Een geïnspireerd model voor het christelijke zendingswerk
„Wordt navolgers van mij, zoals ik het ben van Christus.” — 1 KORINTHIËRS 11:1.
1. Wat zijn enkele manieren waarop Jezus zijn volgelingen een schitterend voorbeeld ter navolging heeft gegeven? (Filippenzen 2:5-9)
WAT een schitterend voorbeeld heeft Jezus zijn discipelen gegeven! Met vreugdevolle bereidwilligheid deed hij afstand van zijn hemelse heerlijkheid om naar de aarde te komen en onder zondige mensen te wonen. Hij was bereid voor de redding van de mensheid en, wat belangrijker was, voor de heiliging van de naam van zijn hemelse Vader, verschrikkelijk lijden te ondergaan (Johannes 3:16; 17:4). Toen Jezus voor zijn leven terechtstond, verklaarde hij onverschrokken: „Hiertoe ben ik geboren en hiertoe ben ik in de wereld gekomen, om getuigenis af te leggen van de waarheid.” — Johannes 18:37.
2. Waarom kon de uit de doden opgewekte Jezus zijn discipelen het gebod geven het door hem begonnen werk voort te zetten?
2 Vóór zijn dood voorzag Jezus in een uitstekende opleiding voor zijn discipelen zodat zij het werk dat bestond in het getuigenis afleggen van de Koninkrijkswaarheid, zouden kunnen voortzetten (Mattheüs 10:5-23; Lukas 10:1-16). Daarom kon Jezus na zijn opstanding het gebod geven: „Gaat . . . en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb.” — Mattheüs 28:19, 20.
3. Hoe breidde het werk dat bestond in het maken van discipelen zich uit, maar in welke gebieden werd het voornamelijk verricht?
3 Gedurende de daaropvolgende drie en een half jaar gehoorzaamden Jezus’ discipelen dit gebod maar beperkten zij het maken van discipelen tot joden, joodse proselieten en besneden Samaritanen. Vervolgens leidde God het in 36 G.T. zo dat het goede nieuws tot een onbesneden man, Cornelius, en zijn huisgezin, werd gepredikt. In de loop van het volgende decennium werden er andere heidenen in de gemeente gebracht. Veel van het werk schijnt echter beperkt te zijn geweest tot het oostelijke Middellandse-Zeegebied. — Handelingen 10:24, 44-48; 11:19-21.
4. Welke belangrijke ontwikkeling vond omstreeks 47/48 G.T. plaats?
4 Er was iets nodig om christenen te motiveren of in staat te stellen joden en heidenen in verder weg gelegen gebieden tot discipelen te maken. Daarom ontvingen de ouderlingen van de gemeente in Syrisch Antiochië omstreeks 47/48 G.T. de volgende goddelijke boodschap: „Zondert mij van allen Barnabas en Saulus af voor het werk waarvoor ik hen heb geroepen” (Handelingen 13:2). Merk op dat Paulus toen bij zijn oorspronkelijke naam, Saulus, bekendstond. Merk ook op dat God Barnabas vóór Paulus noemde, misschien omdat van deze twee Barnabas in die tijd als de belangrijkste werd beschouwd.
5. Waarom is het bericht over de zendingsreis van Paulus en Barnabas heel waardevol voor christenen in deze tijd?
5 Het uitvoerige bericht over de zendingsreis van Paulus en Barnabas is heel aanmoedigend voor Jehovah’s Getuigen, vooral voor zendelingen en pioniers die hun geboorteplaats hebben verlaten om God in een buitenlandse gemeenschap te dienen. Bovendien zal een bespreking van Handelingen hoofdstuk 13 en 14 beslist nog meer personen motiveren Paulus en Barnabas na te volgen en hun aandeel in het zo uitermate belangrijke werk van het maken van discipelen, te vergroten.
Het eiland Cyprus
6. Welk voorbeeld gaven de zendelingen op Cyprus?
6 Zonder uitstel gingen de zendelingen in de Syrische haven Seleucië scheep naar het eiland Cyprus. Nadat zij in Salamis aan land waren gegaan, lieten zij zich niet van hun doel afbrengen maar „gingen . . . het woord van God in de synagogen van de joden verkondigen”. Naar het voorbeeld van Christus stelden zij zich er niet tevreden mee zich in die stad te vestigen en dan te wachten totdat de eilandbewoners naar hen toe zouden komen. In plaats daarvan trokken zij ’het hele eiland door’. Ongetwijfeld was hier heel wat lopen bij betrokken en moesten zij vaak van huisvesting veranderen, want Cyprus is een groot eiland en zij doorkruisten van oost naar west het grootste deel ervan. — Handelingen 13:5, 6.
7. (a) Welke opmerkelijke gebeurtenis vond in Pafos plaats? (b) Tot het hebben van welke instelling worden wij door dit bericht aangemoedigd?
7 Aan het eind van hun verblijf werden de twee mannen met een prachtige ervaring in de stad Pafos beloond. De bestuurder van het eiland, Sergius Paulus, luisterde naar hun boodschap en „werd . . . een gelovige” (Handelingen 13:7, 12). Paulus schreef later: „Gij ziet uw roeping, broeders, dat niet veel wijzen naar het vlees werden geroepen, niet veel machtigen, niet velen van edele geboorte” (1 Korinthiërs 1:26). Niettemin was Sergius Paulus een van de machtigen die gunstig reageerden. Deze ervaring dient ons allen, vooral de zendelingen onder ons, aan te moedigen een positieve instelling te hebben ten aanzien van het getuigenisgeven aan regeringsfunctionarissen, waartoe wij ook in 1 Timotheüs 2:1-4 worden aangemoedigd. Machthebbers hebben Gods dienstknechten soms heel erg geholpen. — Nehemia 2:4-8.
8. (a) Hoe schijnt er vanaf dit tijdstip een verandering te zijn opgetreden in de verhouding van Barnabas en Paulus? (b) In welk opzicht was Barnabas een voortreffelijk voorbeeld?
8 Onder de inwerking van Jehovah’s geest had Paulus het belangrijkste aandeel aan de bekering van Sergius Paulus (Handelingen 13:8-12). Vanaf deze tijd schijnt Paulus ook de leiding genomen te hebben. (Vergelijk Handelingen 13:7 met Handelingen 13:15, 16, 43.) Dit was in overeenstemming met de goddelijke aanstelling die Paulus ten tijde van zijn bekering had ontvangen (Handelingen 9:15). Misschien was zo’n ontwikkeling een toets op Barnabas’ nederigheid. Maar in plaats van zich door deze verandering gekrenkt te voelen, deed Barnabas waarschijnlijk zijn naam „Zoon van vertroosting” eer aan en stond hij Paulus gedurende de hele zendingsreis en later toen enkele joodse christenen kritiek uitten op hun bediening onder de onbesneden heidenen, loyaal ter zijde (Handelingen 15:1, 2). Wat een voortreffelijk voorbeeld is dit voor ons allen, ook voor degenen onder ons die in een zendelingenhuis of Bethelhuis wonen! Wij dienen altijd bereid te zijn theocratische veranderingen te aanvaarden en onze volledige steun te verlenen aan degenen die zijn aangesteld om onder ons de leiding te nemen. — Hebreeën 13:17.
Het tafelland van Klein-Azië
9. Wat leren wij uit de bereidheid van Paulus en Barnabas om naar Pisidisch Antiochië te reizen?
9 Vanaf Cyprus voeren Paulus en Barnabas in noordelijke richting naar het vasteland van Asia. Om de een of andere niet genoemde reden bleven de zendelingen niet in de kuststreek maar ondernamen zij een lange en gevaarlijke reis van ongeveer 180 kilometer naar Pisidisch Antiochië, dat op het centrale tafelland van Klein-Azië lag. Dit betekende dat zij een bergpas over moesten en vervolgens moesten afdalen tot een vlakte die zich zo’n 1100 meter boven zeeniveau verhief. De bijbelgeleerde J. S. Howson zegt: „Het onwettige en roverachtige optreden van de bevolking van die bergen waardoor het tafelland . . . werd gescheiden van de vlakten aan de zuidkust, was door heel de oude geschiedenis heen berucht.” Bovendien moesten de zendelingen de door de natuurelementen veroorzaakte gevaren onder de ogen zien. „Geen district in Klein-Azië”, zo voegt Howson eraan toe, „is unieker gekarakteriseerd door zijn ’woeste beken’ dan het berglandschap Pisidië, waar rivieren met bruisend geweld aan de voet van steile rotsen ontspringen of zich onstuimig door nauwe ravijnen neerstorten.” Deze details zijn een hulp om ons een voorstelling te maken van de aard van de reizen die de zendelingen ter wille van de verbreiding van het goede nieuws bereid waren te ondernemen (2 Korinthiërs 11:26). Zo trotseren ook in deze tijd vele dienstknechten van Jehovah allerlei hindernissen teneinde mensen te bereiken en het goede nieuws met hen te delen.
10, 11. (a) Hoe slaagde Paulus erin op basis van punten van overeenkomst met zijn toehoorders te redeneren? (b) Waarom waren veel joden waarschijnlijk ontzet toen zij over het lijden van de Messias vernamen? (c) Wat voor redding hield Paulus zijn toehoorders voor?
10 Aangezien er een joodse synagoge in Pisidisch Antiochië was, gingen de zendelingen daar eerst naar toe om degenen die het bekendst waren met Gods Woord een gelegenheid te geven het goede nieuws te aanvaarden. Toen Paulus uitgenodigd werd te spreken, stond hij op en hield een meesterlijke openbare toespraak. Door de hele lezing heen slaagde hij erin om met de joden en de proselieten in zijn gehoor op basis van punten van overeenkomst te redeneren (Handelingen 13:13-16, 26). Na zijn inleiding gaf Paulus een overzicht van de vermaarde geschiedenis van de joden en herinnerde hij hen eraan dat Jehovah hun voorvaders had uitgekozen en hen vervolgens uit Egypte had bevrijd, alsook hoe hij hen had geholpen de inwoners van het Beloofde Land te overwinnen. Daarna liet Paulus Jehovah’s bemoeienissen met David duidelijk uitkomen. Zulke inlichtingen lagen de joden in de eerste eeuw na aan het hart, want zij verwachtten dat God een nakomeling van David als redder en eeuwig regeerder zou verwekken. Op dit punt maakte Paulus onomwonden bekend: „Uit het nageslacht van deze man [David] heeft God, overeenkomstig zijn belofte, voor Israël een redder doen komen, Jezus.” — Handelingen 13:17-23.
11 Het soort van redder naar wie veel joden uitzagen, was echter een militaire held die hen van de Romeinse overheersing zou bevrijden en de joodse natie boven alle andere natiën zou verheffen. Daarom waren zij ongetwijfeld ontzet toen zij Paulus hoorden zeggen dat de Messias door hun eigen religieuze leiders ter executie was overgeleverd. „Maar”, zo verklaarde Paulus onverschrokken, „God wekte hem uit de doden op.” Tegen het einde van zijn lezing toonde hij zijn toehoorders dat hun een schitterend soort van redding ten deel kon vallen. „Laat het u . . . bekend zijn”, zei hij, „dat door bemiddeling van Hem vergeving van zonden aan u wordt verkondigd; en dat van al de dingen waarvan gij door middel van de wet van Mozes niet onschuldig verklaard kondt worden, een ieder die gelooft, onschuldig wordt verklaard door bemiddeling van Hem.” Paulus besloot zijn lezing door er bij zijn toehoorders op aan te dringen niet gerekend te worden onder de velen die, zoals God had voorzegd, deze prachtige voorziening van redding naast zich neer zouden leggen. — Handelingen 13:30-41.
12. Wat was het resultaat van Paulus’ toespraak, en hoe dient dit ons aan te moedigen?
12 Wat een goed uitgesproken op de Schrift gebaseerde toespraak! Hoe reageerden de toehoorders? „Velen van de joden en van de proselieten die God aanbaden, [volgden] Paulus en Barnabas” (Handelingen 13:43). Wat aanmoedigend voor ons in deze tijd! Mogen wij evenzo ons uiterste best doen de waarheid doeltreffend te brengen, of wij dit nu in onze openbare bediening doen of door het geven van commentaren en het houden van lezingen op onze gemeentevergaderingen. — 1 Timotheüs 4:13-16.
13. Waarom moesten de zendelingen Pisidisch Antiochië verlaten, en welke vragen rijzen betreffende de nieuwe discipelen?
13 De pasgeïnteresseerden in Pisidisch Antiochië konden dit goede nieuws niet voor zich houden. Als gevolg daarvan kwam „de volgende sabbat . . . bijna de gehele stad bijeen om het woord van Jehovah te horen”. En al gauw verbreidde de boodschap zich tot buiten de stad. In feite „bleef het woord van Jehovah zich in het gehele land verbreiden” (Handelingen 13:44, 49). In plaats van hier blij om te zijn, slaagden jaloerse joden erin de zendelingen de stad uit te laten werpen (Handelingen 13:45, 50). Welke uitwerking had dit op de nieuwe discipelen? Raakten zij ontmoedigd en gaven zij het op?
14. Waarom konden tegenstanders het door de zendelingen begonnen werk geen halt toeroepen, en wat leren wij hieruit?
14 Nee, want dit was Gods werk. Bovendien hadden de zendelingen een stevig fundament van geloof in de uit de doden opgewekte Heer Jezus Christus gelegd. Kennelijk beschouwden de nieuwe discipelen dus Christus, en niet de zendelingen, als hun Leider. Derhalve lezen wij dat zij „vervuld [bleven] met vreugde en heilige geest” (Handelingen 13:52). Wat is dit aanmoedigend voor zendelingen en anderen die in deze tijd discipelen maken! Als wij nederig en ijverig ons deel doen, zullen Jehovah God en Jezus Christus onze bediening zegenen. — 1 Korinthiërs 3:9.
Ikonium, Lystra en Derbe
15. Hoe gingen de zendelingen in Ikonium te werk, en met welke resultaten?
15 Paulus en Barnabas reisden nu ongeveer 140 kilometer in zuidoostelijke richting naar de volgende stad, Ikonium. Zij werden er niet door vrees voor vervolging van weerhouden precies zo te werk te gaan als in Antiochië. Het gevolg hiervan was, zoals de bijbel zegt, dat „een grote menigte van zowel joden als Grieken gelovig werd” (Handelingen 14:1). Weer waren het de joden die het goede nieuws niet aanvaardden, die tot tegenstand aanzetten. Maar de zendelingen volhardden en besteedden er in Ikonium geruime tijd aan de nieuwe discipelen te helpen. Maar toen Paulus en Barnabas vernamen dat hun joodse tegenstanders op het punt stonden hen te stenigen, waren zij zo verstandig de wijk te nemen naar het volgende gebied, „Lystra en Derbe en omgeving”. — Handelingen 14:2-6.
16, 17. (a) Wat overkwam Paulus in Lystra? (b) Welke uitwerking had de wijze waarop God ten aanzien van de apostel handelde op een jongeman uit Lystra?
16 Moedig „zetten zij het bekendmaken van het goede nieuws voort” in dit nieuwe, maagdelijke gebied (Handelingen 14:7). Toen joden in Pisidisch Antiochië en Ikonium dit vernamen, kwamen zij helemaal naar Lystra en overreedden de scharen om Paulus te stenigen. Omdat Paulus niet tijdig kon vluchten, werd hij gestenigd, zodat zijn tegenstanders ervan overtuigd waren dat hij dood was. Zij sleepten hem buiten de stad. — Handelingen 14:19.
17 Kunt u zich voorstellen hoe bedroefd dit de nieuwe discipelen maakte? Maar toen zij Paulus omringden, stond hij wonder boven wonder op! De bijbel zegt niet of een jongeman genaamd Timotheüs een van deze nieuwe discipelen was. Stellig kwam hij op een bepaald moment te weten hoe God ten aanzien van Paulus had gehandeld en dit maakte diepe indruk op zijn jonge geest. Paulus schreef in zijn tweede brief aan Timotheüs: „Gij hebt mij nauwgezet gevolgd in mijn leer, mijn levenswandel, . . . de soort van dingen die mij in Antiochië, in Ikonium, in Lystra zijn overkomen, de soort van vervolgingen die ik heb doorstaan; en toch heeft de Heer mij uit alle bevrijd” (2 Timotheüs 3:10, 11). Ongeveer een of twee jaar na zijn steniging keerde Paulus naar Lystra terug en bemerkte hij dat de jonge Timotheüs een voorbeeldige christen was, iemand over wie ’door de broeders in Lystra en Ikonium een goed bericht werd uitgebracht’ (Handelingen 16:1, 2). Paulus koos hem daarom als reisgezel uit. Hierdoor werd Timotheüs geholpen een man van geestelijk formaat te worden, en mettertijd kwam hij ervoor in aanmerking door Paulus te worden uitgezonden om verschillende gemeenten te bezoeken (Filippenzen 2:19, 20; 1 Timotheüs 1:3). Zo oefenen ook in deze tijd ijverige dienstknechten van God een goede invloed uit op jongeren, van wie er velen net als Timotheüs tot waardevolle dienstknechten van God opgroeien.
18. (a) Wat overkwam de zendelingen in Derbe? (b) Welke gelegenheid stond nu voor hen open, maar welke handelwijze verkozen zij?
18 De ochtend nadat Paulus in Lystra aan de dood was ontkomen, ging hij met Barnabas op weg naar Derbe. Deze keer kwamen er geen tegenstanders achter hen aan, en de bijbel zegt dat ’zij vrij veel discipelen maakten’ (Handelingen 14:20, 21). Nadat Paulus en Barnabas in Derbe een gemeente hadden opgericht, moesten zij een beslissing nemen. Een druk bereisde door de Romeinen aangelegde weg liep van Derbe naar Tarsus. Van daar uit was het een korte reis terug naar Syrisch Antiochië. Mogelijk was dat de geriefelijkste manier om terug te keren, en die zendelingen hadden kunnen denken dat zij nu aan een welverdiende rust toe waren. In navolging van hun Meester waren Paulus en Barnabas zich echter van een dringender noodzaak bewust. — Markus 6:31-34.
Gods werk volledig volbrengen
19, 20. (a) Hoe zegende Jehovah de zendelingen omdat zij naar Lystra, Ikonium en Antiochië terugkeerden? (b) Welke les ligt hierin opgesloten voor Jehovah’s volk in deze tijd?
19 In plaats van de korte weg naar huis te nemen, keerden de zendelingen moedig op hun schreden terug en brachten opnieuw een bezoek aan dezelfde steden waar hun leven in gevaar had verkeerd. Zegende Jehovah hen voor deze onzelfzuchtige bezorgdheid voor de nieuwe schapen? Ja, inderdaad, want het verslag zegt dat zij erin slaagden ’de zielen der discipelen te versterken, terwijl zij hen aanmoedigden in het geloof te blijven’. Het was heel passend dat zij tot die nieuwe discipelen zeiden: „Wij moeten door veel verdrukkingen heen het koninkrijk Gods binnengaan” (Handelingen 14:21, 22). Paulus en Barnabas herinnerden hen ook aan hun roeping als medeërfgenamen in het komende koninkrijk Gods. In deze tijd moeten wij nieuwe discipelen op soortgelijke wijze aanmoedigen. Wij kunnen hen sterken om beproevingen te verduren door hun het vooruitzicht van eeuwig leven op aarde onder de heerschappij van datzelfde koninkrijk Gods waarover Paulus en Barnabas predikten, voor ogen te houden.
20 Telkens voordat Paulus en Barnabas een stad verlieten, hielpen zij de plaatselijke gemeente beter georganiseerd te raken. Kennelijk leidden zij bekwame mannen op en stelden hen aan om de leiding te nemen (Handelingen 14:23). Dit droeg ongetwijfeld tot verdere expansie bij. Zo gaan ook in deze tijd zendelingen en anderen nadat zij onervaren personen hebben geholpen te groeien tot het punt waarop zij verantwoordelijkheid kunnen dragen, soms weg en zetten zij hun goede werk voort op andere plaatsen waar de behoefte groter is.
21, 22. (a) Wat gebeurde er nadat Paulus en Barnabas hun zendingsreis hadden voltooid? (b) Welke vragen werpt dit op?
21 Toen de zendelingen ten slotte naar Syrisch Antiochië terugkeerden, konden zij een gevoel van diepe voldoening hebben. Ja, het bijbelse bericht zegt dat zij het werk dat God hun had toevertrouwd, „volledig hadden verricht” (Handelingen 14:26). Het is begrijpelijk dat zij, toen zij hun ervaringen vertelden, „alle broeders grote vreugde” bereidden (Handelingen 15:3). Maar hoe stond het met de toekomst? Zouden zij nu op hun lauweren gaan rusten, zoals het gezegde luidt? Beslist niet. Nadat de twee een bezoek hadden gebracht aan het besturende lichaam in Jeruzalem om een uitspraak te krijgen inzake de kwestie van de besnijdenis, gingen zij weer zendingsreizen ondernemen. Deze keer gingen zij ieder een andere richting uit. Barnabas nam Johannes Markus mee en ging naar Cyprus, terwijl Paulus een nieuwe metgezel vond in Silas en door Syrië en Cilicië reisde (Handelingen 15:39-41). Het was op deze reis dat hij de jonge Timotheüs uitkoos en hem meenam.
22 De bijbel onthult niet wat de resultaten waren van de tweede reis van Barnabas. Wat Paulus betreft, hij vervolgde zijn weg naar nieuw gebied en richtte in ten minste vijf steden — Filippi, Berea, Thessalonika, Korinthe en Efeze — gemeenten op. Wat was de sleutel van Paulus’ buitengewone succes? Hebben dezelfde beginselen praktische waarde voor christenen die in deze tijd discipelen maken?
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Waarom is Jezus het schitterendste voorbeeld ter navolging?
◻ In welk opzicht was Barnabas een voorbeeld?
◻ Wat leren wij uit Paulus’ toespraak in Pisidisch Antiochië?
◻ Hoe kweten Paulus en Barnabas zich volledig van hun toewijzing?
[Illustratie op blz. 15]
De door de apostel Paulus betoonde volharding onder vervolging maakte een blijvende indruk op de jongeman Timotheüs