-
„De tijden van het herstel” zijn ophanden!De Wachttoren 2000 | 1 september
-
-
DIE toewijzing kon niet in enkele dagen, weken of maanden worden volbracht. Zonder echter een moment te aarzelen, begonnen de discipelen te prediken. Maar hun belangstelling voor het onderwerp herstel taande niet. De apostel Petrus bracht het ter sprake toen hij een grote menigte die in Jeruzalem was bijeengekomen, toesprak. Hij zei: „Hebt . . . berouw en keert u om, opdat uw zonden worden uitgewist, opdat er tijden van verkwikking mogen komen van de persoon van Jehovah en hij de voor u bestemde Christus moge uitzenden, Jezus, die weliswaar in de hemel zelf moet verblijven tot de tijden van het herstel van alle dingen, waarover God bij monde van zijn heilige profeten van oudsher heeft gesproken.” — Handelingen 3:19-21.
Deze „tijden van het herstel” zouden „tijden van verkwikking” van de zijde van Jehovah inluiden. Het voorzegde herstel zou in twee fasen plaatsvinden. Eerst zou er een verkwikkend geestelijk herstel zijn, dat nu aan de gang is. Vervolgens zou er een letterlijk paradijs op aarde tot stand gebracht worden.
-
-
„De tijden van het herstel” zijn ophanden!De Wachttoren 2000 | 1 september
-
-
Er werd een uitgebreide campagne ondernomen om mensen van alle natiën te leren de dingen te onderhouden die Christus zijn volgelingen geboden had (Mattheüs 28:20). Wat was het hartverwarmend te zien hoe sommigen die vroeger dierlijke kenmerken aan de dag hadden gelegd, hun levensopvatting veranderden! Ze legden de oude persoonlijkheid, waaruit bijvoorbeeld „toorn”, „schimpend gepraat” en „ontuchtige taal” voortspruiten, af en deden de nieuwe persoonlijkheid aan, „die door middel van nauwkeurige kennis wordt vernieuwd naar het beeld van [God] die ze schiep”. In geestelijke zin gaan zelfs nu al de woorden van de profeet Jesaja in vervulling: „De wolf [iemand die vroeger eigenschappen als die van een wolf aan de dag legde] zal werkelijk een poosje bij het mannetjeslam [iemand die zachtaardig blijkt te zijn] vertoeven, en bij het bokje zal de luipaard zelf zich neerleggen, en het kalf en de jonge leeuw met manen en het weldoorvoede dier alle bij elkaar.” — Kolossenzen 3:8-10; Jesaja 11:6, 9.
-