Kunt u zich dit herinneren?
Hebt u zorgvuldig aandacht geschonken aan de recente uitgaven van De Wachttoren? Zo ja, dan zult u zich het volgende waarschijnlijk kunnen herinneren:
◻ In welke betekenis gebruikt Paulus de term „middelaar” als hij in 1 Timótheüs 2:5, 6 over Jezus spreekt?
In deze tekst gebruikt Paulus voor middelaar het Griekse woord meʹsi·tes, een term die een wettelijke betekenis heeft, en hij bezigt dit woord dus niet in de ruime zin van het woord die in veel talen gebruikelijk is. Paulus zegt derhalve niet dat Jezus een middelaar tussen God en de gehele mensheid is. Hij doelt veeleer op Christus als wettelijke Middelaar van het nieuwe verbond, dat voor Christus’ gezalfde volgelingen de basis legde om in zijn hemelse koninkrijk te kunnen delen (2 Korinthiërs 5:1, 5; Efeziërs 1:13, 14; Hebreeën 8:7-13). — 15/8, blz. 30, 31.
◻ Wat bedoelt Jezus in Matthéüs 25:34 als hij tot met schapen te vergelijken personen zegt: „Beërft het koninkrijk dat sedert de grondlegging der wereld voor u is bereid”?
Jezus bedoelde niet dat deze met schapen te vergelijken personen met hem in de hemel zullen regeren. In plaats daarvan zullen de schapen het aardse domein beërven van het Koninkrijk dat „sedert de grondlegging der wereld” van de loskoopbare mensheid, voor hen bereid is. Aldus worden zij de aardse kinderen van hun „Eeuwige Vader”, de Koning Christus Jezus (Jesaja 9:6, 7). — 1/9, blz. 20.
◻ Moet het gezalfde overblijfsel op aarde aanwezig zijn om de uit de doden opgewekte getrouwen die vóór 33 G.T. zijn gestorven, te verwelkomen?
Nee, dit behoeft niet per se het geval te zijn. Vele leden van de grote schare die de grote verdrukking zullen overleven, worden thans opgeleid om gemeentelijke verantwoordelijkheden op zich te nemen. Zij zullen dus zorg kunnen dragen voor die situatie en de uit de doden opgewekte personen kunnen inlichten over de „nieuwe aarde” onder de „nieuwe hemelen” (2 Petrus 3:13). — 1/9, blz. 20, 21.
◻ Welke kwesties zijn bij het verkrijgen van „redding” betrokken? (Handelingen 16:30)
Het belangrijkste vereiste is: „Geloof in de Heer Jezus en gij zult gered worden” (Handelingen 16:31). Dit omvat het tot zich nemen van een nauwkeurige kennis omtrent Gods voornemens en zijn weg van redding. Ook is het noodzakelijk geloof te oefenen in Jezus Christus als de Voornaamste Bewerker van redding (Johannes 3:16; Titus 2:14). Hierdoor komt een christen in een geredde toestand, maar hij moet nu volharden in het doen van Gods wil en er gedurende de rest van zijn leven mee voortgaan aan al Gods vereisten te voldoen. Alleen dan zal hij gered worden en eeuwig leven ontvangen (Matthéüs 24:13). — 15/9, blz. 7.
◻ Hoe veroordeelde Noachs geloof de wereld? (Hebreeën 11:7)
Noachs gehoorzaamheid en rechtvaardige daden gaven te kennen dat nog anderen dan alleen hijzelf en zijn huisgezin de Vloed hadden kunnen overleven als zij de bereidheid hadden gehad hun levensstijl te wijzigen. Ondanks de druk die Noach ondervond van zijn eigen onvolmaakte vlees, de hem omringende wereld en de Duivel, bewees hij dat het mogelijk was een leven te leiden dat God behaagde. — 1/10, blz. 11.
◻ Waarom dienen wij zelfs te waken tegen luchtige kletspraat?
Misschien maken wij een opmerking die niet bedoeld is om iemand te schaden, maar dergelijke schijnbaar onschuldige kletspraat kan schadelijk worden wanneer ze wordt herhaald, opgesmukt of verdraaid, zodat ze een schadelijke uitwerking heeft op de reputatie van degene over wie wordt gesproken en hem van zijn goede naam berooft (Spreuken 20:19). — 15/10, blz. 13.
◻ Wat zijn de voordelen wanneer huwelijkspartners zich onder een gelijk juk bevinden?
Man en vrouw verkeren in de positie elkaar te kunnen aanmoedigen in het aanbidden van hun God. Ook kunnen zij zich tot de Schrift wenden voor leiding bij het oplossen van hun meningsverschillen. — 1/11, blz. 20.
◻ Hoe kunnen de Tien Geboden ons in deze tijd helpen?
Ze onthullen Jehovah’s kijk op de dingen en herinneren ons eraan dat wij God en onze naaste moeten liefhebben (Matthéüs 22:37-39; 2 Timótheüs 3:16, 17). — 15/11, blz. 5, 6.
◻ Bij welke drie gelegenheden sprak God ten aanhoren van Jezus en andere mensen?
De eerste keer gebeurde dit ten tijde van Jezus’ doop door Johannes de Doper (Matthéüs 3:17), de tweede keer toen Jezus een transfiguratie onderging ten aanschouwen van Jakobus, Johannes en Petrus (Matthéüs 17:5) en de derde keer op 10 Nisan, vier dagen voor Jezus’ dood, toen een menigte die zich in de tempel bevond Gods stem hoorde (Johannes 12:28). — 1/12, blz. 8.