’Leg iets opzij’
In de vroege christelijke gemeente bestonden materiële behoeften waaraan aandacht besteed moest worden. Iedereen werd aangemoedigd om, naargelang hij voorspoed had, „iets opzij [te] leggen” als een bijdrage om in die behoeften te voorzien (1 Kor. 16:1-3). Als gevolg van hun edelmoedigheid verheugde iedereen zich in het uiten van „vele dankbetuigingen aan God”. — 2 Kor. 9:11, 12.
In deze tijd blijft het wereldomvattende werk van Jehovah’s volk zich uitbreiden, wat steeds meer financiële ondersteuning vereist. Het is gepast dat ook wij geregeld „iets opzij leggen” om te helpen aan die behoefte te voldoen (2 Kor. 8:3, 4). We kunnen op verschillende manieren in materieel opzicht geven. (Zie De Wachttoren van 1 november 2001, blz. 28, 29.) We zien dat terecht als een voorrecht dat waar geluk schenkt. — Hand. 20:35.