Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w90 1/11 blz. 18-22
  • De rol van de superieure autoriteiten

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • De rol van de superieure autoriteiten
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1990
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Ware christenen ’verzetten zich niet tegen de autoriteit’
  • De wet gehoorzamen
  • Een voorwerp van vrees
  • „Ze is Gods dienares”
  • De noodzaak van geloof
  • Wanneer de staat niet bereid is te helpen
  • De christelijke kijk op autoriteit
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1994
  • Onderwerping aan „superieure autoriteiten” — Waarom?
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1963
  • De christelijke kijk op de superieure autoriteiten
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1990
  • De voordelen van onderwerping aan autoriteiten
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1963
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1990
w90 1/11 blz. 18-22

De rol van de superieure autoriteiten

„Ze is Gods dienares voor u, tot uw welzijn. Maar indien gij het slechte doet, vrees dan.” — ROMEINEN 13:4.

1, 2. Hoe zijn velen in de christenheid bij revolutionaire activiteiten betrokken?

TWEE jaar geleden gaf een vergadering van bisschoppen in Londen aanleiding tot een verontwaardigd redactioneel artikel in de New York Post. Die vergadering was de Lambeth Conference, bijgewoond door meer dan 500 bisschoppen van de anglicaanse gemeenschap. Oorzaak van de verontwaardiging was een door de conferentie aangenomen resolutie waarin begrip tot uitdrukking werd gebracht voor mensen „die, na alle andere middelen te hebben uitgeput, de weg van gewapende strijd kiezen als de enige weg tot rechtvaardigheid”.

2 De Post zei dat dit neerkwam op een sanctionering van het terrorisme. De bisschoppen volgden echter alleen maar een groeiende tendens. Hun houding verschilde niet van die van de katholieke priester in Ghana die de guerrilla-oorlog aanbeval als de snelste, zekerste en veiligste weg om Afrika te bevrijden; of van de Afrikaanse methodistische bisschop die zwoer „de vrijheidsstrijd tot het bittere einde” te zullen voortzetten; of van de vele zendelingen van de christenheid die aan de zijde van de rebellen hebben gestreden tegen gevestigde regeringen in Azië en Zuid-Amerika.

Ware christenen ’verzetten zich niet tegen de autoriteit’

3, 4. (a) Welke beginselen wordt geweld aangedaan door zogenaamde christenen die revolutie voorstaan? (b) Wat ontdekte één persoon betreffende Jehovah’s Getuigen?

3 In de eerste eeuw zei Jezus over zijn volgelingen: „Zij [zijn] geen deel van de wereld . . ., evenals ik geen deel van de wereld ben” (Johannes 17:14). Iedere zogenaamde christen die revolutie voorstaat, is zeer beslist een deel van de wereld. Hij is geen volgeling van Jezus; evenmin is hij „onderworpen aan de superieure autoriteiten” (Romeinen 13:1). Hij zou er goed aan doen acht te slaan op de waarschuwing van de apostel Paulus dat ’wie zich tegen de autoriteit verzet, zich tegen de regeling van God heeft gesteld; zij die zich ertegen hebben gesteld, zullen een oordeel over zich brengen’. — Romeinen 13:2.

4 In tegenstelling tot velen in de christenheid laten Jehovah’s Getuigen zich niet in met gewapend geweld. Een man in Europa ontdekte dit. Hij schrijft: „Toen ik zag waartoe de religie en de politiek hebben geleid, werd het omverwerpen van de gevestigde maatschappelijke orde mijn levensdoel. Ik sloot mij aan bij een groep terroristen en werd opgeleid in het hanteren van allerlei wapens; ik heb aan heel wat gewapende roofovervallen deelgenomen. Mijn leven was voortdurend in gevaar. Na verloop van tijd werd het duidelijk dat wij voor een verloren zaak streden. Ik was een gefrustreerd mens, overmand door een gevoel van volstrekte hopeloosheid. Toen kwam er een Getuige bij ons aan de deur. Zij vertelde mij over Gods koninkrijk. In de vaste overtuiging dat ik mijn tijd stond te verknoeien, stelde ik voor dat mijn vrouw naar haar zou luisteren. Dat deed zij, en er werd een huisbijbelstudie begonnen. Uiteindelijk stemde ik erin toe de studie bij te wonen. Ik heb geen woorden om de opluchting te beschrijven die ik voelde toen ik begreep wat de stuwende kracht is die de mensheid tot het kwaad drijft. De schitterende belofte van het Koninkrijk heeft mij een hoop en een doel in het leven gegeven die mij staande houden.”

5. Waarom blijven christenen vreedzaam onderworpen aan de superieure autoriteiten, en tot wanneer zal dit zo zijn?

5 Christenen zijn ambassadeurs of gezanten van God en van Christus (Jesaja 61:1, 2; 2 Korinthiërs 5:20; Efeziërs 6:19, 20). Als zodanig blijven zij neutraal in de conflicten van deze wereld. Ook al lijken sommige politieke stelsels op economisch gebied succesvoller te zijn dan andere, en staan sommige meer vrijheid toe dan andere, christenen bevorderen geen enkel stelsel noch hechten zij aan het ene stelsel meer waarde dan aan het andere. Zij weten dat alle stelsels onvolmaakt zijn. Het is „de regeling van God” dat ze blijven bestaan totdat zijn koninkrijk de macht overneemt (Daniël 2:44). Vandaar dat christenen vreedzaam onderworpen blijven aan de superieure autoriteiten en ondertussen het eeuwig welzijn van anderen bevorderen door het goede nieuws van het Koninkrijk te prediken. — Mattheüs 24:14; 1 Petrus 3:11, 12.

De wet gehoorzamen

6. Waarom zijn veel menselijke wetten goed, ook al ’ligt de gehele wereld in de macht van de goddeloze’?

6 Nationale regeringen vaardigen wetsstelsels uit, en de meeste van die wetten zijn goed. Moeten wij ons hierover verbazen, gezien het feit dat ’de gehele wereld in de macht van de goddeloze ligt’? (1 Johannes 5:19) Nee. Jehovah gaf onze oorspronkelijke vader, Adam, een geweten, en dit aangeboren besef van goed en kwaad wordt op vele manieren in menselijke wetten weerspiegeld (Romeinen 2:13-16). Hammurabi, een Babylonische wetgever uit de oudheid, schreef in de inleiding van zijn wetboek: „In die tijd benoemden [zij] mij, Hammurabi, de vrome, godvruchtige vorst, om het welzijn van het volk te bevorderen, om gerechtigheid in het land te doen zegevieren, om de goddelozen en de boosdoeners te verdelgen, opdat de sterken de zwakken niet zouden onderdrukken.”

7. Wie heeft het recht om iemand die de wet overtreedt, te straffen, en waarom?

7 De meeste regeringen zullen zeggen dat hun wetten een soortgelijk doel dienen, dat ze namelijk het welzijn van de burgers en een goede orde in de samenleving bevorderen. Vandaar dat ze straffen stellen op tegen de samenleving begane daden zoals moord en diefstal, en verordeningen uitvaardigen zoals snelheidsbeperkingen en parkeervoorschriften. Allen die opzettelijk hun wetten overtreden, stellen zich tegen de autoriteit en „zullen een oordeel over zich brengen”. Van wie is dit oordeel afkomstig? Niet noodzakelijkerwijs van God. Het Griekse woord dat hier met oordeel is vertaald, kan betrekking hebben op civiele procedures in plaats van op oordelen van Jehovah. (Vergelijk 1 Korinthiërs 6:7.) Indien iemand onwettig handelt, heeft de superieure autoriteit het recht hem te straffen.

8. Hoe zal de gemeente reageren als een van haar leden een ernstig misdrijf begaat?

8 Jehovah’s Getuigen hebben de goede reputatie dat zij zich niet tegen menselijke autoriteiten verzetten. Mocht het gebeuren dat iemand in de gemeente de wet overtreedt, dan zal de gemeente hem niet helpen zijn wettige straf te ontlopen. Indien iemand steelt, moordt, lasterlijke aantijgingen uit, zijn belastingen ontduikt, verkracht, fraudeert, illegale drugs gebruikt of zich in enig ander opzicht tegen de wettige autoriteit verzet, staat hem krachtig streng onderricht van de gemeente te wachten — en hij moet zich niet vervolgd voelen als hij door de wereldlijke autoriteit wordt gestraft. — 1 Korinthiërs 5:12, 13; 1 Petrus 2:13-17, 20.

Een voorwerp van vrees

9. Waartoe kunnen christenen terecht hun toevlucht nemen indien zij door wetteloze elementen worden bedreigd?

9 Paulus vervolgt zijn bespreking van de superieure autoriteiten met de woorden: „Want zij die regeren, zijn niet voor de goede, maar voor de slechte daad een voorwerp van vrees. Wilt gij dan geen vrees hebben voor de autoriteit? Blijf het goede doen, en gij zult lof van haar hebben” (Romeinen 13:3). Het zijn niet de loyale christenen die straf van de autoriteit te vrezen hebben, maar boosdoeners, degenen die zich aan ’slechte daden’ of misdrijven schuldig maken. Wanneer Jehovah’s Getuigen door zulke wetteloze elementen worden bedreigd, mogen zij terecht de politiebescherming of militaire bescherming aanvaarden waarin de autoriteit voorziet. — Handelingen 23:12-22.

10. Hoe hebben Jehovah’s Getuigen ’lof ontvangen’ van de autoriteit?

10 Tot de christen die zich aan de wet van de superieure autoriteit houdt, zegt Paulus: „Gij zult lof van haar hebben.” Beschouw als voorbeeld hiervan eens enkele brieven die Jehovah’s Getuigen in Brazilië na hun districtscongressen ontvingen. Van een wethouder van sportzaken: „Uw vreedzame gedrag verdient de hoogste lof. Het is in de gekwelde wereld van vandaag vertroostend te weten dat zo velen nog in God geloven en hem aanbidden.” Van de directeur van een gemeentelijk stadion: „Ondanks het bijzonder grote aantal aanwezigen werd bij dit evenement, dank zij de onberispelijke organisatie, geen enkel ontsierend incident gemeld.” Van het bureau van een burgemeester: „Wij willen deze gelegenheid benutten om u geluk te wensen met uw ordelijkheid en uw fantastische, spontane gedisciplineerdheid, en wij wensen u alle succes bij toekomstige evenementen.”

11. Waarom kan er op generlei wijze gezegd worden dat de prediking van het goede nieuws een slechte daad is?

11 De uitdrukking ’goede daad’ heeft betrekking op handelingen die in gehoorzaamheid aan de wetten van de superieure autoriteiten worden verricht. Bovendien is ons predikingswerk, dat door God en niet door mensen wordt geboden, geen slechte daad, en dit is iets wat de politieke autoriteiten dienen te erkennen. Het is een openbare dienst die het morele gehalte van degenen die er gunstig op reageren, verheft. Wij hopen daarom dat de superieure autoriteiten ons recht om tot anderen te prediken, zullen beschermen. Paulus beriep zich op de autoriteiten teneinde de prediking van het goede nieuws wettelijk bevestigd te krijgen (Handelingen 16:35-40; 25:8-12; Filippenzen 1:7). In recente tijd hebben Jehovah’s Getuigen zich insgelijks beijverd om wettelijke erkenning van hun werk te verkrijgen en in Oost-Duitsland, Hongarije, Polen, Roemenië, Benin en Myanmar (Birma) zijn zij hierin ook geslaagd.

„Ze is Gods dienares”

12-14. Hoe zijn de superieure autoriteiten als Gods dienares opgetreden (a) in bijbelse tijden? (b) in de huidige tijd?

12 Sprekend over de wereldlijke autoriteit zegt Paulus verder: „Ze is Gods dienares voor u, tot uw welzijn. Maar indien gij het slechte doet, vrees dan; want niet voor niets draagt ze het zwaard; want ze is Gods dienares, een wreekster voor het tot uitdrukking brengen van gramschap jegens degene die het slechte beoefent.” — Romeinen 13:4.

13 Soms zijn de hoogste autoriteiten in een land op specifieke manieren als Gods dienares opgetreden. Dat was het geval met Cyrus, toen hij een oproep tot de joden richtte om uit Babylon terug te keren en Gods huis te herbouwen (Ezra 1:1-4; Jesaja 44:28). Artaxerxes was Gods dienaar toen hij Ezra met een bijdrage voor de herbouw van dat huis heenzond, en later, toen hij Nehemia opdroeg de muren van Jeruzalem te herbouwen (Ezra 7:11-26; 8:25-30; Nehemia 2:1-8). De Romeinse superieure autoriteit diende in die hoedanigheid toen ze Paulus van het gepeupel in Jeruzalem bevrijdde, hem tijdens een schipbreuk beschermde en ervoor zorgde dat hij in Rome zijn eigen huis had. — Handelingen 21:31, 32; 28:7-10, 30, 31.

14 Op overeenkomstige wijze zijn wereldlijke autoriteiten in de huidige tijd als Gods dienares opgetreden. In 1959 bijvoorbeeld besliste het Hooggerechtshof van Canada dat een van Jehovah’s Getuigen die in Quebec was aangeklaagd wegens het publiceren van een opruiend smaadschrift, onschuldig was — waardoor een tegenwicht werd gevormd tegen het vooroordeel van de toenmalige premier van Quebec, Maurice Duplessis.

15. In welke algemene zin treden de autoriteiten op als Gods dienares, en welk recht geeft ze dat?

15 Verder treden nationale regeringen in algemene zin op als Gods dienares door de openbare orde te handhaven totdat Gods koninkrijk die verantwoordelijkheid overneemt. Dat is volgens Paulus de reden waarom de autoriteit ’het zwaard draagt’, als symbool van haar recht om straf toe te dienen. Gewoonlijk is hierbij gevangenzetting of het betalen van boete betrokken. In sommige landen kan het ook de doodstraf omvatten.a Veel natiën daarentegen hebben verkozen niet de doodstraf te hanteren, en ook daartoe hebben ze het recht.

16. (a) Wat hebben sommige dienstknechten van God juist geacht te doen, aangezien de autoriteit Gods dienares is? (b) Wat voor werk zal een christen niet willen aanvaarden, en waarom niet?

16 Het feit dat de superieure autoriteiten Gods dienares zijn, verklaart waarom Daniël, de drie Hebreeën, Nehemia en Mordechai verantwoordelijke posities in respectievelijk de Babylonische en de Perzische regering konden aanvaarden. Aldus konden zij zich tot welzijn van Gods volk beroepen op de autoriteit van de staat (Nehemia 1:11; Esther 10:3; Daniël 2:48, 49; 6:1, 2). Ook thans zijn sommige christenen in regeringsdienst. Maar aangezien zij afgescheiden van de wereld zijn, sluiten zij zich niet aan bij politieke partijen, zoeken geen politiek ambt en aanvaarden geen posities in politieke organisaties waarin zij deelnemen aan beleidsvorming.

De noodzaak van geloof

17. Welke situaties zouden sommige niet-christenen ertoe kunnen verlokken de autoriteit te weerstaan?

17 Maar wat te doen indien de autoriteit corruptie of zelfs onderdrukking toelaat? Moeten christenen proberen die autoriteit te vervangen door een schijnbaar betere? Welnu, onrecht en corruptie op regeringsniveau is niets nieuws. In de eerste eeuw gedoogde het Romeinse Rijk onrechtvaardigheden zoals slavernij. Ook corrupte functionarissen werden geduld. De bijbel spreekt over belastinginners die bedrog pleegden, een onrechtvaardige rechter en een provinciestadhouder die op steekpenningen uit was. — Lukas 3:12, 13; 18:2-5; Handelingen 24:26, 27.

18, 19. (a) Hoe reageren christenen als regeringsfunctionarissen hun positie misbruiken of corrupt zijn? (b) Hoe hebben christenen, volgens een geschiedschrijver en blijkens het onderstaande kader, het leven van afzonderlijke personen veranderd?

18 Christenen hadden destijds kunnen proberen een eind te maken aan zulke misstanden, maar dat deden zij niet. Paulus predikte bijvoorbeeld niet dat de slavernij opgeheven moest worden, en hij zei christelijke slavenhouders niet dat zij hun slaven moesten vrijlaten. In plaats daarvan vermaande hij slaven en slavenhouders om in hun omgang met elkaar christelijk mededogen aan de dag te leggen (1 Korinthiërs 7:20-24; Efeziërs 6:1-9; Filemon 10-16; zie ook 1 Petrus 2:18). Evenmin lieten christenen zich in met revolutionaire activiteiten. Zij hadden het te druk met de prediking van „het goede nieuws van vrede” (Handelingen 10:36). In 66 G.T. werd Jeruzalem belegerd door Romeinse troepen, die zich later weer terugtrokken. De Hebreeuwse christenen bleven niet bij de opstandige verdedigers van de stad, maar in gehoorzaamheid aan Jezus’ bevel ’vluchtten’ zij in plaats daarvan „naar de bergen”. — Lukas 21:20, 21.

19 De vroege christenen namen de dingen zoals ze waren en probeerden het leven van afzonderlijke personen te verbeteren door hen te helpen zich door bijbelse beginselen te laten leiden. De geschiedschrijver John Lord schreef in zijn boek The Old Roman World: „De ware triomfen van het christendom waren te zien in het feit dat degenen die de leerstellingen ervan beleden, tot goede mensen werden gemaakt, en bestonden niet in het veranderen van uiterlijk populaire instellingen, of de regering, of wetten.” Dienen christenen in deze tijd dan ook maar enigszins anders te handelen?

Wanneer de staat niet bereid is te helpen

20, 21. (a) Hoe liet één wereldlijke autoriteit na als Gods dienares ten goede te handelen? (b) Hoe dienen Jehovah’s Getuigen te reageren wanneer zij mede door toedoen van de staat worden vervolgd?

20 In september 1972 brak er in een land in Centraal-Afrika boosaardige vervolging tegen Jehovah’s Getuigen uit. Duizenden werden van al hun bezittingen beroofd en aan andere wreedheden onderworpen, met inbegrip van afranselingen, marteling en moord. Kweet de superieure autoriteit zich van haar taak om de Getuigen te beschermen? Nee! In plaats daarvan moedigde ze het geweld aan en dwong deze onschuldige christenen daardoor naar buurlanden te vluchten om zich in veiligheid te stellen.

21 Dienen Jehovah’s Getuigen niet woedend tegen zulke kwellers in opstand te komen? Nee. Christenen dienen zulke onwaardige behandelingen geduldig te verduren en zich in navolging van Jezus nederig te gedragen: „Wanneer hij leed, ging hij niet dreigen, maar hij bleef zich toevertrouwen aan degene die rechtvaardig oordeelt” (1 Petrus 2:23). Zij bedenken dat Jezus, toen hij in de hof van Gethsemane werd gearresteerd, een discipel berispte die naar het zwaard greep om hem te verdedigen, en later zei hij tot Pontius Pilatus: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld. Indien mijn koninkrijk een deel van deze wereld was, zouden mijn dienaren hebben gestreden, opdat ik niet aan de joden overgeleverd zou worden. Maar mijn koninkrijk is nu eenmaal niet uit deze bron.” — Johannes 18:36; Mattheüs 26:52; Lukas 22:50, 51.

22. Welk voortreffelijke voorbeeld gaven talloze Getuigen in Afrika toen zij zwaar vervolgd werden?

22 Met Jezus’ voorbeeld in gedachten hadden die Afrikaanse Getuigen de moed gehoor te geven aan Paulus’ raad: „Vergeldt niemand kwaad met kwaad. Verschaft voortreffelijke dingen voor het oog van alle mensen. Zijt indien mogelijk, voor zover het van u afhangt, vredelievend jegens alle mensen. Wreekt uzelf niet, geliefden, maar geeft plaats aan de gramschap; want er staat geschreven: ’Aan mij is de wraak; ik wil vergelden, zegt Jehovah’” (Romeinen 12:17-19; vergelijk Hebreeën 10:32-34). Wat een stimulerend voorbeeld zijn onze Afrikaanse broeders en zusters voor ons allen in deze tijd! Zelfs wanneer de autoriteit weigert zich eervol te gedragen, laten ware christenen bijbelse beginselen niet varen.

23. Welke vragen moeten nog besproken worden?

23 Maar wat mogen de superieure autoriteiten van christenen verwachten? En zijn er grenzen aan de eisen die ze terecht kunnen stellen? Dit zal in het volgende artikel worden besproken.

[Voetnoten]

a Het door God gegeven wetsstelsel in het oude Israël omvatte de doodstraf voor zware misdrijven. — Exodus 31:14; Leviticus 18:29; 20:2-6; Numeri 35:30.

Kunt u dit uitleggen?

◻ Wat zijn enkele manieren waarop iemand ’zich tegen de superieure autoriteiten zou kunnen stellen’?

◻ Wat is „de regeling van God” met betrekking tot regeringsautoriteit?

◻ In welk opzicht zijn de autoriteiten „een voorwerp van vrees”?

◻ Hoe treden menselijke regeringen op als „Gods dienares”?

[Kader op blz. 21]

Een brief van een politiecommissaris

EEN brief met het insigne „Openbare dienst voor de staat Minas Gerais” werd op het bureau van het Wachttorengenootschap in Brazilië ontvangen. Hij was afkomstig van de politiecommissaris van de stad Conquista. Was er iets niet in de haak? Laat de brief voor zichzelf spreken. Daarin stond:

„Geachte heer,

Het doet mij genoegen mij door middel van deze brief aan u voor te stellen. Ik ben nu zo’n drie jaar politiecommissaris in de stad Conquista, Minas Gerais. Op mijn werk probeer ik steeds gewetensvol te handelen, maar het kostte mij altijd moeite de vrede in de gevangenis te bewaren. Hoewel de gedetineerden opgeleid werden in bepaalde werkzaamheden, waren zij ongedurig.

Enkele maanden geleden kwam de heer O——— naar onze stad en hij stelde zich voor als een van Jehovah’s Getuigen. Hij begon tot enkele gevangenen de bijbel te prediken, leerde hun lezen en schrijven, en gaf hun onderricht in de fundamentele beginselen van hygiëne en sociale vaardigheden, terwijl hij hun ook over de bijbel vertelde. De manier waarop deze prediker werkte, straalde toewijding, liefde en zelfopoffering uit. Al gauw gaf het gedrag van de gedetineerden een opmerkelijke verbetering te zien, tot grote verbazing en waardering van degenen die dit waarnamen.

Met het oog op wat er in onze gevangenis is gebeurd, wil ik tegenover het Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap graag officieel onze waardering tot uitdrukking brengen voor het schitterende werk dat door de achtenswaardige prediker in onze gemeenschap is gedaan.”

Betreffende regeringsautoriteit zei de apostel Paulus: „Blijf het goede doen, en gij zult lof van haar hebben” (Romeinen 13:3). In het bovenstaande geval was dit zeker zo. Wat een getuigenis voor de transformerende kracht van Gods Woord dat het goede nieuws in slechts enkele maanden iets tot stand bracht waarin het gevangeniswezen in geen jaren was geslaagd! — Psalm 19:7-9.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen