-
Italiaanse afdelingInzicht in de Schrift, Deel 1
-
-
ITALIAANSE AFDELING
Een troepeneenheid van het Romeinse leger waarin Cornelius van Cesarea als centurio of hoofdman diende. De enige keer dat deze aanduiding in de bijbel voorkomt, wordt ze gebruikt in verband met Cornelius, „een legeroverste van de Italiaanse afdeling, zoals deze werd genoemd” (Han 10:1). Dit was waarschijnlijk een cohorte, die zo genoemd werd om haar te onderscheiden van de gewone Romeinse legioenen. Een cohorte kon op volle sterkte wel 600 man tellen, dat is ongeveer het tiende deel van een legioen. Zoals de naam te kennen geeft, bestond deze cohorte waarschijnlijk uit vrijwilligers die in Italië aangemonsterd waren en die hetzij als vrijgeborenen of als vrijgelatenen het Romeinse burgerrecht bezaten.
De Schrift vermeldt niet dat deze Italiaanse afdeling in Cesarea gestationeerd was. Er staat alleen dat Cornelius, een van de legeroversten ervan, in Cesarea woonde. — Han 10:1, 2, 22, 24.
-
-
ItaliëInzicht in de Schrift, Deel 1
-
-
Cornelius, die een legeroverste van „de Italiaanse afdeling” was en in Cesarea woonde, stamde ongetwijfeld uit Italië (Han 10:1). In Cesarea beriep Paulus zich tijdens zijn verhoor voor Festus op caesar. Vervolgens werd hij per boot naar Myra gebracht, waar hij samen met andere gevangenen op een graanschip uit Alexandrië werd gezet, dat naar Italië voer (Han 25:6, 11, 12; 27:1, 5, 6). Aangezien zij onderweg schipbreuk leden, moesten zij op het eiland Malta overwinteren. Daarna zette Paulus waarschijnlijk in de lente van 59 G.T. voor het eerst voet op Italiaanse bodem, en wel bij Regium, in de „teen” van Italië. Kort daarop ging hij in Puteoli aan de Golf van Napels aan land. Hier, meer dan 160 km ten Z van Rome, bleef Paulus een week in de plaatselijke gemeente alvorens zijn weg naar Rome over de Via Appia te vervolgen. Onderweg ontmoette hij bij „de Marktplaats van Appius en de Drie Taveernen” de broeders uit Rome (Han 28:11-16). Waarschijnlijk tegen het einde van Paulus’ eerste gevangenzetting in Rome of kort na zijn vrijlating (ca. 61 G.T.) schreef hij, terwijl hij zich nog in Italië bevond, zijn brief aan de Hebreeën. — Heb 13:24.
-