Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • bt hfst. 16 blz. 124-132
  • ‘Kom over naar Macedonië’

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • ‘Kom over naar Macedonië’
  • ‘Geef grondig getuigenis over Gods Koninkrijk’
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • ‘God had ons geroepen’ (Handelingen 16:6-15)
  • ‘De hele menigte keerde zich tegen hen’ (Handelingen 16:16-24)
  • ‘Zonder uitstel gedoopt’ (Handelingen 16:25-34)
  • ‘Zetten ze ons er in het geheim uit?’ (Handelingen 16:35-40)
  • Filippi
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Lydia — Een gastvrije aanbidster van God
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1996
  • Silas — Een bron van aanmoediging
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1999
  • Filippi
    Inzicht in de Schrift, Deel 1
Meer weergeven
‘Geef grondig getuigenis over Gods Koninkrijk’
bt hfst. 16 blz. 124-132

HOOFDSTUK 16

‘Kom over naar Macedonië’

Een toewijzing aanvaarden en met vreugde volharden ondanks vervolging leidt tot zegeningen

Gebaseerd op Handelingen 16:6-40

1-3. (a) Hoe worden Paulus en zijn reisgenoten door de heilige geest geleid? (b) Welke gebeurtenissen gaan we bespreken?

EEN groep vrouwen loopt vanuit de stad Filippi in Macedonië naar een kleine rivier, de Gangites, die een eindje buiten de stad ligt. Zoals gebruikelijk gaan ze aan de oever van de rivier zitten om tot de God van Israël te bidden. Jehovah kijkt toe (2 Kron. 16:9; Ps. 65:2).

2 Ondertussen vertrekt zo’n 800 kilometer ten oosten van Filippi een groep mannen uit Lystra, een stad in het zuiden van Galatië. Een aantal dagen later bereiken ze een geplaveide Romeinse hoofdweg die naar het westen leidt, naar de dichtstbevolkte regio van het district Asia. De groep bestaat uit Paulus, Silas en Timotheüs. Ze willen via deze hoofdweg naar Efeze en andere steden gaan, waar duizenden mensen het nieuws over Christus moeten horen. Maar nog voordat ze die weg kunnen nemen, worden ze door de heilige geest tegengehouden op een manier die verder niet in de Bijbel wordt vermeld. Het wordt ze verboden om in Asia te prediken. Waarom? Jezus wil Paulus’ reisgezelschap door middel van Gods geest helemaal door Klein-Azië leiden, over de Egeïsche Zee en dan naar de oever van dat kleine riviertje, de Gangites.

3 We kunnen een aantal belangrijke lessen leren van de manier waarop Jezus Paulus en zijn reisgenoten naar Macedonië leidde. Daarom gaan we het hebben over enkele gebeurtenissen die plaatsvonden tijdens Paulus’ tweede zendingsreis, die rond het jaar 49 begon.

‘God had ons geroepen’ (Handelingen 16:6-15)

4, 5. (a) Wat gebeurde er toen Paulus’ reisgezelschap in de buurt van Bithynië kwam? (b) Welke beslissing namen de discipelen, en wat was het resultaat?

4 Omdat Paulus en zijn reisgenoten niet in Asia mochten prediken, gingen ze naar het noorden om in de steden van Bithynië te prediken. Om daar te komen hebben ze misschien dagenlang over ongeplaveide paden gelopen door de dunbevolkte gebieden Frygië en Galatië. Maar toen ze in de buurt van Bithynië kwamen, hield Jezus hen opnieuw door middel van de heilige geest tegen (Hand. 16:6, 7). Ze zullen zich afgevraagd hebben wat ze nu moesten doen. Ze wisten wat en hoe ze moesten prediken, maar niet waar. Ze hadden als het ware geklopt op de deur die naar Asia leidde, maar die ging niet open. Ze hadden geklopt op de deur die naar Bithynië leidde, maar opnieuw tevergeefs. Toch was Paulus vastbesloten te blijven kloppen totdat hij een deur vond die wel openging. De mannen namen toen een beslissing die misschien niet erg logisch leek. Ze gingen naar het westen en legden 550 kilometer af, waarbij ze de ene stad na de andere passeerden, totdat ze in de haven van Troas kwamen, vanwaaruit schepen naar Macedonië vertrokken (Hand. 16:8). Daar klopte Paulus op een derde deur, en die ging wijd open!

5 De evangelieschrijver Lukas, die zich in Troas bij Paulus en zijn reisgenoten aansloot, vertelt wat er ’s nachts gebeurde: ‘Paulus kreeg een visioen: er stond een Macedoniër, die hem dringend vroeg: “Kom over naar Macedonië en help ons.” Nadat hij het visioen had gezien, wilden we meteen naar Macedonië vertrekken, omdat we de conclusie trokken dat God ons had geroepen om het goede nieuws bekend te maken aan de mensen daar’ (Hand. 16:9, 10).a Paulus wist eindelijk waar ze moesten prediken. Wat zal hij blij zijn geweest dat hij het niet halverwege de reis had opgegeven! De vier mannen namen meteen een boot naar Macedonië.

Paulus en Timotheüs staan op het bovenste dek van een schip. De bemanning is aan het werk en Timotheüs wijst naar iets in de verte.

‘We voeren van Troas weg.’ — Handelingen 16:11

6, 7. (a) Wat leren we van de gebeurtenissen tijdens Paulus’ reis? (b) Welk vertrouwen kan Paulus’ ervaring ons geven?

6 Wat kunnen we van dit verslag leren? Denk hier eens over na: pas nadat Paulus richting Asia was gegaan greep Gods geest in, pas nadat Paulus richting Bithynië was gereisd kwam Jezus tussenbeide en pas nadat Paulus in Troas was aangekomen zei Jezus dat hij naar Macedonië moest gaan. Als Hoofd van de gemeente kan Jezus ons op een vergelijkbare manier leiden (Kol. 1:18). Misschien denk je er al een tijdje over om te gaan pionieren of om te verhuizen naar een gebied waar meer behoefte aan predikers is. Maar het zou heel goed kunnen dat Jezus je pas via Gods geest zal leiden nadat je echt stappen hebt gezet om dat doel te bereiken. Denk eens aan de volgende illustratie: een bestuurder kan zijn auto naar rechts of naar links sturen, maar dat kan alleen als de auto in beweging is. Zo leidt Jezus ook ons als we onze dienst willen uitbreiden. Maar dat doet hij alleen als je in beweging bent, als je je echt daarvoor inzet.

7 Maar wat als je inspanningen niet meteen resultaat hebben? Moet je het dan opgeven en denken dat je niet door Gods geest wordt geleid? Nee. Ook Paulus kreeg met tegenslagen te maken. Toch bleef hij zoeken totdat hij een deur vond die openging. Je kunt er zeker van zijn dat ook jouw volharding beloond zal worden als je blijft zoeken naar een ‘deur naar activiteit’ (1 Kor. 16:9).

8. (a) Wat voor stad was Filippi? (b) Welk resultaat had het dat Paulus bij ‘een gebedsplaats’ predikte?

8 Toen Paulus en zijn reisgenoten in het district Macedonië waren aangekomen, reisden ze verder naar Filippi. Die stad was een Romeinse kolonie, en de inwoners waren er trots op Romeinse burgers te zijn. Het was net Rome in het klein, en er woonden veel gepensioneerde Romeinse soldaten. Buiten de stadspoort, naast een riviertje, vonden de zendelingen een plek waarvan ze dachten dat het ‘een gebedsplaats’ was.b Op de sabbat gingen ze erheen, en ze ontmoetten verschillende vrouwen die daar samenkwamen om God te aanbidden. De discipelen gingen zitten en spraken de vrouwen aan. Over één vrouw, Lydia, zegt de Bijbel: ‘Jehovah opende haar hart zodat ze vol aandacht was voor wat Paulus vertelde.’ Lydia werd zo geraakt door wat ze van de zendelingen hoorde, dat zij en haar huisgenoten zich lieten dopen. Toen drong ze erop aan dat Paulus en zijn reisgenoten bij haar thuis zouden verblijven (Hand. 16:13-15).c

9. Hoe hebben velen in deze tijd Paulus’ voorbeeld gevolgd, en hoe heeft Jehovah ze gezegend?

9 Wat zullen ze blij zijn geweest toen Lydia zich liet dopen! Paulus had er vast geen spijt van dat hij was ingegaan op de uitnodiging ‘Kom over naar Macedonië’. Jehovah gebruikte hem en zijn reisgenoten om de gebeden van deze gelovige vrouwen te verhoren! Ook nu zijn er heel wat broeders en zusters — jong en oud, getrouwd en ongetrouwd — die naar gebieden verhuizen waar meer behoefte is aan predikers. Het is waar dat ze met uitdagingen te maken krijgen, maar die vallen in het niet vergeleken bij de voldoening die ze ervaren als ze mensen ontmoeten zoals Lydia, die de Bijbelse waarheid graag aanvaarden. Kun jij je leven aanpassen en ‘overkomen’ naar een gebied waar meer behoefte is? Jehovah zal je daarvoor zegenen. Neem bijvoorbeeld Aaron, die naar een land in Midden-Amerika verhuisde toen hij in de 20 was. Hij verwoordt de gevoelens van velen als volgt: ‘In het buitenland dienen heeft me geholpen geestelijk te groeien en een hechtere band met Jehovah te krijgen. En de velddienst is fantastisch: ik heb acht Bijbelstudies!’

Twee zusters prediken op straat tot een jonge vrouw. Een jonge man kijkt nieuwsgierig toe.

Hoe kunnen wij ‘overkomen naar Macedonië’?

‘De hele menigte keerde zich tegen hen’ (Handelingen 16:16-24)

10. Wat deden de demonen om Paulus en zijn reisgenoten tegen te werken?

10 Satan was natuurlijk woedend dat het goede nieuws succes had in een deel van de wereld waar hij en zijn demonen tot die tijd vrij spel hadden gehad. Geen wonder dus dat de demonen ervoor zorgden dat er tegenstand kwam! Terwijl Paulus en zijn reisgenoten naar de gebedsplaats bleven gaan, werden ze dagen achter elkaar gevolgd door een bezeten dienstmeisje. Ze verdiende geld voor haar meesters door de toekomst te voorspellen. Ze bleef maar roepen: ‘Deze mensen zijn slaven van de allerhoogste God en ze vertellen hoe jullie gered kunnen worden!’ Misschien liet de demon haar dit roepen om mensen te laten denken dat haar voorspellingen, net als Paulus’ onderwijs, van God kwamen. Daardoor zouden mensen minder aandacht hebben voor Christus’ ware volgelingen. Maar Paulus snoerde het meisje de mond door de demon uit te drijven (Hand. 16:16-18).

11. Wat gebeurde er met Paulus en Silas nadat de demon was uitgedreven?

11 Toen de meesters van het dienstmeisje erachter kwamen dat hun makkelijke bron van inkomsten was weggevallen, waren ze woedend. Ze sleepten Paulus en Silas naar het marktplein, waar magistraten (ambtenaren die Rome vertegenwoordigden) juridische zaken afhandelden. De meesters van het dienstmeisje deden een beroep op het vooroordeel en nationalisme van de rechters door in feite te zeggen: ‘Deze Joden veroorzaken onrust door gebruiken te verkondigen die wij als Romeinen niet kunnen accepteren.’ Die woorden hadden meteen effect. ‘De hele menigte [op het marktplein] keerde zich tegen hen [Paulus en Silas]’, en de magistraten ‘gaven opdracht hun stokslagen te geven’. Vervolgens werden Paulus en Silas naar de gevangenis gebracht. De bewaker gooide de gewonde mannen in het binnenste deel van de gevangenis en sloot hun voeten in het blok (Hand. 16:19-24). Toen de bewaker de deur sloot, was de kerker waarschijnlijk zo donker dat Paulus en Silas elkaar amper konden zien. Maar Jehovah keek toe (Ps. 139:12).

12. (a) Hoe bezagen Christus’ discipelen vervolging, en waarom? (b) Welke vormen van tegenstand worden nog steeds door Satan en zijn handlangers gebruikt?

12 Jaren daarvoor had Jezus tegen zijn volgelingen gezegd: ‘Ze zullen jullie vervolgen’ (Joh. 15:20). Toen Paulus en zijn reisgenoten naar Macedonië gingen, waren ze dus voorbereid op tegenstand. Ze zagen de vervolging niet als een teken van Jehovah’s afkeuring, maar als een uiting van Satans woede. Tegenwoordig gebruiken Satans handlangers nog steeds dezelfde methoden als in Filippi. Sluwe tegenstanders geven een verkeerd beeld van ons, waardoor we op school en op het werk met tegenstand te maken krijgen. In sommige landen klagen religieuze tegenstanders ons aan en zeggen in feite: ‘Deze Getuigen veroorzaken onrust door gebruiken te verkondigen die wij als “traditiegetrouwe gelovigen” niet kunnen accepteren.’ In sommige landen worden onze geloofsgenoten geslagen en gevangengezet. Maar Jehovah kijkt toe (1 Petr. 3:12).

‘Zonder uitstel gedoopt’ (Handelingen 16:25-34)

13. Hoe kwam het dat de bewaker vroeg: ‘Wat moet ik doen om gered te worden?’

13 Paulus en Silas hadden waarschijnlijk wat tijd nodig om te verwerken wat er die dag allemaal was gebeurd. Maar tegen middernacht waren ze al genoeg van de stokslagen hersteld om te kunnen ‘bidden en God met liederen te loven’. Toen werd de gevangenis plotseling getroffen door een aardbeving! De bewaker werd wakker, zag de deuren openstaan en dacht dat de gevangenen waren ontsnapt. Omdat hij wist dat hij voor hun ontsnapping zou worden gestraft, ‘trok hij zijn zwaard en wilde hij zichzelf om het leven brengen’. Maar Paulus riep uit: ‘Doe jezelf niets aan, want we zijn allemaal nog hier!’ De geschrokken bewaker vroeg: ‘Heren, wat moet ik doen om gered te worden?’ Paulus en Silas konden hem geen redding bieden, dat kon alleen Jezus. Daarom zeiden ze: ‘Geloof in de Heer Jezus en jij en je huisgenoten zullen gered worden’ (Hand. 16:25-31).

14. (a) Hoe hielpen Paulus en Silas de bewaker? (b) Hoe zegende Jehovah Paulus en Silas omdat ze volhardden?

14 Meende de bewaker wat hij zei? Paulus twijfelde niet aan zijn oprechtheid. Omdat de bewaker een heiden was, kende hij de Schrift niet. Voordat hij christen kon worden, moest hij fundamentele Bijbelse waarheden leren en aanvaarden. Dus namen Paulus en Silas de tijd om ‘het woord van Jehovah aan hem bekend te maken’. Paulus en Silas gingen daar zo in op dat ze de pijn van de stokslagen waarschijnlijk vergaten. Maar de bewaker zag de striemen op hun rug en ging hun wonden verzorgen. Daarna werden hij en zijn huisgenoten ‘zonder uitstel gedoopt’. Wat werden Paulus en Silas gezegend omdat ze de vervolging met vreugde doorstonden! (Hand. 16:32-34)

15. (a) Hoe hebben veel Getuigen in deze tijd het voorbeeld van Paulus en Silas gevolgd? (b) Waarom is het belangrijk dat we steeds teruggaan naar de mensen in ons gebied?

15 Net als Paulus en Silas hebben veel Getuigen in deze tijd het goede nieuws gepredikt terwijl ze vanwege hun geloof gevangenzaten, en met goede resultaten. In één land waar ons werk verboden was, had op een bepaald moment 40 procent van alle Getuigen daar de waarheid over Jehovah leren kennen in de gevangenis! (Jes. 54:17) Ook interessant is dat de bewaker van Paulus en Silas pas om hulp vroeg na de aardbeving. Zo zijn er ook nu personen die pas positief op de boodschap reageren nadat hun leven overhoop is gegooid door een ingrijpende gebeurtenis. Door steeds terug te gaan naar de mensen in ons gebied, zorgen we ervoor dat we beschikbaar zijn om hen te helpen.

‘Zetten ze ons er in het geheim uit?’ (Handelingen 16:35-40)

16. Hoe werden op de dag na de geseling de rollen omgedraaid?

16 De ochtend na de geseling gaven de magistraten opdracht Paulus en Silas vrij te laten. Maar Paulus zei: ‘Ze hebben ons in het openbaar en zonder vorm van proces gegeseld en ons in de gevangenis gegooid, terwijl we Romeinen zijn. En nu zetten ze ons er in het geheim uit? Geen sprake van! Laat ze zelf maar komen om ons uitgeleide te doen.’ Toen de magistraten hoorden dat de mannen Romeinse burgers waren, werden ze bang omdat ze hun rechten hadden geschonden.d Nu waren de rollen omgedraaid. De discipelen waren in het openbaar gegeseld, en nu moesten de magistraten in het openbaar hun excuses aanbieden. De magistraten vroegen Paulus en Silas om uit Filippi weg te gaan. Dat deden ze, maar eerst namen ze de tijd om alle nieuwe discipelen op te bouwen. Pas daarna vertrokken ze.

17. Welke belangrijke les zullen de nieuwe discipelen hebben geleerd van de volharding van Paulus en Silas?

17 Als Paulus en Silas meteen hadden gezegd dat ze Romeinse burgers waren, hadden ze waarschijnlijk kunnen voorkomen dat ze gegeseld werden (Hand. 22:25, 26). Maar dan hadden de discipelen in Filippi kunnen denken dat Paulus en Silas hun rechten gebruikten om niet te hoeven lijden voor het goede nieuws. Dat had een negatieve uitwerking kunnen hebben op het geloof van discipelen die geen Romeins burger waren, want zij werden niet door de wet beschermd tegen geseling. Door de straf te verduren gaven Paulus en Silas een goed voorbeeld. Ze lieten zien dat volgelingen van Christus onder vervolging kunnen volharden. En door te eisen dat ze als burgers werden erkend, dwongen Paulus en Silas de magistraten ertoe openlijk te erkennen dat ze iets onwettigs hadden gedaan. Dat zou hen er misschien van weerhouden Paulus’ geloofsgenoten slecht te behandelen en bood een mate van wettelijke bescherming tegen vergelijkbare aanvallen in de toekomst.

18. (a) Hoe volgen opzieners in deze tijd Paulus’ voorbeeld? (b) Wat doen we om ‘het goede nieuws te verdedigen en wettelijk te bevestigen’?

18 In deze tijd geven opzieners in de gemeente ook leiding door hun voorbeeld. Ze zijn bereid zelf alles te doen wat ze van hun geloofsgenoten verwachten. Net als Paulus denken we er goed over na hoe en wanneer we aanspraak maken op ons wettelijke recht op bescherming. Zo nodig vragen we plaatselijke, landelijke en zelfs internationale gerechtshoven om wettelijke bescherming zodat we Jehovah kunnen blijven aanbidden. Het is niet ons doel om sociale hervormingen door te voeren, maar om ‘het goede nieuws te verdedigen en wettelijk te bevestigen’, zoals Paulus zo’n tien jaar na zijn gevangenzetting in Filippi aan de gemeente daar schreef (Fil. 1:7). Wat de uitkomst van zulke rechtszaken ook is, we zijn net als Paulus en zijn reisgenoten vastbesloten ermee door te gaan ‘het goede nieuws bekend te maken’, overal waarheen Gods geest ons leidt (Hand. 16:10).

LUKAS — DE SCHRIJVER VAN HANDELINGEN

Tot aan hoofdstuk 16 vers 9 is Handelingen helemaal in de derde persoon geschreven. De schrijver vertelt dus alleen over wat anderen zeiden en deden. Maar in Handelingen 16:10, 11 verandert de schrijver van stijl. In vers 11 zegt hij bijvoorbeeld: ‘We voeren van Troas weg en zetten rechtstreeks koers naar Samothrace.’ Vanaf hier komt Lukas, de schrijver, zelf in beeld. Maar Lukas’ naam komt nergens in Handelingen voor, dus hoe weten we dat hij de schrijver was?

Lukas zit aan een tafel en schrijft in een boekrol.

Het antwoord valt op te maken uit de inleiding van Handelingen en die van het evangelie van Lukas. Beide zijn gericht aan Theofilus (Luk. 1:1, 3; Hand. 1:1). Handelingen begint met de woorden: ‘In het eerste verslag, Theofilus, heb ik geschreven over alles wat Jezus heeft gedaan en onderwezen, vanaf het begin.’ Omdat de oude bronnen het erover eens zijn dat ‘het eerste verslag’ (het evangelie) door Lukas is geschreven, moet hij ook Handelingen hebben geschreven.

Er is niet veel over Lukas bekend. Zijn naam komt maar drie keer in de Bijbel voor. Paulus noemt Lukas ‘de geliefde arts’ en een van zijn ‘medewerkers’ (Kol. 4:14; Filem. 24). Uit de gedeelten van Handelingen in de wij-vorm (waar Lukas zichzelf in het verhaal betrekt) blijkt dat Lukas rond het jaar 50 voor het eerst met Paulus meeging, namelijk van Troas naar Filippi. Maar Lukas was niet meer bij Paulus toen die Filippi verliet. Ze ontmoetten elkaar rond 56 opnieuw in Filippi, en ze reisden met zeven andere broeders van Filippi naar Jeruzalem, waar Paulus werd gearresteerd. Twee jaar later ging Lukas met Paulus, die nog steeds gevangenisboeien droeg, mee van Cesarea naar Rome (Hand. 16:10-17, 40; 20:5–21:17; 24:27; 27:1–28:16). Toen Paulus later voor de tweede keer in Rome gevangenzat en besefte dat hij al snel terechtgesteld zou worden, was ‘alleen Lukas’ bij hem (2 Tim. 4:6, 11). Het is duidelijk dat Lukas lange afstanden aflegde en bereid was lijden te ondergaan voor het goede nieuws.

Lukas beweerde niet dat hij ooggetuige was van wat hij over Jezus schreef. Hij zei dat hij de moeite had genomen om ‘een verslag op te stellen van de gebeurtenissen’ op basis van de verslagen van ooggetuigen. Hij schreef: ‘Omdat ik alle dingen vanaf het begin nauwkeurig ben nagegaan, heb ook ik besloten ze in logische volgorde op te schrijven’ (Luk. 1:1-3). De Bijbelboeken die hij heeft geschreven bewijzen dat hij een nauwkeurige onderzoeker was. Misschien heeft hij navraag gedaan bij Elizabeth, bij Jezus’ moeder, Maria, en bij anderen om zijn materiaal te verzamelen. Veel van wat hij heeft geschreven is niet in de andere evangelieverslagen terug te vinden (Luk. 1:5-80).

Paulus zei dat Lukas arts was. En uit Lukas’ evangelie blijkt duidelijk dat hij geïnteresseerd was in personen die aan een ziekte leden. Enkele voorbeelden: Lukas schreef dat toen Jezus een bezeten man genas, ‘de demon hem [de man] verliet zonder hem iets aan te doen’, dat Petrus’ schoonmoeder ‘hoge koorts had’, en dat een vrouw die door Jezus genezen werd ‘al 18 jaar te lijden had van een geest die haar ziek maakte. Ze was helemaal krom en kon niet rechtop staan’ (Luk. 4:35, 38; 13:11).

Het is duidelijk dat Lukas ‘het werk van de Heer’ in zijn leven op de eerste plaats stelde (1 Kor. 15:58). Hij was niet uit op een carrière in de wereld of op aanzien, maar hij wilde gewoon anderen helpen Jehovah te leren kennen en te dienen.

LYDIA — DE PURPERVERKOOPSTER

Lydia woonde in Filippi, een belangrijke stad in Macedonië. Ze kwam oorspronkelijk uit Thyatira, een stad in de streek Lydië in het westen van Klein-Azië. Om als purperverkoopster te kunnen werken was Lydia naar de overkant van de Egeïsche Zee verhuisd. Waarschijnlijk handelde ze in verschillende soorten purperen goederen: kleden, tapijten, stoffen en zelfs verf. Een inscriptie die in Filippi is gevonden, bewijst dat er in die stad een gilde van purperverkopers was.

Lydia laat een stuk stof zien.

Over Lydia wordt gezegd dat ze ‘God aanbad’, wat waarschijnlijk betekent dat ze een Joodse proseliet was (Hand. 16:14). In tegenstelling tot Filippi had Thyatira wel een synagoge. Misschien is ze in Thyatira begonnen Jehovah te aanbidden. Sommigen denken dat Lydia een bijnaam was die ze in Filippi had gekregen en die ‘vrouw uit Lydië’ betekende. Maar er zijn ook bewijzen gevonden dat Lydia als eigennaam werd gebruikt.

De Lydiërs en hun buren waren al sinds de tijd van Homerus (de negende of achtste eeuw v.Chr.) beroemd om hun vaardigheid als purperververs. Er werd zelfs gezegd dat ‘het water van Thyatira de helderste en duurzaamste tinten voortbracht’.

Purperen materialen waren een luxe die alleen de rijken zich konden veroorloven. Er waren diverse methoden om purperverf te maken, maar de beste en duurste verf — die werd gebruikt om fijn linnen te behandelen — werd gewonnen uit zeeslakken. Uit elke slak kon maar een heel klein beetje verf worden gehaald, en voor één gram van de kostbare vloeistof waren zo’n 8000 slakken nodig. Purperen stoffen waren dus heel kostbaar.

Lydia had voor haar handel een behoorlijk kapitaal nodig en ze had een groot huis waar ze vier mannen (Paulus, Silas, Timotheüs en Lukas) kon huisvesten. Waarschijnlijk was ze dus een succesvolle, rijke handelaarster. Dat er over haar ‘huisgenoten’ wordt gesproken, kan betekenen dat ze samen met familieleden woonde, maar het kan ook betekenen dat ze slaven en bedienden had (Hand. 16:15). Voordat Paulus en Silas de stad verlieten, kwamen ze met een paar broeders samen in het huis van deze gastvrije vrouw. Dat lijkt erop te duiden dat haar huis een vergaderplaats werd voor de eerste-eeuwse christenen in Filippi (Hand. 16:40).

Toen Paulus zo’n tien jaar later aan de gemeente in Filippi schreef, maakte hij geen melding van Lydia. Wat in Handelingen 16 staat, is dus alles wat we van haar weten.

a Zie het kader ‘Lukas — De schrijver van Handelingen’.

b Misschien was het de Joden niet toegestaan een synagoge in de stad te hebben omdat Filippi een militaire kolonie was. Of misschien woonden er geen tien Joodse mannen in de stad, wat het minimumaantal was om een synagoge te kunnen stichten.

c Zie het kader ‘Lydia — De purperverkoopster’.

d Volgens de Romeinse wet had een burger altijd recht op een eerlijk proces en mocht hij nooit in het openbaar gegeseld worden zonder eerst veroordeeld te zijn.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen