’De geopenbaarde dingen behoren aan ons’
„De verborgen dingen behoren aan Jehovah, onze God, maar de geopenbaarde dingen behoren . . . aan ons.” — DEUTERONOMIUM 29:29.
1, 2. (a) Waarom heeft de mensheid Jehovah’s openbaringen hard nodig? (b) Wat dient onze houding te zijn ten aanzien van inlichtingen die Jehovah ons ter beschikking stelt?
INDIEN iemand zich in een mijnenveld bevond, maar een kaart bij zich had waarop stond aangegeven via welk pad hij tussen de landmijnen door het terrein kon verlaten, kunt u zich dan voorstellen hoe nauwkeurig hij die kaart zou bestuderen en alle erop vermelde aanwijzingen zou opvolgen? Of denk eens aan iemand die aan een ongeneeslijke ziekte lijdt. Kunt u zich voorstellen met welk een intense belangstelling hij zich op de hoogte stelt van alle laatste medische ontdekkingen die hoop op een mogelijke genezing bieden? Welnu, het droeve feit doet zich voor dat wij ons in beide situaties bevinden. Wij leven in een wereld vol valstrikken en valkuilen die tot onze ondergang kunnen leiden. En wij sterven aan de niet door mensen te genezen ziekte van overgeërfde onvolmaaktheid (1 Johannes 2:15-17; Romeinen 7:20, 24). Alleen God bezit het geneesmiddel voor onze onvolmaaktheid. En hij alleen kan ons helpen de valstrikken te herkennen en ze te vermijden. Daarom hebben wij Jehovah’s openbaringen nodig.
2 Dat vormt ook de reden waarom de geïnspireerde schrijver van het boek Spreuken de raad gaf: „Neig uw oor en hoor de woorden van de wijzen, opdat gij uw hárt op mijn kennis moogt toeleggen” (Spreuken 22:17). Evenzo lezen wij in Spreuken 18:15: „Het hart van de verstandige verwerft kennis, en het oor der wijzen tracht kennis te vinden.” Wij kunnen het ons niet veroorloven welke kennis maar ook die Jehovah beschikbaar stelt, van de hand te wijzen.
Jehovah’s geopenbaarde geheimen
3. Welke openbaringen van zijn voornemen heeft Jehovah Adam en Eva gegeven?
3 Gelukkig is Jehovah heel royaal geweest in het openbaren van kennis. Vanaf de tijd van de schepping heeft God zijn aanbidders geleidelijk alle inlichtingen gegeven die zij onder verschillende omstandigheden nodig hadden (Spreuken 11:9; Prediker 7:12). In het begin legde hij uit dat de aarde en het dierenleven erop onderworpen zouden zijn aan Adam en Eva en hun nakomelingen (Genesis 1:28, 29). Maar Satan bracht Adam en Eva er door zijn invloed toe te zondigen, en het werd nu moeilijk om te zien hoe het goddelijke voornemen tot Gods heerlijkheid verwezenlijkt zou kunnen worden. Jehovah ging er echter al gauw toe over opheldering te geven. Hij onthulde dat er na verloop van tijd een rechtvaardige nakomeling, een rechtvaardig „zaad”, zou komen die de werken van Satan en zijn volgelingen teniet zou doen. — Genesis 3:15.
4, 5. Welke verdere openbaringen gaf Jehovah, en via welke menselijke kanalen?
4 Godvrezende mannen en vrouwen zullen ongetwijfeld veel vragen over dat Zaad gehad hebben. Wie zou dit zijn? Wanneer zou hij komen? Hoe zou hij de mensheid tot voordeel strekken? Naarmate de eeuwen verstreken, verschafte Jehovah verdere openbaringen over zijn voornemens, en uiteindelijk beantwoordde hij al deze vragen. Vóór de Vloed inspireerde hij Henoch tot het uitspreken van een profetie over de komende vernietiging van Satans zaad (Judas 14, 15). Ongeveer 2400 jaar vóór onze gewone tijdrekening vertrouwde hij Noach de openbaring toe dat menselijk leven en bloed heilig zijn — een waarheid die ten tijde van de komst van het beloofde Zaad van het allergrootste belang zou zijn. — Genesis 9:1-7.
5 Na Noachs tijd openbaarde Jehovah uiterst belangrijke kennis via andere getrouwe patriarchen. In de twintigste eeuw v.G.T. kwam Abraham te weten dat het beloofde Zaad een van zijn nakomelingen zou zijn (Genesis 22:15-18). Deze belofte werd het onschatbare bezit van Abrahams zoon Isaäk en kleinzoon Jakob (die later de naam Israël kreeg) (Genesis 26:3-5; 28:13-15). Via Jakob openbaarde Jehovah vervolgens dat dit Zaad, „Silo”, een machtig regeerder zou zijn die in de geslachtslijn van zijn zoon Juda geboren zou worden. — Genesis 49:8-10.
6. Wie werden in de zestiende eeuw v.G.T. het kanaal voor „de geopenbaarde dingen”, en wat waren enkele van de nieuwe dingen die zij leerden?
6 In de zestiende eeuw v.G.T. organiseerde Jehovah de nazaten van Israël tot een natie. Aan wie behoorde de verdere openbaring van waarheid destijds toe? Mozes beantwoordde deze vraag door het volgende tot die jonge natie te zeggen: „De verborgen dingen behoren aan Jehovah, onze God, maar de geopenbaarde dingen behoren tot onbepaalde tijd aan ons en aan onze zonen” (Deuteronomium 29:29). Ja, na haar geboorte in 1513 v.G.T. werd de natie Israël het menselijke kanaal waaraan „de heilige uitspraken Gods werden toevertrouwd” (Romeinen 3:2). En wat een stroom van uitspraken kwam er via dat kanaal! God nam de Israëlieten op in het Wetsverbond, waardoor hun de mogelijkheid werd geschonken een natie van priesters en koningen te worden (Exodus 19:5, 6). De Wet omvatte een stelsel van gedragsregels die hen hielpen de valkuilen van zonde te identificeren en te vermijden alsook een stelsel van slachtoffers waarin het heilige bloed van dieren werd gebruikt om hun zonden op een symbolische wijze te bedekken.
7, 8. (a) Welke verdere inlichtingen openbaarde Jehovah over het toekomstige Zaad? (b) Hoe werden „de geopenbaarde dingen” bewaard, en wie openbaarde het juiste begrip van zulke dingen?
7 Na verloop van tijd gaf Jehovah meer openbaringen over het Zaad. Via de psalmist openbaarde God dat de natiën zijn Zaad zouden verwerpen, maar dat het Zaad met Jehovah’s hulp zou triomferen (Psalm 2:1-12). Via Jesaja openbaarde hij dat het Zaad de „Vredevorst” zou zijn, maar ook dat hij wegens de zonden van anderen lijden zou ondergaan (Jesaja 9:6; 53:3-12). In de achtste eeuw v.G.T. openbaarde Jehovah zelfs de plaats waar het Zaad geboren zou worden, en in de zesde eeuw v.G.T. onthulde hij het tijdschema voor zijn bediening. — Micha 5:2; Daniël 9:24-27.
8 Ten slotte werden „de geopenbaarde dingen” in de 39 boeken van de Hebreeuwse Geschriften bijeengebracht. Maar in veel gevallen was dat slechts de eerste stap. De opgetekende dingen waren vaak moeilijk te begrijpen, zelfs voor degenen die werden gebruikt om ze op te tekenen! (Daniël 12:4, 8; 1 Petrus 1:10-12) Maar wanneer er uiteindelijk licht op de betekenis werd geworpen, was dit niet te danken aan een menselijke uitlegger. Evenals in het geval van profetische dromen „zijn uitleggingen . . . een zaak van God”. — Genesis 40:8.
Een nieuw kanaal
9. Waarom verloor het vleselijke Israël het voorrecht het kanaal voor „de geopenbaarde dingen” te zijn, en wanneer gebeurde dit?
9 Toen Jezus Christus op aarde was, was Israël nog steeds Gods kanaal. Iedereen die Jehovah wilde dienen, moest zich hiervoor met zijn uitverkoren natie verbinden (Johannes 4:22). Maar Mozes had aangetoond dat het voorrecht beheerders van „de geopenbaarde dingen” te zijn, ook verantwoordelijkheden met zich bracht. Hij zei: „De geopenbaarde dingen behoren tot onbepaalde tijd aan ons en aan onze zonen, opdat wij alle woorden van deze wet mogen volbrengen” (Deuteronomium 29:29). Die „onbepaalde tijd” eindigde in 33 G.T. Waarom? Omdat de joden als natie in gebreke bleven ’alle woorden van de wet te volbrengen’. Zij bleven vooral in gebreke het Zaad, Jezus Christus, te verwelkomen, en dat terwijl de Wet in werkelijkheid een ’leermeester die tot Christus leidde’ was geweest (Galáten 3:24). Wegens deze nalatigheid koos Jehovah een ander kanaal voor „de geopenbaarde dingen”.
10. Wat was het nieuwe kanaal voor Jehovah’s openbaringen?
10 Wat was dit nieuwe kanaal? Paulus identificeerde het toen hij aan de Efeziërs schreef dat „door middel van de gemeente de rijkgevarieerde wijsheid van God bekendgemaakt zou worden, overeenkomstig het eeuwige voornemen dat hij [had] opgevat in verband met de Christus, Jezus onze Heer” (Efeziërs 3:10, 11). Ja, aan de christelijke gemeente, die ten tijde van Pinksteren in 33 G.T. was geboren, werden de nieuwe „geopenbaarde dingen” toevertrouwd. Als groep verrichtten de gezalfde christenen dienst als „de getrouwe en beleidvolle slaaf” die was aangesteld om te rechter tijd geestelijk voedsel te verschaffen (Matthéüs 24:45). Nu waren de christenen „beheerders van heilige geheimen Gods”. — 1 Korinthiërs 4:1.
11, 12. Wat waren enkele van de schitterende openbaringen die via dit nieuwe kanaal werden gegeven?
11 Deze nieuwe „heilige geheimen” waren opgebouwd rondom het centrale feit dat Jezus Christus, het beloofde Zaad, was verschenen (Galáten 3:16). Jezus was „Silo”, degene die het recht had de mensheid te regeren, en Jehovah stelde hem aan tot Koning van het Koninkrijk dat uiteindelijk het Paradijs op deze aarde zou herstellen (Jesaja 11:1-9; Lukas 1:31-33). Jezus was ook Jehovah’s aangestelde Hogepriester, die zijn onbezoedelde, volmaakte leven als een losprijs voor de mensheid gaf — een werkelijk wonderbaarlijke toepassing van het beginsel van de heiligheid van bloed (Hebreeën 7:26; 9:26). De gelovige mensheid had voortaan de hoop het volmaakte menselijke leven dat Adam had verbeurd, te herwinnen. — 1 Johannes 2:1, 2.
12 Dit beloofde Zaad was ook een middelaar, die tussen zijn volgelingen en zijn hemelse Vader een nieuw verbond tot stand bracht dat het oude Wetsverbond verving (Hebreeën 8:10-13; 9:15). Op basis van dit nieuwe verbond verving de prille christelijke gemeente de natie van het vleselijke Israël en werden de leden ervan een geestelijk Israël, samen met Jezus een geestelijk ’zaad van Abraham’ en beheerders van „de geopenbaarde dingen” (Galáten 3:29; 6:16; 1 Petrus 2:9). Bovendien gebeurde er iets wat ondenkbaar was voor de joden: heidenen werden uitgenodigd om deel uit te maken van dat nieuwe geestelijke Israël! (Romeinen 2:28, 29) Samen ontvingen joodse en niet-joodse geestelijke Israëlieten de opdracht mensen overal op aarde tot discipelen van Jezus te maken (Matthéüs 28:19, 20). Aldus kregen „de geopenbaarde dingen” een internationaal aspect.
13. Hoe werden deze nieuwe „geopenbaarde dingen” voor toekomstige generaties bewaard?
13 Na verloop van tijd werden deze via de christelijke gemeente „geopenbaarde dingen” opgetekend in de 27 boeken van de christelijke Griekse Geschriften, waarmee de canon van de geïnspireerde bijbel werd voltooid. Maar opnieuw werden in deze boeken veel profetieën met betrekking tot Jehovah’s voornemen vastgelegd die pas vele eeuwen later volledig begrepen zouden worden. Opnieuw dienden de schrijvers van de Schrift in werkelijkheid generaties die nog niet waren geboren.
„De geopenbaarde dingen” in deze tijd
14. Wanneer zou Jehovah, na de grote afval, opnieuw licht op „de geopenbaarde dingen” werpen?
14 Na de dood van de apostelen ontwikkelde zich, zoals was geprofeteerd, de grote afval onder degenen die christenen beleden te zijn (Matthéüs 13:36-42; Handelingen 20:29, 30). Er volgden vele eeuwen waarin het inzicht in „de geopenbaarde dingen” verduisterde, hoewel Jezus degenen die trouw probeerden te blijven, niet in de steek liet (Matthéüs 28:20). Jezus had echter beloofd dat deze situatie niet eeuwig zou duren. In het besluit van het samenstel van dingen zou er weer een zichtbaar scheidingswerk plaatsvinden tussen de goddelozen en de rechtvaardigen, en „de rechtvaardigen [zouden] helder schijnen als de zon in het koninkrijk van hun Vader” (Matthéüs 13:43). Precies zoals Daniël had geprofeteerd, zou ’de ware kennis in de tijd van het einde overvloedig worden’ (Daniël 12:4). Er zou weer licht geworpen worden op „de geopenbaarde dingen”.
15. Waarom hebben de religies van de christenheid zich onwaardig betoond om als het kanaal voor het huidige begrip van „de geopenbaarde dingen” te dienen?
15 Sinds 1914 leven wij in de tijd van het besluit van dit samenstel van dingen. Daarom is het belangrijk te weten van wie Jehovah zich thans bedient als een kanaal voor dit nieuwe geestelijke licht. Hij bedient zich beslist niet van de gevestigde religies van de christenheid. Deze hebben er blijk van gegeven zich niet te willen ontdoen van de valse leerstellingen die zich tijdens de grote afval hebben vermenigvuldigd. In deze tijd zijn de meesten van hun leiders hetzij zo vastgeroest in tradities en geloofsbelijdenissen dat zij niet openstaan voor nieuwe kennis, of zo beïnvloed door scepticisme dat zij zelfs de inspiratie van de bijbel en de deugdelijkheid van de morele maatstaven ervan in twijfel trekken.
16. Wie hebben er blijk van gegeven Jehovah’s hedendaagse kanaal te zijn?
16 Jezus zei dat het koninkrijk Gods van de joden weggenomen zou worden en „aan een natie [zou] worden gegeven die de vruchten daarvan voortbrengt” (Matthéüs 21:43). In de eerste eeuw bleek dit de jonge christelijke gemeente van het geestelijke Israël te zijn. In deze tijd is er slechts één groep die vruchten voortbrengt welke te vergelijken zijn met die van de vroege gemeente. Deze geestelijke Israëlieten zijn de leden van de in Matthéüs 24:45-47 genoemde „getrouwe en beleidvolle slaaf”-klasse. Evenals de eerste christenen zijn deze hedendaagse christenen niet bevreesd geweest ’hun licht te laten schijnen’ (Matthéüs 5:14-16). Vanaf 1919 hebben zij moedig het werk op zich genomen dat erin bestaat het goede nieuws van het Koninkrijk in de gehele wereld tot een getuigenis te prediken (Matthéüs 24:14). Aangezien zij de vruchten van Gods koninkrijk hebben voortgebracht, heeft Jehovah hen rijkelijk gezegend door hen up to date te brengen met betrekking tot „de rijk-gevarieerde wijsheid van God”. — Efeziërs 3:10.
17, 18. Welk progressieve inzicht heeft Jehovah via zijn hedendaagse kanaal mogelijk gemaakt?
17 Zo werd in 1923 Jezus’ uitvoerige profetie over de schapen en bokken goed begrepen, terwijl duidelijk werd onderscheidden dat de gehele wereld werd geoordeeld (Matthéüs 25:31-46). In 1925 verkregen Gods aardse dienstknechten een nauwkeurig inzicht in Openbaring hoofdstuk 12 en onderscheidden zij precies wat er in het gekenmerkte jaar 1914 was gebeurd. In 1932 werd hun inzicht nog verder verdiept. Jehovah openbaarde dat de profetieën met betrekking tot de terugkeer van de joden naar Jeruzalem geen betrekking hadden op het vleselijke Israël, dat zich al lang ontrouw had betoond en was verworpen, maar veeleer betrekking hadden op het geestelijke Israël, de christelijke gemeente (Romeinen 2:28, 29). En in 1935 verkregen de gezalfden een gewijzigd begrip van het door Johannes in Openbaring hoofdstuk 7 opgetekende visioen van de „grote schare”, waardoor hun ogen geopend werden voor het enorme bijeenvergaderingswerk dat nog voor hen in het verschiet lag. — Openbaring 7:9-17.
18 Dit vormde de aanleiding voor een geweldige opleving in het wereldomvattende predikingswerk, aangezien toen de bijeenvergadering van „de dingen die op de aarde zijn” ten slotte serieus op gang kwam (Efeziërs 1:10). Toen zich in 1939 oorlogswolken boven Europa samenpakten, werd de neutraliteitskwestie duidelijker dan ooit verklaard. In 1950 werden de in Jesaja 32:1, 2 genoemde „vorsten” preciezer geïdentificeerd. In 1962 werd op grond van „de geopenbaarde dingen” duidelijker begrepen wie precies „de superieure autoriteiten” zijn en wat de enige juiste verhouding is waarin een christen tot hen dient te staan (Romeinen 13:1, 2). En in 1965 kwam er een duidelijker inzicht over de aardse opstanding en werd het duidelijker wie er voordeel van kunnen trekken. — Johannes 5:28, 29.
19. Hoe heeft Jehovah’s hedendaagse „slaaf”-klasse er blijk van gegeven een goede beheerder van het Woord van God te zijn?
19 Bovendien heeft de gezalfde christelijke gemeente in deze twintigste eeuw er blijk van gegeven een goede beheerder te zijn van het Woord van God, de opgetekende verzameling van „de geopenbaarde dingen”. Een aantal vertegenwoordigende leden van deze gemeente begonnen de bijbel in hedendaags Engels te vertalen, en tot op heden is de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift in elf talen verschenen, met een totale oplage van 40.000.000 exemplaren. De „slaaf”-klasse van gezalfde christenen staat ook aan de spits van internationale onderwijzingsprogramma’s en publiceert op de bijbel gebaseerde leerboeken en tijdschriften. Ze organiseert wekelijkse vergaderingen, geregelde grotere vergaderingen en verscheidene scholen — die alle ten doel hebben waarheidszoekers te helpen nauwkeurige kennis te verkrijgen van „de geopenbaarde dingen”. Er kan beslist gezegd worden dat „de rechtvaardigen” thans in geestelijk opzicht „helder schijnen als de zon” en zich hun verantwoordelijkheid als beheerders waardig betonen. — Matthéüs 13:43.
Onze verantwoordelijkheid
20, 21. (a) Tot welke reactie op Jehovah’s geopenbaarde Woord werd de psalmist bewogen? (b) Welke kwesties zullen in het volgende artikel behandeld worden?
20 Jehovah heeft ons dus niet in het mijnenveld van deze wereld laten vastlopen. Hij heeft ons daarentegen zijn Woord gegeven om ons pad te verlichten en ons te helpen geestelijk gevaar te mijden (Psalm 119:105). Ook heeft Jehovah ons niet aan ons lot overgelaten om ten gevolge van zonde en onvolmaaktheid te sterven. In plaats daarvan heeft hij de gelegenheid tot eeuwig leven op een paradijsaarde opengesteld en kennis over deze gelegenheid gemakkelijk binnen ons bereik gebracht (Johannes 17:3). Geen wonder dat de psalmist, die over „de geopenbaarde dingen” in zijn tijd sprak, uitriep: „Hoe lief heb ik uw wet! De gehele dag heeft ze mijn intense belangstelling.” — Psalm 119:97.
21 Denkt u ook zo over de door Jehovah „geopenbaarde dingen” die thans begrepen worden? Hebt u een intense waardering voor de waarheden die u hebt geleerd? Ziet u in hoe noodzakelijk deze waarheden zijn om u te helpen beslissingen te nemen, verleidingen uit de weg te gaan en Jehovah te dienen? Hoeveel tijd besteedt u aan het werkelijk lezen en bestuderen van deze „geopenbaarde dingen”? Is het soms mogelijk uw studiegewoonten te verbeteren? Deze kwesties zullen in het volgende artikel worden behandeld.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Wat waren vóór Jezus’ tijd enkele van de kanalen voor „de geopenbaarde dingen”?
◻ Aan wie behoorden „de geopenbaarde dingen” na 33 G.T. toe?
◻ Wat waren enkele van de uiterst belangrijke openbaringen die er via dit nieuwe kanaal kwamen?
◻ Waarom moeten „de geopenbaarde dingen” thans aan de geestelijke Israëlieten toebehoren?
◻ Hoe heeft de gezalfde christelijke gemeente er blijk van gegeven de waardige beheerder van Jehovah’s Woord te zijn?
[Inzet op blz. 12]
De gezalfde christelijke gemeente werd de nieuwe beheerder van Jehovah’s openbaringen
[Inzet op blz. 13]
Jehovah’s „slaaf”-klasse van gezalfde getuigen heeft goed werk verricht als beheerder van het Woord van God
[Illustratie op blz. 10]
Jehovah openbaarde uiterst belangrijke kennis via getrouwe mannen uit de oudheid