Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • bt hfst. 3 blz. 20-27
  • ‘Met heilige geest vervuld’

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • ‘Met heilige geest vervuld’
  • ‘Geef grondig getuigenis over Gods Koninkrijk’
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • ‘Allemaal op dezelfde plaats bij elkaar’ (Handelingen 2:1-4)
  • ‘We horen allemaal onze eigen moedertaal’ (Handelingen 2:5-13)
  • ‘Petrus stond op’ (Handelingen 2:14-37)
  • ‘Laat je dopen’ (Handelingen 2:38-47)
  • Petrus predikt met Pinksteren
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1996
  • Het christendom verbreidt zich onder joden in de eerste eeuw
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2005
  • Pontus
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Pontus
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
Meer weergeven
‘Geef grondig getuigenis over Gods Koninkrijk’
bt hfst. 3 blz. 20-27

HOOFDSTUK 3

‘Met heilige geest vervuld’

Welke uitwerking de uitstorting van de heilige geest met Pinksteren had

Gebaseerd op Handelingen 2:1-47

1. Beschrijf de sfeer van het pinksterfeest.

IN DE straten van Jeruzalem heerst een gezellige drukte.a Er stijgt rook op van het tempelaltaar terwijl de Levieten het hallel (Psalm 113-118) zingen, waarschijnlijk als beurtzang. Overal lopen bezoekers rond uit verafgelegen plaatsen als Elam, Mesopotamië, Kappadocië, Pontus, Egypte en Rome.b Wat is er aan de hand? Het is Pinksteren, ook wel ‘de dag van de eerste opbrengst’ genoemd (Num. 28:26). Dit jaarlijkse feest vindt plaats aan het eind van de gerstoogst en het begin van de tarweoogst. Het is een dag waarop iedereen vrolijk is.

Een kaart met de plaatsen waar degenen vandaan kwamen die met Pinksteren 33 het goede nieuws hoorden. 1. Gebieden: Libië, Egypte, Ethiopië, Bithynië, Pontus, Kappadocië, Judea, Mesopotamië, Babylonië, Elam, Medië en Parthië. 2. Steden: Rome, Alexandrië, Memphis, Antiochië (in Syrië), Jeruzalem en Babylon. 3. Zeeën: Middellandse Zee, Zwarte Zee, Rode Zee, Kaspische Zee en Perzische Golf.

JERUZALEM — HET CENTRUM VAN HET JODENDOM

De eerste hoofdstukken van Handelingen spelen zich grotendeels af in Jeruzalem. Deze stad ligt in de Judese heuvels, zo’n 55 kilometer ten oosten van de Middellandse Zee. In 1070 v.Chr. veroverde koning David de vesting die op de berg Sion lag, en de stad die rondom deze plek ontstond werd de hoofdstad van het volk Israël.

Dicht bij de berg Sion ligt de berg Moria. Volgens de oude Joodse traditie probeerde Abraham daar Isaäk te offeren, zo’n 1900 jaar vóór de gebeurtenissen die in Handelingen beschreven worden. De berg Moria ging bij de stad horen toen Salomo de eerste tempel van Jehovah op die berg bouwde. Dit bouwwerk werd het centrum van het openbare leven en de aanbidding van de Joden.

Joden uit de hele wereld kwamen geregeld naar Jehovah’s tempel om offers te brengen, God te aanbidden en de periodieke feesten te vieren. Daarmee gehoorzaamden ze Gods gebod: ‘Drie keer per jaar moeten alle mannen onder jullie voor Jehovah, je God, verschijnen op de plaats die hij uitkiest’ (Deut. 16:16). In Jeruzalem bevond zich ook het Grote Sanhedrin: de Joodse Hoge Raad en nationale bestuursraad.

2. Welke bijzondere gebeurtenissen vinden plaats met Pinksteren 33?

2 Op deze ochtend in de lente van het jaar 33 gebeurt er rond negen uur iets waarover mensen zich nog eeuwenlang zullen verbazen. Plotseling komt er ‘uit de hemel een geluid dat klinkt als een sterke windvlaag’ (Hand. 2:2). Het harde geluid vult het huis waar ongeveer 120 discipelen van Jezus bijeengekomen zijn. Dan gebeurt er iets heel bijzonders. Er worden een soort vuurtongenc zichtbaar, en op elke discipel daalt er één neer. Vervolgens worden de discipelen ‘met heilige geest vervuld’ en ze beginnen in allerlei talen te spreken! Als ze naar buiten gaan, zijn de bezoekers die ze in de straten van Jeruzalem tegenkomen stomverbaasd dat ze met hen kunnen praten! Het is zelfs zo dat iedereen ‘de discipelen in zijn eigen taal hoort spreken’ (Hand. 2:1-6).

3. (a) Waarom kan Pinksteren 33 een mijlpaal in de geschiedenis van de ware aanbidding worden genoemd? (b) Wat had Petrus’ toespraak te maken met ‘de sleutels van het Koninkrijk’?

3 Dit aanmoedigende verslag beschrijft een mijlpaal in de ware aanbidding, namelijk de oprichting van een natie: het geestelijke Israël, de gezalfde christelijke gemeente (Gal. 6:16). Maar er gebeurde nog meer. Toen Petrus die dag de menigte toesprak, gebruikte hij de eerste van de drie ‘sleutels van het Koninkrijk’ (Matth. 16:18, 19). Elk van die sleutels zou het voor een bepaalde groep mensen mogelijk maken een bijzonder voorrecht te krijgen. De eerste sleutel maakte het voor Joden en proselietend mogelijk om het goede nieuws te aanvaarden en met Gods heilige geest te worden gezalfd. Daardoor zouden ze deel worden van het geestelijke Israël en de hoop krijgen om in het Messiaanse Koninkrijk als koning en priester te regeren (Openb. 5:9, 10). Later zouden Samaritanen dat voorrecht krijgen en daarna ook heidenen. Wat kunnen christenen in deze tijd leren van de bijzondere gebeurtenissen met Pinksteren 33?

‘Allemaal op dezelfde plaats bij elkaar’ (Handelingen 2:1-4)

4. Hoe zet de huidige christelijke gemeente het werk voort van de gemeente die in 33 werd gevormd?

4 De christelijke gemeente begon met ongeveer 120 discipelen die ‘allemaal op dezelfde plaats’, in een bovenkamer, bijeenwaren en met heilige geest werden gezalfd (Hand. 2:1). Tegen het eind van die dag bestond de gemeente uit duizenden gedoopte personen. En dat was nog maar het begin van de groei van een organisatie die zich nog steeds uitbreidt! De huidige christelijke gemeente, die bestaat uit mannen en vrouwen die God aanbidden, is het middel waardoor het ‘goede nieuws van het Koninkrijk op de hele bewoonde aarde wordt gepredikt als een getuigenis voor alle volken’ voordat er een eind komt aan dit tijdperk (Matth. 24:14).

5. Welk voordeel zou omgang met de christelijke gemeente hebben, zowel in de eerste eeuw als nu?

5 De gemeente zou ook een bron van geestelijke kracht zijn voor de christenen — eerst voor de gezalfden en later ook voor de ‘andere schapen’ (Joh. 10:16). Paulus uitte in zijn brief aan de christenen in Rome zijn waardering voor de steun die geloofsgenoten elkaar binnen de gemeente geven: ‘Ik verlang ernaar jullie te zien om jullie te laten delen in een geestelijke gave zodat jullie sterk worden gemaakt, of liever, zodat we elkaar kunnen opbouwen door ons geloof, zowel dat van jullie als dat van mij’ (Rom. 1:11, 12).

ROME — DE HOOFDSTAD VAN EEN WERELDRIJK

In de periode die in Handelingen wordt besproken, was Rome de grootste en in politiek opzicht belangrijkste stad van de toen bekende wereld. Rome was de hoofdstad van een wereldrijk dat op zijn hoogtepunt een gebied omvatte van Groot-Brittannië tot Noord-Afrika en van de Atlantische Oceaan tot de Perzische Golf.

Rome was een smeltkroes van culturen, rassen, talen en bijgeloof. Dankzij een netwerk van goed onderhouden wegen kwamen er uit elke hoek van het rijk reizigers en ook allerlei handelswaar. In de nabijgelegen havenstad Ostia legden schepen aan die over drukke handelsroutes heen en weer voeren en die voedsel en luxegoederen afleverden voor de stad.

In de eerste eeuw woonden er ruim een miljoen mensen in Rome. Zo’n beetje de helft van de bevolking bestond uit slaven: veroordeelde misdadigers, kinderen die door hun ouders verkocht of in de steek gelaten waren, en mensen die tijdens veldtochten van de Romeinse legioenen gevangen waren genomen. Er waren ook Joden als slaven naar Rome gebracht nadat Jeruzalem in 63 v.Chr. door de Romeinse generaal Pompeius was ingenomen.

Het grootste deel van de vrijen bestond uit arme mensen, die dicht op elkaar woonden in huizen met meerdere verdiepingen en die afhankelijk waren van ondersteuning van de overheid. In contrast daarmee lieten de keizers in hun hoofdstad enkele van de indrukwekkendste openbare gebouwen neerzetten die ooit zijn gebouwd, zoals theaters en grote stadions waar onder andere toneelstukken, gladiatorengevechten en wagenrennen werden gehouden — allemaal gratis amusement voor de bevolking van Rome.

6, 7. Hoe voert de christelijke gemeente in deze tijd Jezus’ opdracht uit om tot alle volken te prediken?

6 In deze tijd heeft de christelijke gemeente dezelfde doelen als de gemeente in de eerste eeuw. Jezus gaf zijn discipelen de opdracht een bijzonder werk te doen dat veel uitdagingen met zich zou brengen. Hij zei tegen ze: ‘Maak discipelen van mensen uit alle volken. Doop ze in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leer ze om zich te houden aan alles wat ik jullie heb opgedragen’ (Matth. 28:19, 20).

7 Jehovah gebruikt de christelijke gemeente van Jehovah’s Getuigen om dat werk in deze tijd uit te voeren. Hoewel het een uitdaging is om mensen te bereiken die verschillende talen spreken, produceren Jehovah’s Getuigen Bijbels materiaal in meer dan 1000 talen. Als jij geregeld de bijeenkomsten van de gemeente bezoekt en een aandeel hebt aan de prediking en het maken van discipelen, dan heb je een bijzonder voorrecht: je hoort bij de relatief kleine groep op aarde die in deze tijd grondig getuigenis geeft over Jehovah’s naam! Dat is iets wat veel vreugde geeft.

8. Welke hulp krijgen we via de christelijke gemeente?

8 Als hulp om in deze moeilijke tijd met vreugde te volharden, heeft Jehovah ons een wereldwijde broederschap gegeven. Paulus schreef aan de Hebreeuwse christenen: ‘Laten we op elkaar letten om elkaar aan te sporen liefde te tonen en het goede te doen. Sla onze bijeenkomsten niet over, zoals de gewoonte van sommigen is, maar moedig elkaar aan, en dat des te meer naarmate je de dag dichterbij ziet komen’ (Hebr. 10:24, 25). De christelijke gemeente is een voorziening van Jehovah zodat je anderen kunt aanmoedigen en zelf ook aangemoedigd wordt. Blijf dicht bij je broeders en zusters. Houd er nooit mee op de vergaderingen te bezoeken!

‘We horen allemaal onze eigen moedertaal’ (Handelingen 2:5-13)

Jezus’ discipelen prediken in een drukke straat tot Joden en proselieten.

‘We horen ze in onze eigen taal over de grote daden van God praten.’ — Handelingen 2:11

9, 10. Wat hebben sommigen gedaan om personen te bereiken die een andere taal spreken?

9 Stel je eens voor wat een opschudding er met Pinksteren 33 geweest moet zijn onder zowel de Joden als de proselieten. De meesten van hen spraken waarschijnlijk een gemeenschappelijke taal, zoals Grieks of Hebreeuws. Maar nu ‘hoorden ze de discipelen in hun eigen taal spreken’ (Hand. 2:6). Het zal ze zeker hebben geraakt dat ze het goede nieuws in hun moedertaal hoorden. Natuurlijk gebeuren er nu geen wonderen waardoor christenen opeens een andere taal kunnen spreken. Maar velen stellen zich beschikbaar om de Koninkrijksboodschap te prediken tot mensen uit alle landen. Sommigen hebben een nieuwe taal geleerd en dienen in een anderstalige gemeente in de omgeving of zijn zelfs naar een ander land verhuisd. Vaak hebben ze gemerkt dat de mensen echt onder de indruk zijn van de moeite die ze doen.

10 Neem bijvoorbeeld Christine, die samen met zeven andere Getuigen een cursus Gujarati volgde. Toen ze erachter kwam dat een collega van haar Gujarati sprak, begroette ze de jonge vrouw in haar moedertaal. De vrouw was onder de indruk en wilde weten waarom Christine moeite deed om zo’n moeilijke taal als Gujarati te leren. De vrouw zei tegen haar: ‘Je hebt vast iets belangrijks te vertellen.’ Christine kon een goed getuigenis geven.

11. Hoe kun je je erop voorbereiden om te prediken tot mensen die een andere taal spreken?

11 Natuurlijk kan niet iedereen een andere taal leren. Maar je kunt je er wel op voorbereiden om te prediken tot mensen die een andere taal spreken. Je kunt bijvoorbeeld de JW Language®-app gebruiken om een simpele begroeting te leren in een taal die in jouw omgeving veel gesproken wordt. Je kunt ook een paar zinnen in die taal leren om de interesse van mensen te wekken. Wijs ze op jw.org en laat ze eventueel zien hoeveel video’s en publicaties er in hun taal beschikbaar zijn. Door zulke hulpmiddelen in de dienst te gebruiken, zul je dezelfde vreugde ervaren als de broeders en zusters in de eerste eeuw toen mensen uit andere landen verbaasd waren omdat ze het goede nieuws ‘in hun eigen taal’ hoorden.

JODEN IN MESOPOTAMIË EN EGYPTE

Het boek Geschichte des jüdischen Volkes im Zeitalter Jesu Christi zegt: ‘In Mesopotamië, Medië en Babylonië woonden de nakomelingen van onderdanen van het tienstammenrijk [Israël] en het rijk Juda die daar ooit heen waren gedeporteerd door de Assyriërs en de Babyloniërs.’ Volgens Ezra 2:64 keerden maar 42.360 Israëlieten uit de ballingschap in Babylon terug naar Jeruzalem. Dat gebeurde in 537 v.Chr. Flavius Josephus schreef dat er in de eerste eeuw n.Chr. in Babylonië tienduizenden Joden woonden. In die gemeenschappen werd tussen de derde en de vijfde eeuw het werk samengesteld dat bekendstaat als de Babylonische Talmoed.

Uit documenten is gebleken dat er al in de zesde eeuw v.Chr. Joden in Egypte woonden. In die periode richtte Jeremia een boodschap tot de Joden die in verschillende delen van Egypte woonden, waaronder Memphis (Jer. 44:1, vtn.). Waarschijnlijk zijn er tijdens de hellenistische periode grote aantallen Joden naar Egypte geëmigreerd. Josephus zegt dat Joden tot de eerste kolonisten van Alexandrië behoorden. Na verloop van tijd kregen ze een heel stadsdeel toegewezen. In de eerste eeuw beweerde de Joodse schrijver Philo dat er verspreid over Egypte wel een miljoen Joden woonden, van ‘Libië tot aan de grens met Ethiopië’.

‘Petrus stond op’ (Handelingen 2:14-37)

12. (a) Van welke profetie was het wonder met Pinksteren 33 een vervulling? (b) Waarom werd er in de eerste eeuw een vervulling van Joëls profetie verwacht?

12 ‘Petrus stond op’ om de internationale groep mensen toe te spreken (Hand. 2:14). Hij legde uit dat God de discipelen door een wonder in verschillende talen liet spreken als vervulling van de profetie van Joël: ‘Ik zal mijn geest uitstorten op alle soorten mensen’ (Joël 2:28). Voordat Jezus naar de hemel opsteeg, had hij tegen zijn discipelen gezegd: ‘Ik zal de Vader een verzoek doen en hij zal jullie een andere helper geven.’ Jezus noemde die helper ‘de geest’ (Joh. 14:16, 17).

13, 14. Hoe probeerde Petrus het hart van mensen te bereiken, en hoe kun je hetzelfde doen?

13 Petrus’ slotwoorden tot de groep mensen waren heel rechtstreeks: ‘Laat het hele huis van Israël ervan overtuigd zijn dat God deze Jezus, die jullie aan een paal hebben gehangen, als Heer en als Christus heeft aangesteld’ (Hand. 2:36). Natuurlijk waren de meesten van die groep er niet bij toen Jezus aan een martelpaal werd gehangen. Toch hadden ze als volk een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor die daad. Maar merk op dat Petrus zijn mede-Joden met respect toesprak en een beroep deed op hun hart. Zijn doel was om ze tot berouw te brengen en niet om ze te veroordelen. Namen de mensen aanstoot aan wat Petrus zei? Nee, ze waren ‘diep in hun hart geraakt’ en vroegen: ‘Wat moeten we doen?’ (Hand. 2:37) Waarschijnlijk heeft Petrus’ positieve benadering geholpen hun hart te bereiken, waardoor ze berouw kregen.

14 Wij allemaal kunnen Petrus navolgen in de manier waarop hij het hart probeerde te bereiken. In de prediking hoef je geen punt te maken van ieder on-Bijbels idee dat een huisbewoner heeft. Het is beter om in te gaan op punten van overeenkomst. Als je een gemeenschappelijke basis met de huisbewoner hebt gelegd, kun je daarna tactvol aan de hand van de Bijbel redeneren. Als je Bijbelse waarheden op zo’n positieve manier presenteert, is de kans groter dat oprechte mensen goed op de boodschap reageren.

DE CHRISTENEN IN PONTUS

In de menigte die naar Petrus’ toespraak met Pinksteren 33 luisterde, bevonden zich Joden uit Pontus, een streek in het noorden van Klein-Azië (Hand. 2:9). Blijkbaar namen enkelen van hen het goede nieuws mee terug naar huis, want Petrus richtte zijn eerste brief tot gelovigen ‘die verspreid zijn’g over onder andere Pontus (1 Petr. 1:1). Uit zijn brief blijkt dat deze christenen ‘onder allerlei beproevingen te lijden hadden’ vanwege hun geloof (1 Petr. 1:6). Waarschijnlijk hadden ze te maken met tegenstand en vervolging.

In brieven van Plinius de Jongere (gouverneur van de Romeinse provincie Bithynië en van Pontus) aan keizer Trajanus lezen we over andere beproevingen waarmee de christenen in Pontus te maken kregen. In een brief die hij rond het jaar 112 vanuit Pontus schreef, berichtte hij dat de ‘besmetting’ van het christendom iedereen bedreigde, ongeacht leeftijd, geslacht of positie. Plinius gaf personen die ervan beschuldigd werden christen te zijn de gelegenheid het te ontkennen, en wie dat niet deed werd terechtgesteld. Iedereen die Christus vervloekte of een gebed opzei voor de goden of voor een beeld van Trajanus, werd vrijgelaten. Plinius erkende: ‘Dit zijn allemaal dingen waar men echte christenen nooit toe kan dwingen.’

g Het Griekse woord dat weergegeven is met ‘die verspreid zijn’, betekent ‘van de diaspora’. Deze uitdrukking heeft een Joodse bijklank, wat aangeeft dat veel van de eerste bekeerlingen uit Joodse gemeenschappen kwamen.

‘Laat je dopen’ (Handelingen 2:38-47)

15. (a) Waartoe spoorde Petrus de Joden aan, en hoe reageerden ze daarop? (b) Waarom konden duizenden die het goede nieuws met Pinksteren hoorden nog diezelfde dag gedoopt worden?

15 Op die bijzondere dag van Pinksteren 33 zei Petrus tegen Joden en proselieten die positief reageerden: ‘Heb berouw, en laat je dopen’ (Hand. 2:38). Het resultaat was dat zo’n 3000 van hen werden gedoopt, waarschijnlijk in bassins in of rond Jeruzalem.e Was dat een impulsieve beslissing? Is dit een precedent voor Bijbelstudenten en kinderen van christelijke ouders om zich snel te laten dopen, nog voordat ze er klaar voor zijn? Nee. De Joden en proselieten die met Pinksteren 33 werden gedoopt, waren ijverige studenten van Gods Woord en maakten deel uit van een volk dat aan Jehovah was opgedragen. Ook waren ze al heel ijverig: sommigen hadden zelfs lang gereisd om bij dit jaarlijkse feest te kunnen zijn. Nu ze de belangrijke waarheden over Jezus’ rol in Gods voornemen hadden aanvaard, waren ze er klaar voor om God te dienen als gedoopte volgelingen van Christus.

WIE WAREN DE PROSELIETEN?

‘Zowel Joden als proselieten’ luisterden naar Petrus’ toespraak met Pinksteren 33 (Hand. 2:10). Toen er bekwame mannen werden aangesteld over de ‘noodzakelijke taak’ van de dagelijkse voedselverdeling, was een van hen Nikolaüs, ‘een proseliet uit Antiochië’ (Hand. 6:3-5).

Proselieten waren heidenen, oftewel niet-Joden, die tot het Jodendom waren bekeerd. Ze werden als Joden bezien omdat ze de God en de wet van Israël aanvaardden, alle andere goden afwezen, zich lieten besnijden (in het geval van mannen) en zich bij het volk Israël aansloten.

Nadat de Joden in 537 v.Chr. uit ballingschap in Babylon waren bevrijd, vestigden velen van hen zich ver buiten Israël terwijl ze vasthielden aan het Jodendom. Hierdoor kwamen mensen overal in het Midden-Oosten in aanraking met de Joodse godsdienst. Schrijvers uit de oudheid als Horatius en Seneca bevestigen dat in veel landen grote groepen zich tot de Joden en hun geloof aangetrokken voelden, zich bij de Joodse gemeenschap aansloten en proselieten werden.

16. Hoe toonden de christenen in de eerste eeuw zelfopoffering?

16 Het was duidelijk dat Jehovah die groep zegende. Het verslag zegt: ‘Alle mensen die gelovigen werden, waren bij elkaar en deelden alles wat ze hadden. Ze verkochten hun bezittingen, deelden de opbrengst uit en gaven iedereen wat hij nodig had’ (Hand. 2:44, 45).f Die liefdevolle, zelfopofferende houding is voor alle christenen een mooi voorbeeld.

17. Welke stappen moet iemand doen om gedoopt te kunnen worden?

17 Bij de christelijke opdracht en doop komen volgens de Bijbel een aantal stappen kijken. Iemand moet kennis in zich opnemen uit de Bijbel (Joh. 17:3). Hij moet geloof hebben en oprecht berouw tonen over zijn vroegere manier van leven (Hand. 3:19). Dan moet hij zich bekeren of omkeren en zich gaan bezighouden met goede daden die in overeenstemming zijn met Gods wil (Rom. 12:2; Ef. 4:23, 24). Na die stappen kan hij zich in gebed aan God opdragen en zich laten dopen (Matth. 16:24; 1 Petr. 3:21).

18. Welk voorrecht hebben gedoopte discipelen van Christus?

18 Ben jij een opgedragen, gedoopte discipel van Jezus Christus? Wees dan heel dankbaar voor het voorrecht dat je hebt gekregen. Net als de discipelen in de eerste eeuw die met heilige geest vervuld werden, kan Jehovah je gebruiken om grondig getuigenis te geven en zijn wil te doen!

a Zie het kader ‘Jeruzalem — Het centrum van het Jodendom’.

b Zie de kaders ‘Rome — De hoofdstad van een wereldrijk’, ‘Joden in Mesopotamië en Egypte’ en ‘De christenen in Pontus’.

c De ‘vuurtongen’ waren niet van letterlijk vuur, maar het waren ‘een soort vuurtongen’. Blijkbaar zag de zichtbare manifestatie van de heilige geest op elke discipel eruit als een vuurvlam.

d Zie het kader ‘Wie waren de proselieten?’.

e Ter vergelijking: op 7 augustus 1993 werden op een internationaal congres van Jehovah’s Getuigen in Kiev (Oekraïne) 7402 personen gedoopt in zes bassins. De doop duurde in totaal twee uur en een kwartier.

f Deze tijdelijke regeling voorzag in een behoefte die ontstond doordat bezoekers in Jeruzalem bleven om verder geestelijk opgebouwd te worden. De christenen deelden vrijwillig hun bezittingen met elkaar. Dit mag niet verward worden met de een of andere vorm van communisme (Hand. 5:1-4).

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen