Opvoeden zonder te irriteren

Dr. Robert Coles, een bekend docent en psychiater, zei eens: „In het kind zit een zich ontwikkelend moreel besef. Toevallig denk ik dat het van God afkomstig is, dat er een hunkering is naar moraliteit.” Wie moet deze honger en dorst naar morele leiding bevredigen?

De bijbel geeft in Efeziërs 6:4 de aansporing: „Gij, vaders, irriteert uw kinderen niet, maar blijft hen in het strenge onderricht en de ernstige vermaning van Jehovah grootbrengen.” Is het u opgevallen dat deze bijbeltekst in de eerste plaats de vader de verantwoordelijkheid oplegt om zijn kinderen liefde voor God en diepe waardering voor Gods maatstaven bij te brengen? In vers 1 van Efeziërs hoofdstuk 6 doelde de apostel Paulus op zowel de vader als de moeder toen hij kinderen zei ’gehoorzaam te zijn aan hun ouders’a.

Als de vader afwezig is, moet de moeder deze verantwoordelijkheid natuurlijk op zich nemen. Veel alleenstaande moeders hebben met succes hun kinderen in het strenge onderricht en de ernstige vermaning van Jehovah God grootgebracht. Maar als de moeder trouwt, moet de christelijke man de leiding nemen. De moeder dient zijn leiding in het opvoeden en streng onderrichten van hun kinderen bereidwillig te volgen.

Hoe kunt u uw kinderen streng onderricht geven of opvoeden zonder ze te ’irriteren’? Er zijn geen geheime formules, vooral niet omdat elk kind anders is. Maar ouders moeten goed nadenken over de manier waarop ze streng onderricht geven, en hun kinderen altijd met liefde en respect behandelen. Interessant is dat de gedachte dat u uw kinderen niet mag irriteren, in de bijbel wordt herhaald in Kolossenzen 3:21. Daar wordt vaders nogmaals op het hart gedrukt: „Tergt uw kinderen niet, zodat zij niet moedeloos worden.”

Sommige ouders schreeuwen tegen hun kinderen. Ongetwijfeld raken hun kinderen hierdoor getergd. Maar de bijbel geeft de aansporing: „Alle kwaadaardige bitterheid en toorn en gramschap en geschreeuw en schimpend gepraat worde uit uw midden weggenomen” (Efeziërs 4:31). De bijbel zegt ook dat ’een slaaf van de Heer niet behoeft te strijden, maar vriendelijk moet zijn jegens allen’. — 2 Timotheüs 2:24.