Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w87 1/8 blz. 10-15
  • Christus’ actieve leiderschap over zijn gemeente

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Christus’ actieve leiderschap over zijn gemeente
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1987
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Goddelijke middelen voor het geven van actieve leiding
  • Een zichtbaar besturend lichaam
  • Christus’ persoonlijke leiderschap
  • Christus steunde leden van het besturende lichaam
  • Een ongewone beslissing
  • Christus geeft nog steeds actieve leiding aan zijn gemeente
  • Wie leidt Gods volk in deze tijd?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (studie-uitgave) 2017
  • Vragen van lezers
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1985
  • Met het Besturende Lichaam in deze tijd samenwerken
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1990
  • Hoe functioneert het Besturende Lichaam in deze tijd?
    Wie doen nu Jehovah’s wil?
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1987
w87 1/8 blz. 10-15

Christus’ actieve leiderschap over zijn gemeente

„De God van onze Heer Jezus Christus . . . heeft hem hoofd over alle dingen gemaakt met betrekking tot de gemeente.” — Efeziërs 1:17, 22.

1. Hoe zouden heel wat leden van de kerken der christenheid de vraag beantwoorden: ’Wie is uw leider?’ maar welk antwoord geven Jehovah’s Getuigen?

JEHOVAH’S GETUIGEN erkennen geen enkel mens als hun leider. In hun organisatiestructuur treft men geen overeenkomst aan met de structuur van christelijke organisaties met aan het hoofd een paus, zoals in de Rooms-Katholieke Kerk, of met patriarchen, zoals in de oosters-orthodoxe kerken, of met leiders of voorgangers, zoals dat in andere kerken en sekten der christenheid het geval is. Jehovah’s Getuigen zijn loyaal toegewijd aan Jezus Christus, het Hoofd van de christelijke gemeente, die zei: „Eén is uw Leider, de Christus.” — Matthéüs 23:10.

2. Waarom erkennen Jehovah’s Getuigen Christus als het Hoofd van de christelijke gemeente, maar welke vragen zouden gesteld kunnen worden?

2 Tijdens het pinksterfeest verklaarde de apostel Petrus: „David . . . is niet naar de hemelen opgestegen, maar hij zegt zelf: ’Jehovah heeft tot mijn Heer gezegd: „Zit aan mijn rechterhand, totdat ik uw vijanden tot een voetbank voor uw voeten stel.”’ Laat daarom het gehele huis van Israël met volle zekerheid weten, dat God deze Jezus, die gij aan een paal hebt gehangen, zowel tot Heer als tot Christus heeft gemaakt” (Handelingen 2:34-36). Zijn wij echter geneigd te denken dat hoewel wij erkennen dat Jezus in 33 G.T. tot Heer en Hoofd van de gemeente werd gemaakt, hij in afwachting van zijn troonsbestijging in 1914 passief aan Jehovah’s rechterhand heeft gezeten? Beseffen wij ten volle dat Christus helemaal vanaf het begin zijn gemeente actief heeft geleid?

Goddelijke middelen voor het geven van actieve leiding

3. Wat beloofde Jezus zijn discipelen te zullen zenden, en hoe weten wij dat hij niet over een persoon sprak?

3 De avond voor zijn dood zei Jezus tot zijn getrouwe apostelen: „Het is in uw belang dat ik heenga. Want als ik niet heenga, zal de helper geenszins tot u komen; maar als ik wel heenga, zal ik hem tot u zenden” (Johannes 16:7). Hij zou geen persoon maar een werkzame kracht zenden. Vlak voordat hij naar de hemel opsteeg, zette hij dit duidelijk uiteen door tot zijn bijeengekomen discipelen te zeggen: „Ik zend over u uit wat door mijn Vader beloofd is. Gij moet echter in de stad blijven totdat gij met kracht van boven wordt bekleed.” — Lukas 24:49.

4. Hoe werd de heilige geest vanaf Pinksteren gebruikt?

4 Jezus’ getrouwe discipelen bleven tot Pinksteren in de omgeving van Jeruzalem. Op die dag werden zij, zoals was beloofd, „met heilige geest vervuld”. Petrus legde de volgende verklaring af: „Daarom heeft hij [Jezus], daar hij tot Gods rechterhand werd verhoogd en de beloofde heilige geest van de Vader heeft ontvangen, dit uitgestort wat gij ziet en hoort” (Handelingen 2:4, 33). Door middel hiervan verwekte Jehovah deze vroege christenen tot zijn geestelijke zonen (Galaten 4:6). Ook ontving Jezus de geest van zijn Vader om door middel daarvan vanuit zijn hemelse positie aan Gods rechterhand zijn gemeente op aarde actief te leiden.

5, 6. (a) Wat is nog een middel dat aan Christus gegeven is om hem in staat te stellen zijn gemeente op aarde te leiden? (b) Geef specifieke voorbeelden van de wijze waarop Jezus dit middel aanwendde ten behoeve van zijn discipelen en ter ondersteuning van het predikingswerk.

5 Verder schreef de apostel Petrus over Jezus: „Hij is aan Gods rechterhand, want hij is heengegaan naar de hemel, en engelen en autoriteiten en krachten werden aan hem onderworpen” (1 Petrus 3:22). De tussenkomst van engelen vormt derhalve nog een middel dat Jehovah Christus ter beschikking heeft gesteld om hem in staat te stellen actief leiding te geven aan de christelijke gemeente.

6 Wanneer wij daarom in het boek Handelingen lezen dat „Jehovah’s engel” of „een engel van God” ter ondersteuning van het christelijke predikingswerk optrad of tussenbeide kwam ten behoeve van leden van de christelijke gemeente, is er elke reden om te geloven dat zulke engelen dit deden onder de supervisie van Christus Jezus (Handelingen 5:19; 8:26; 10:3-7, 22; 12:7-11; 27:23, 24). Als „de aartsengel Michaël” heeft Christus de beschikking over engelen, en hij bediende zich van hen om in de eerste eeuw G.T. actief leiding te geven aan de christelijke gemeente. — Judas 9; 1 Thessalonicenzen 4:16.

Een zichtbaar besturend lichaam

7. Van welk ander werktuig bediende Christus zich om leiding te geven aan zijn gemeente, en welke schriftplaatsen spreken over dit „ambt van opzicht”?

7 Uit de Schrift blijkt ook dat Jezus Christus zich van een als een besturend lichaam optredende groep mannen bediende ten einde zijn gemeente op aarde te leiden. Het schijnt dat dit besturende lichaam in het begin enkel uit de elf apostelen bestond. Toen men wilde weten wat Jehovah’s wil was in de kwestie van een plaatsvervanger voor Judas Iskáriot, deed Petrus een aanhaling uit Psalm 109:8, waar staat: „Iemand anders neme zijn ambt van opzicht.” Toen, in hun gebed tot Jehovah, vroegen Petrus en zijn metgezellen aan God of hij de man wilde aanwijzen die ’de plaats zou innemen van deze bediening en dit apostelschap, waarvan Judas was afgeweken’. Matthias werd aangesteld om „[samen] met de elf apostelen” dienst te verrichten. — Handelingen 1:20, 24-26.

8. Uit welke twee vroege voorbeelden blijkt hoe Christus zich van leden van het zichtbare besturende lichaam bediende?

8 Het eerste in de Schrift opgetekende geval waarin de twaalf apostelen zich als een besturend lichaam kweten van dit „ambt van opzicht”, was toen zij geestelijk bekwame mannen aanstelden om hun broeders in de vroege gemeente te dienen (Handelingen 6:1-6). Het tweede geval was toen Filippus Christus begon te prediken tot de Samaritanen. Dit had tot gevolg dat „de apostelen in Jeruzalem . . . Petrus en Johannes naar hen toe [zonden]”. Pas nadat deze vertegenwoordigende leden van het besturende lichaam de Samaritanen de handen hadden opgelegd, ’ontvingen zij voorts heilige geest’. — Handelingen 8:5, 14-17.

Christus’ persoonlijke leiderschap

9. Werkte Christus altijd via engelen of het besturende lichaam? Geef een voorbeeld.

9 Zo had Christus dus direct vanaf het begin van de christelijke gemeente de beschikking over de heilige geest, engelen en een zichtbaar besturend lichaam om hem in staat te stellen actieve leiding te geven aan zijn discipelen op aarde. Nu en dan trad hij zelfs in eigen persoon op. Christus zelf bekeerde bijvoorbeeld Saulus van Tarsus (Handelingen 9:3-6). Drie dagen later sprak Jezus rechtstreeks tot „een zekere discipel”, Ananías genaamd. In een onthulling van de drievoudige missie die hij voor Saulus in gedachten had, zei Jezus tot Ananías: „Deze man is mij een uitverkoren vat om mijn naam uit te dragen zowel tot de natiën als tot koningen en de zonen van Israël” (Handelingen 9:10-15). Christus riep Saulus voor een speciaal werk. Saulus werd aldus een apostel of uitgezondene, beter bekend als de apostel Paulus.

10. Hoe hield Christus in eigen persoon toezicht op het predikingswerk?

10 Christus hield in eigen persoon toezicht op het predikingswerk. Door middel van de heilige geest, die hij van zijn Vader Jehovah had ontvangen, gaf hij de aanzet tot de zendingsreizen van Paulus en toonde hij er persoonlijke belangstelling voor. Wij lezen: „De heilige geest [zei]: ’Zondert mij van allen Barnabas en Saulus af voor het werk waarvoor ik hen heb geroepen.’ . . . Derhalve gingen deze mannen, die door de heilige geest waren uitgezonden, naar Seleucië en voeren vandaar” weg op de eerste zendingsreis (Handelingen 13:2-4). Natuurlijk kon de heilige geest, Jehovah’s werkzame kracht, noch iets uit zichzelf ’zeggen’ noch uit zichzelf iemand ’uitzenden’. Het ligt voor de hand dat Christus, het Hoofd van de gemeente, degene was die zich van de geest bediende om de aangelegenheden te leiden.

11. Wat gebeurde er tijdens Paulus’ tweede zendingsreis, en hoe blijkt hier duidelijk uit dat Jezus zich van de geest bediende om het predikingswerk te leiden?

11 Dat Jezus zich op zo’n wijze van de geest bediende om actieve leiding aan de vroege christenen te geven, blijkt duidelijk uit het verslag over Paulus’ tweede zendingsreis. Nadat Paulus en zijn reisgezellen opnieuw een bezoek hadden gebracht aan gemeenten in Lykaonië (een streek van Klein-Azië) die gedurende de eerste zendingsreis waren opgericht, lag het blijkbaar in hun bedoeling westwaarts te gaan, door de Romeinse provincie Asia heen. Waarom weken zij van hun plan af? „Omdat het hun door de heilige geest was verboden het woord in het district Asia te spreken” (Handelingen 15:36, 40, 41; 16:1-6). Maar wie bediende zich van Jehovah’s heilige geest om hen te leiden? Het volgende vers geeft het antwoord. Wij zien daar dat toen zij naar het noorden gingen, met de bedoeling om in Bithynië te gaan prediken, ’de geest van Jezus hun dit niet toestond’ (Handelingen 16:7). Ja, Jezus Christus bediende zich van de geest die hij van zijn Vader had ontvangen om het predikingswerk actief te leiden. Hij en zijn Vader Jehovah wilden dat het goede nieuws zich tot Europa zou verbreiden en daarom kreeg Paulus een visioen waarin dit duidelijk werd gemaakt. — Handelingen 16:9, 10.

Christus steunde leden van het besturende lichaam

12, 13. Wat gebeurde er toen Paulus Jeruzalem voor het eerst als christen bezocht waaruit blijkt dat Christus achter de beslissingen van de verantwoordelijke broeders in die stad stond?

12 Toen de apostel Paulus voor het eerst in contact kwam met de discipelen in Jeruzalem, was het te begrijpen dat zij hem ongaarne ontmoetten. „Barnabas kwam hem daarom te hulp en bracht hem bij de apostelen” (Handelingen 9:26, 27). Paulus bracht vijftien dagen met de apostel Petrus door. Hij maakte ook kennis met Jezus’ halfbroer Jakobus, die toen een van de ouderlingen van de gemeente Jeruzalem was (Galaten 1:18, 19). Verderop in het boek Handelingen blijkt dat de ouderlingen van Jeruzalem, te zamen met de twaalf apostelen, deel gingen uitmaken van het besturende lichaam van de vroege christelijke gemeente. — Handelingen 15:2; 21:18.

13 Gedurende de twee weken dat Paulus in Jeruzalem verbleef, gaf hij getuigenis aan de Griekssprekende joden, maar „dezen deden . . . pogingen hem om het leven te brengen”. Lukas voegt toe dat ’toen de broeders dit te weten kwamen, zij hem naar Cesarea brachten en hem wegzonden naar Tarsus’ (Handelingen 9:28-30). Maar wie stond achter deze verstandige beslissing? Jaren later, toen Paulus over dezelfde episode in zijn leven vertelde, zei hij dat Jezus aan hem was verschenen en hem de opdracht had gegeven Jeruzalem vlug te verlaten. Toen Paulus bezwaren maakte, zei Jezus vervolgens: „Ga heen, want ik zal u naar verre natiën uitzenden” (Handelingen 22:17-21). Vanuit de hemel volgde Christus de aangelegenheden aandachtig en hij trad op, zowel via de verantwoordelijke broeders in Jeruzalem als door rechtstreeks tot Paulus te spreken.

14. Hoe blijkt uit een vergelijking van het verslag in Handelingen met de brief aan de Galaten dat Christus de aangelegenheden bestuurde met betrekking tot de door het besturende lichaam belegde vergadering inzake de besnijdenis?

14 Insgelijks komt uit een oplettend lezen van de Schrift duidelijk naar voren dat Christus de persoon was achter de belangrijke vergadering die door het besturende lichaam werd belegd om de kwestie tot klaarheid te brengen of christenen die uit de heidenen waren gekomen, zich moesten laten besnijden en de Wet van Mozes moesten onderhouden. In het boek Handelingen staat dat toen de kwestie rees „zij [ongetwijfeld de verantwoordelijke leden of ouderlingen van de gemeente Antiochíë] regelingen [troffen] dat Paulus en Barnabas en enkele anderen van hen in verband met dit geschil zouden opgaan naar de apostelen en oudere mannen in Jeruzalem” (Handelingen 15:1, 2). Maar wanneer Paulus vertelt over de omstandigheden die ertoe leidden dat hij naar Jeruzalem ging om tot een beslissing te komen inzake de besnijdeniskwestie, zegt hij: „Ik ging op grond van een openbaring” (Galaten 2:1-3; vergelijk 1:12). Als het actieve Hoofd van de gemeente wilde Christus dat deze belangrijke leerstellige aangelegenheid door het voltallige besturende lichaam opgehelderd zou worden. Door middel van de heilige geest leidde hij de geest van deze toegewijde mannen bij het nemen van hun beslissing. — Handelingen 15:28, 29.

Een ongewone beslissing

15, 16. (a) Wat verlangde het besturende lichaam van Paulus nadat hij van zijn derde zendingsreis was teruggekeerd? (b) Waarom zou deze opdracht ongewoon kunnen schijnen, en waarom gaf Paulus er gehoor aan? (c) Welke vraag rijst er?

15 Nog een interessant voorbeeld van de wijze waarop Christus vanuit de hemel actief leiding gaf aan bepaalde aangelegenheden, vinden wij in het verslag over gebeurtenissen die zich na de derde zendingsreis van Paulus voordeden. Lukas vertelt dat Paulus, nadat hij naar Jeruzalem was teruggekeerd, ten overstaan van de op dat moment aanwezige leden van het besturende lichaam volledig verslag uitbracht. Lukas schreef: „Paulus [ging] met ons naar Jakobus; en alle oudere mannen waren daar aanwezig. En na hen te hebben begroet, verhaalde hij in bijzonderheden de dingen die God door middel van zijn bediening onder de natiën had gedaan” (Handelingen 21:17-19). Nadat de vergaderde groep mannen hem had aangehoord, gaven zij hem duidelijk omlijnde instructies en zeiden: ’Doe wat wij u zeggen.’ Zij gaven hem de opdracht naar de tempel te gaan en in het openbaar te demonstreren dat het niet waar was ’dat hij aan alle joden die onder de natiën leefden, afval van Mozes leerde door hun te zeggen dat zij hun kinderen niet moesten besnijden en hun leerde niet naar de plechtige gebruiken te wandelen’. — Handelingen 21:20-24.

16 Men zou de wijsheid van deze opdracht in twijfel kunnen trekken. Zoals wij reeds hebben gezien, hadden Jakobus, en misschien andere ouderlingen die bij beide gelegenheden aanwezig waren geweest, jaren voordien Paulus uit Jeruzalem weggestuurd omdat zijn leven door „Griekssprekende joden” bedreigd werd (Handelingen 9:29). In weerwil hiervan gaf Paulus in overeenstemming met wat hij reeds in 1 Korinthiërs 9:20 had gezegd, gehoor aan de opdracht. Maar gelijke oorzaken hebben gelijke gevolgen. „Joden uit [de Romeinse provincie] Asia” veroorzaakten een opschudding en trachtten Paulus te doden. Alleen door het snelle optreden van Romeinse soldaten werd hij ervoor gespaard gelyncht te worden (Handelingen 21:26-32). Waarom bracht Christus, aangezien hij het actieve Hoofd van de christelijke gemeente is, het besturende lichaam ertoe van Paulus te verlangen dat hij de tempel binnenging?

17. Hoe bleek deze ongewone beslissing een goddelijk ingrijpen te zijn, en wat wordt hierdoor te kennen gegeven?

17 Het antwoord wordt duidelijk wanneer wij beschouwen wat er de tweede nacht na Paulus’ arrestatie gebeurde. Hij had inmiddels een voortreffelijk getuigenis gegeven aan het gepeupel dat hem had getracht te doden en de volgende dag ook aan het Sanhedrin (Handelingen 22:1-21; 23:1-6). Voor de tweede keer werd hij bijna gelyncht. Maar die nacht verscheen Jezus aan hem en zei: „Houd goede moed! Want zoals gij in Jeruzalem een grondig getuigenis hebt gegeven over de dingen aangaande mij, zo moet gij ook in Rome getuigenis afleggen” (Handelingen 23:11). Denk aan de drievoudige missie die Christus voor Paulus had voorzegd (Handelingen 9:15). Paulus had Christus’ naam tot „de natiën” en tot „de zonen van Israël” uitgedragen maar de tijd was nu aangebroken dat hij aan „koningen” getuigenis moest afleggen. Vanwege die door het besturende lichaam genomen beslissing kon Paulus nu getuigenis afleggen aan de Romeinse procurators Felix en Festus, aan koning Herodes Agrippa II en ten slotte aan de Romeinse keizer Nero (Handelingen hfdst. 24–26; 27:24). Wie kan eraan twijfelen dat Christus achter dit alles stond?

Christus geeft nog steeds actieve leiding aan zijn gemeente

18. Wat zei Jezus Christus voordat hij naar de hemel opsteeg?

18 Voordat Jezus Christus zijn discipelen verliet en naar zijn Vaders rechterhand opsteeg, zei hij: „Alle autoriteit in de hemel en op aarde is mij gegeven. Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb. En ziet! ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen.” — Matthéüs 28:18-20.

19. Hoe wendde Jezus in de eerste eeuw de hem door God verleende autoriteit aan, en wat zal in het volgende artikel beschouwd worden?

19 Het boek Handelingen, waarin de geschiedenis van de vroege jaren van het christendom wordt verteld, laat zonder enig spoor van twijfel zien dat Christus zijn autoriteit aanwendde door actieve leiding te geven aan zijn gemeente op aarde. Hij deed dit door middel van de heilige geest, door tussenkomst van de engelen en via het uit de twaalf apostelen en de ouderlingen van de gemeente Jeruzalem bestaande besturende lichaam. Jezus zei dat hij helemaal tot aan het besluit van het samenstel van dingen, waarin wij ons nu bevinden, met zijn discipelen zou zijn. In het volgende artikel zullen wij zien hoe hij nog steeds het actieve Hoofd van de christelijke gemeente is en hoe hij zijn „schapen” in deze tijd leidt.

Punten om te onthouden

◻ Waarom erkennen Jehovah’s Getuigen geen enkel mens als hun leider?

◻ Hoe gebruikte Christus de heilige geest om de vroege christelijke gemeente te besturen?

◻ Hoe bediende Christus zich van engelen om leiding te geven aan de eerste-eeuwse christenen?

◻ Hoe werkte Christus via een zichtbaar besturend lichaam om zijn gemeente op aarde te leiden?

◻ Hoe nam Christus af en toe zelf de leiding in bepaalde aangelegenheden?

[Kaarten op blz. 12]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

Paulus’ tweede zendingsreis

Antiochië

Seleucië

CILICIË

Tarsus

Derbe

KAPPADOCIË

PAMFYLIË

GALATIË

Lystra

Ikonium

Antiochië

LYCIË

ASIA

BITHYNIË EN PONTUS

Troas

MACEDONIË

Filippi

Thessalonika

[Illustratie op blz. 10]

Christus gaf ook via een zichtbaar besturend lichaam leiding aan zijn gemeente

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen