LES 52
Doeltreffend vermanen
CHRISTELIJKE ouderlingen moeten in staat zijn „de gezonde leer” te gebruiken om „te vermanen” (Tit. 1:9). Soms moet dit gebeuren in situaties waarin het heel moeilijk is. Het is belangrijk om bij het geven van raad schriftuurlijke richtlijnen te volgen. Vandaar dat ouderlingen acht moeten geven op de raad ’ermee voort te gaan zich toe te leggen op het vermanen’ (1 Tim. 4:13). Hoewel onze bespreking hier zich toespitst op ouderlingen of degenen die naar dit voorrecht streven, zijn er momenten dat ouders hun kinderen moeten vermanen of dat degenen die bijbelstudies leiden hun bijbelstudenten moeten vermanen. In zulke gevallen zijn soortgelijke principes van kracht.
Wanneer het nodig is. Om te bepalen wanneer er vermaand moet worden, is het nuttig om in de bijbel opgetekende situaties te bekijken waarin vermaningen werden gegeven. De apostel Petrus vermaande ouderlingen aandacht te schenken aan hun verantwoordelijkheid als herders van de kudde Gods (1 Petr. 5:1, 2). Paulus gaf Titus de raad jongere mannen te vermanen „gezond van verstand te zijn” (Tit. 2:6). Paulus drong er bij medechristenen op aan ’in overeenstemming met elkaar te spreken’ en hen te mijden die verdeeldheid onder de broeders trachtten te veroorzaken (1 Kor. 1:10; Rom. 16:17; Fil. 4:2). Hoewel Paulus leden van de gemeente in Thessalonika prees voor de goede dingen die ze deden, vermaande hij hen het onderricht dat ze hadden ontvangen nog vollediger toe te passen (1 Thess. 4:1, 10). Petrus’ vermaning aan medechristenen was ’zich te blijven onthouden van vleselijke begeerten’ (1 Petr. 2:11). Judas vermaande zijn broeders „onvermoeid te strijden voor het geloof” met het oog op de invloed van goddelozen die zich overgaven aan losbandig gedrag (Jud. 3, 4). Christenen in het algemeen kregen de aansporing elkaar te vermanen opdat niemand verhard zou raken door de bedrieglijke kracht der zonde (Hebr. 3:13). Petrus vermaande joden die nog geen geloof hadden gesteld in Christus: „Wordt gered uit dit kromme geslacht.” — Hand. 2:40.
Welke eigenschappen zijn er nodig om in zulke situaties te vermanen? Hoe kun je je vermaning dringendheid verlenen zonder hardvochtig of scherp te zijn?
„Op basis van liefde.” Als onze vermaning niet wordt gegeven „op basis van liefde”, kan ze streng klinken (Filem. 9). Het is waar dat wanneer er directe actie vereist is, deze urgentie in de voordracht van de spreker te horen moet zijn. Een al te zachte aanpak zou verontschuldigend kunnen klinken. Het beroep op de luisteraars moet tegelijkertijd ernst en gevoel te kennen geven. Een liefdevolle aansporing zal het publiek het sterkst motiveren. Sprekend namens zichzelf en zijn metgezellen zei Paulus tegen de Thessalonicenzen: ’Gij weet zeer goed hoe wij, zoals een vader zijn kinderen, een ieder van u bleven vermanen’ (1 Thess. 2:11). Die christelijke opzieners werden gedreven door liefde als ze de broeders vermaanden. Laat wat je zegt voortkomen uit oprechte bezorgdheid voor je luisteraars.
Wees tactvol. Vermijd het degenen die je tot actie probeert aan te sporen tegen je in te nemen. Anderzijds mag je je er niet van weerhouden je publiek „al de raad Gods” te vertellen (Hand. 20:27). Degenen die daar waardering voor hebben zullen zich niet gekrenkt voelen of minder van je houden omdat je hen vriendelijk hebt aangespoord het goede te doen. — Ps. 141:5.
Vaak werkt het heel goed uit als je aan een vermaning specifieke, oprechte woorden van lof vooraf laat gaan. Denk aan de goede dingen die je broeders doen — dingen waarmee Jehovah beslist blij zal zijn: het geloof dat uit hun werk spreekt, de liefde die hen ertoe beweegt zich in te spannen, en hun volharding in beproevingsvolle situaties (1 Thess. 1:2-8; 2 Thess. 1:3-5). Dat zal ertoe bijdragen dat je broeders zich gewaardeerd en begrepen voelen, en het zal hen in een ontvankelijke stemming brengen voor de vermaning die volgt.
„Met alle lankmoedigheid.” Vermaning moet gegeven worden „met alle lankmoedigheid” (2 Tim. 4:2). Wat houdt dat in? Lankmoedigheid omvat het geduldig verduren van kwaad of provocatie. Iemand die lankmoedig is, blijft hopen dat zijn luisteraars zullen toepassen wat hij zegt. Door in deze geest te vermanen voorkom je dat je luisteraars denken dat je het ergste aangaande hen veronderstelt. Je vertrouwen dat je broeders en zusters Jehovah zo goed mogelijk willen dienen zal appelleren aan hun wens om te doen wat juist is. — Hebr. 6:9.
„Door de gezonde leer.” Hoe kan een ouderling ’vermanen door de gezonde leer’? Door ’stevig vast te houden aan het getrouwe woord met betrekking tot zijn kunst van onderwijzen’ (Tit. 1:9). In plaats van je persoonlijke mening kenbaar te maken moet je Gods Woord kracht laten bijzetten aan je verzoek. Laat je standpunt over wat er gezegd moet worden door de bijbel vormen. Som de voordelen op van het toepassen van wat de bijbel over de kwestie zegt. Heb duidelijk de consequenties voor ogen — huidige en toekomstige — als er niet naar Gods Woord wordt gehandeld, en gebruik die om je publiek te overtuigen van de noodzaak passende actie te ondernemen.
Zorg ervoor dat je je toehoorders duidelijk uitlegt wat ze moeten doen en hoe dat moet gebeuren. Maak duidelijk dat je redenering een goede bijbelse basis heeft. Als de Schrift in een te nemen beslissing een bepaalde vrijheid toelaat, geef dan de mate van die vrijheid aan. Doe in je besluit een laatste beroep op je luisteraars om hen te sterken in hun voornemen tot handelen.
Met „vrijmoedigheid van spreken”. Om anderen doeltreffend te vermanen moet je „vrijmoedigheid van spreken in het geloof” hebben (1 Tim. 3:13). Wat stelt iemand in staat vrijmoedig te spreken? Het feit dat zijn „voorbeeld van voortreffelijke werken” strookt met dat waartoe hij zijn broeders aanspoort (Tit. 2:6, 7; 1 Petr. 5:3). Waar dat het geval is, zullen degenen die de aansporing krijgen beseffen dat degene die hen vermaant niet van hen verwacht dat zij doen wat hij zelf niet doet. Ze zullen zien dat ze zijn geloof kunnen navolgen zoals hij ernaar streeft Christus na te volgen. — 1 Kor. 11:1; Fil. 3:17.
Vermaning die gebaseerd is op Gods Woord en gegeven wordt in een geest van liefde, kan veel goeds tot stand brengen. Degenen die belast zijn met het geven van zulke vermaningen dienen zich erop toe te leggen dat goed te doen. — Rom. 12:8.