te weten wat wij precies moeten zeggen wanneer wij raad geven. Hoe kunnen wij dus raad geven op een wijze die doeltreffend zal zijn? Dit zal in het volgende artikel beschouwd worden.
Kunt u het volgende uitleggen?
◻ Wie hebben het voorrecht en de verantwoordelijkheid christelijke raad te geven?
◻ Waarom kan er moed voor nodig zijn om raad te geven?
◻ Waarom maakte het feit dat Paulus de Korinthische christenen liefhad het gemakkelijker voor hen zijn raad te aanvaarden?
◻ Waarom behoort een christelijke raadgever zowel zachtaardig als nederig te zijn?
◻ Hoe kan een christen het vermijden dat zijn raad onderdrukkend lijkt?
[Illustratie op blz. 13]
Paulus spoorde Titus aan anderen eraan te herinneren „redelijk te zijn en alle zachtaardigheid jegens alle mensen aan de dag te leggen”