Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w86 1/6 blz. 20-25
  • De bevelen van de Koning nauwgezet opvolgen

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • De bevelen van de Koning nauwgezet opvolgen
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1986
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Jehovah, de Organisator van zijn volk
  • Het volmaakte voorbeeld in het opvolgen van de bevelen van de Koning
  • De ouderlingen hebben uw respect en ondersteuning nodig
  • Heb geduld met elkaar
  • Georganiseerd om ’s Konings bevel tot prediken op te volgen
  • Wees gehoorzaam aan hen die de leiding nemen
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1989
  • Vermaningen en bevelen van de God van een nieuw samenstel
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1984
  • „Blijft dat soort van mannen dierbaar achten”
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1988
  • Herders en schapen in een theocratie
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1994
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1986
w86 1/6 blz. 20-25

De bevelen van de Koning nauwgezet opvolgen

„Met uw bevelen wil ik mij intens bezighouden, en ik wil op uw paden letten. In uw inzettingen zal ik mij verlustigen. Ik zal uw woord niet vergeten.” — PSALM 119:15, 16.

1. Waarom staat iedereen en alles onder Jehovah’s bevel?

IEDEREEN en alles staat onder bevel van de Almachtige God Jehovah, de Koning der eeuwigheid. Hij is Degene die het universum geschapen heeft. Hij is de Bron van alle leven. Hij heeft de aarde geformeerd en haar voor bewoning gereedgemaakt. Hij is een God van orde en doordat hij erop zal toezien dat er de hand gehouden zal worden aan zijn inzettingen, zal in heel zijn schepping voortdurend orde heersen. — Psalm 36:9; Jesaja 45:18; Openbaring 15:3.

2. Wie beheerst de sterrenhemel, en hoe?

2 Het was Jehovah God die de sterrenhemel beval zich als een tent boven de aarde uit te spreiden en die zijn volk later de volgende uitnodiging deed toekomen: „Heft uw ogen naar omhoog en ziet. Wie heeft deze dingen geschapen? Het is Degene die het heerleger daarvan zelfs naar het getal uitleidt, ze alle zelfs bij name roept.” Jehovah vroeg aan Job: „Zijt gij de inzettingen van de hemel te weten gekomen, of zoudt gij het gezag ervan op de aarde kunnen doen gelden?” Zijn wetten van gravitatie en beweging houden de miljoenen sterrenstelsels met hun miljarden sterren bijeen en besturen de bewegingen van de aarde op haar reis door de ruimte. — Jesaja 40:26; Job 38:33.

3. Dank zij wiens bevelen blijven dieren in leven, en wat zou er gebeuren als ze ongehoorzaam werden?

3 Hij is Degene die de groene planten voortbrengt waarmee de aarde als met een tapijt bedekt is. Op zijn bevel ontkiemen zaden en groeien ze en planten ze zich voort. Een onnoemelijke verscheidenheid aan dierenleven tiert welig op de aarde — vanaf de poolstreken tot in tropische wouden, van hoog in de dampkring tot diep in de bodem, van de oppervlakte van de oceaan tot in haar donkerste diepten. Om te kunnen voortbestaan, zal elk van de talloze soorten naar Jehovah’s bevelen moeten leven. Door dieren instinct te geven, heeft hij de bevelen voor overleving in hen geprogrammeerd. „Ze zijn instinctief wijs” (Spreuken 30:24). Maar wat zou er gebeuren als de kleine zwartkopzanger in Alaska nu eens bij zichzelf zei: ’Ik ga geen duizenden kilometers naar Zuid-Amerika vliegen. Waarom zou ik?’ Die kleine zwartkopzanger zou in de winterse sneeuwstormen omkomen. Maar hij zal dat niet zeggen. Hij is geprogrammeerd om te trekken, zodat hij in leven kan blijven. Zo is het met alle dieren. Instinctief volgen ze de bevelen op die Jehovah, hun Schepper, in hen heeft vastgelegd. Ze hebben geen keus.

4. Welke keuzemogelijkheid hebben de mensen, en met welke consequenties?

4 Met mensen is het anders gesteld. Wij zijn naar Gods beeld geschapen en wij hebben wel een keuzemogelijkheid. Maar hoewel Jehovah ons niet heeft geprogrammeerd om uitsluitend door instinct wijs te handelen, heeft hij ons ook niet in onwetendheid gelaten. Via zijn Woord, de bijbel, geeft hij ons zijn bevelen waardoor wij leven kunnen verwerven. Indien wij die bevelen van de Koning nauwgezet opvolgen, zullen wij leven. Indien wij onze vrijheid gebruiken om die bevelen te negeren en een door onszelf onafhankelijk gekozen weg in te slaan, zullen wij sterven. Wij moeten onszelf voor overleving programmeren. Zo eenvoudig liggen de zaken. „Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht op mijn pad”, zei de psalmist. Aan de andere kant kan er ook een „weg [bestaan] die recht is [schijnt] voor het aangezicht van een man, maar de wegen van de dood zijn er naderhand het einde van” (Psalm 119:105; Spreuken 14:12, The New English Bible). In deze tijd van het einde is het gebiedend noodzakelijk dat wij de volgende woorden, die in Psalm 119:15, 16 tot Jehovah werden gericht, tot de onze maken: „Met uw bevelen wil ik mij intens bezighouden, en ik wil op uw paden letten. In uw inzettingen zal ik mij verlustigen. Ik zal uw woord niet vergeten.”

Jehovah, de Organisator van zijn volk

5. In welke opzichten was Jehovah Israëls Rechter, Wetgever, en Koning?

5 Jehovah sprak op de berg Sinaï tot Mozes en gaf hem bevelen om Israël te leiden. Onder deze bevelen namen de Tien Geboden, die door Gods vinger op stenen tafelen geschreven waren, een opvallende plaats in (Exodus 20:1-17; 31:18). Jehovah was behalve Israëls Wetgever ook hun Rechter, die via Mozes en andere oudere mannen handelend optrad. Mozes spoorde die oudere mannen aan het volgende in gedachte te houden: „Gij moogt bij de rechtspraak niet partijdig zijn. Naar de kleine dient gij evenzeer te horen als naar de grote. Gij moogt niet bevreesd worden wegens een man, want de rechtspraak behoort God toe” (Deuteronomium 1:17). Jehovah was tevens hun Koning en hij organiseerde dit miljoenenvolk zodanig dat zij hun aangelegenheden doeltreffend konden regelen. Met het oog op dit alles kon een van zijn profeten later verklaren: „Jehovah is onze Rechter, Jehovah is onze Wetgever, Jehovah is onze Koning.” — Jesaja 33:22.

6. Hoe bleek Jehovah in de wildernis Israëls Organisator en Gids te zijn?

6 De natie Israël werd in stammen, families en huisgezinnen georganiseerd. Wanneer zij in de wildernis reisden, wees Jehovah iedere stam zijn plaats in de colonne toe. Wanneer zij zich rondom de tabernakel legerden, had elke stam zijn toegewezen plaats (Numeri 2:1-34; Jozua 7:14). Door middel van een wolk gaf Jehovah bevelen voor het optrekken en legeren van zijn volk: „Telkens wanneer de wolk zich van boven de tent verhief, braken de zonen van Israël onmiddellijk daarna op, en op de plaats waar de wolk bleef vertoeven, daar legerden zich de zonen van Israël. Op bevel van Jehovah braken de zonen van Israël op, en op bevel van Jehovah legerden zij zich.” — Numeri 9:17, 18.

7. Wie kon wijzigingen in de organisatie van Israël aanbrengen en heeft dat ook gedaan?

7 Wanneer er een organisatorische verandering nodig was, bracht Jehovah die tot stand. Mozes klaagde: „Ik, althans ik alleen, kan al dat volk niet dragen, want zij zijn mij te zwaar.” Jehovah antwoordde: „Vergader mij zeventig mannen uit de oudere mannen van Israël, van wie gij inderdaad weet dat zij oudere mannen en beambten van het volk zijn, . . . en zij zullen u bij het dragen van de vracht van het volk moeten helpen, opdat gij die niet alléén hoeft te dragen” (Numeri 11:14, 16, 17). Zelfs toen het volk later een menselijke koning wilde hebben, liet de grote Koning der eeuwigheid Israël niet in de steek. De menselijke koning bezat een afschrift van Jehovah’s Wet. Profeten maakten Jehovah’s oordelen bekend. Getrouwe koningen dienden nog steeds als bestuurders voor God terwijl zij ’op Jehovah’s troon gezeten’ waren. — 1 Kronieken 29:23; Deuteronomium 17:18; 2 Koningen 17:13; Jeremia 7:25.

Het volmaakte voorbeeld in het opvolgen van de bevelen van de Koning

8. Hoe, waar en met welke resultaten kondigde Jezus Jehovah’s toekomstige koninkrijk aan?

8 Toen Jezus als de beloofde Messías kwam, volgde hij de bevelen van zijn hemelse Vader met een verterende ijver op. Aan het begin van de grote bediening in Galiléa „begon Jezus te prediken en te zeggen: ’Hebt berouw, want het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.’ Toen trok hij rond door geheel Galiléa, terwijl hij in hun synagogen onderwees en het goede nieuws van het koninkrijk predikte en elke soort van kwaal en elk soort van gebrek onder het volk genas. Derhalve volgden grote scharen hem, van Galiléa en Dekápolis en Jeruzalem en Judéa en van de overzijde der Jordaan” (Matthéüs 4:17, 23, 25; Johannes 2:17). Hij beperkte zijn prediking niet tot de synagogen. Hij maakte het goede nieuws van het Koninkrijk overal bekend waar mensen waren die konden luisteren: in de tempel, aan de oever van de zee, in het berggebied, op het open platteland, in de steden en dorpen en de huizen van de mensen. De scharen stroomden naar hem toe en men „luisterde met genoegen naar hem”. Het volk „bleef steeds dicht bij hem om hem te horen”. — Markus 12:37; Lukas 19:48.

9. Wat deed Jezus om het predikingswerk uit te breiden, en welke instructies gaf hij?

9 Zijn apostelen maakte hij opmerkzaam op de behoefte aan meer werkers, en daarom „zond Jezus [deze twaalf] uit, terwijl hij hun de volgende opdracht gaf: ’Slaat niet de weg naar de natiën in en gaat geen Samaritaanse stad binnen; maar gaat in plaats daarvan voortdurend naar de verloren schapen van het huis Israëls. Predikt op uw tocht en zegt: „Het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.” Welke stad of welk dorp gij ook binnengaat, onderzoekt wie daarin het waard is, en blijft daar totdat gij vertrekt. Wanneer gij het huis binnengaat, groet dan het huisgezin; en indien het huis het waard is, zo kome de vrede die gij het toewenst daarover, maar indien het huis het niet waard is, dan kere uw vrede tot u terug’” (Matthéüs 10:5-7, 11-13). Later zond hij nog zeventig anderen uit met soortgelijke instructies, en doordat zij deze bevelen nauwgezet opvolgden, hadden zij succes en grote vreugde. — Lukas 10:1, 17.

10. (a) Welke verdere opdracht gaf Jezus na zijn opstanding, en met welk resultaat? (b) Waarom moesten er mannen voor bepaalde taken worden aangesteld, en aan welke vereisten moesten zij voldoen?

10 Na zijn dood en opstanding vergrootte Christus Jezus het gebied van zijn volgelingen. Hij zei namelijk: „Alle autoriteit in hemel en op aarde is mij gegeven. Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb” (Matthéüs 28:18-20). Toen hij naar de hemel opsteeg, gaf hij een soortgelijk bevel: „Gij zult getuigen van mij zijn zowel in Jeruzalem als in geheel Judéa en Samaria en tot de verst verwijderde streek der aarde” (Handelingen 1:8). Naarmate zijn volgelingen de Koninkrijksboodschap verbreidden, sloten duizenden zich bij hen aan (Handelingen 2:41; 4:4; 5:14; 6:7). Overal verrezen gemeenten. Opzieners en assistenten in de bediening, die aan specifieke schriftuurlijke vereisten voldeden, werden aangesteld om deze uit mannen en vrouwen bestaande kudden te weiden. De gemeenten floreerden en namen in aantal toe. — 1 Timótheüs 3:2-10, 12, 13; Titus 1:5-9.

11. Wat voor organisatie hebben Jehovah’s Getuigen in deze tijd, en waarom is een doeltreffende organisatie thans zo noodzakelijk?

11 In deze tijd is het van bijzonder groot belang dat de gemeenten van Jehovah’s Getuigen het voorbeeld van Jezus in de prediking navolgen. Om dat doeltreffend te kunnen doen, bedienen zij zich van de organisatiestructuur die in de dagen van de apostelen tot stand kwam. Wij bevinden ons in de tijd van het einde, de tijd waarvan Jezus voorzei dat er een wereldomvattend predikingswerk zou plaatsvinden: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Matthéüs 24:14). Na de Eerste Wereldoorlog begonnen enkele duizenden dit goede nieuws van het Koninkrijk bekend te maken; nu is hun aantal omhooggeschoten tot meer dan drie miljoen! De dringendheid van de tijd maakt het noodzakelijk zowel de bevelen van de grote Koning der eeuwigheid, Jehovah God, als die van de Koning der koningen, Christus Jezus, nauwgezet op te volgen.

De ouderlingen hebben uw respect en ondersteuning nodig

12. Wat wordt er in deze tijd van ouderlingen verlangd, en hoe kan hun dienst vreugdevol worden gemaakt?

12 Bij het opvolgen van de bevelen van de Koning spelen de gemeente-ouderlingen een belangrijke rol. Zij moeten een voorbeeld zijn: „Weidt de kudde Gods die aan uw zorg is toevertrouwd, niet onder dwang, maar gewillig; noch uit liefde voor oneerlijke winst, maar bereidwillig; noch als heersend over hen die Gods erfdeel zijn, maar voorbeelden voor de kudde wordend” (1 Petrus 5:1-3). De kudde is van God. Hij stelt de ouderlingen verantwoordelijk, maar wanneer iedereen gehoorzaam zijn medewerking verleent, kan dit hun werk vreugdevol maken: „Weest gehoorzaam aan hen die onder u de leiding nemen en weest onderdanig, want zij waken over uw ziel als mensen die rekenschap zullen afleggen, opdat zij dit met vreugde en niet met zuchten mogen doen, want dit zou u schadelijk zijn.” — Hebreeën 13:17.

13. Waarom dient aan de ouderlingen dubbele eer te worden betoond?

13 Aan allen in de gemeente dient eer te worden betoond, maar aan hardwerkende ouderlingen in het bijzonder: „De oudere mannen die op een voortreffelijke wijze de leiding hebben, moet dubbele eer waardig worden geacht, vooral degenen die hard werken wat spreken en onderwijzen betreft” (1 Timótheüs 5:17; Romeinen 12:10). Waarom die „dubbele eer” voor de ouderlingen? Wegens hun voortreffelijke werk. Over hen staat geschreven: „De heilige geest [heeft] u tot opzieners . . . aangesteld, om de gemeente Gods te weiden” (Handelingen 20:28). Zij werken er hard aan u en anderen te dienen. Misschien moeten zij bepaalde personen streng onderrichten wanneer de bevelen van de Koning worden genegeerd of overtreden — geen aangename taak en sommigen nemen er misschien aanstoot aan. Misschien moet er raad over kleding of gedrag worden gegeven en wordt daardoor wrevel gewekt. Toch worden al deze dingen gedaan voor het geestelijke welzijn van de gemeente. De ouderlingen dient respect en eer te worden betoond.

14. (a) Hoe alleen kunnen, gezien Jakobus 4:12, de rechterlijke beslissingen die door ouderlingen worden genomen, juist zijn? (b) In welk geval kan met soepelheid worden geoordeeld, en wanneer kan barmhartigheid superieur zijn aan oordeel?

14 Soms moeten ouderlingen zitting nemen in een rechterlijk comité en beslissingen nemen — beslissingen die niet altijd in de smaak vallen. Hoe valt dit rechterlijke optreden te rijmen met Jakobus 4:12? Daar staat: „Eén is wetgever en rechter, hij die in staat is te redden en te vernietigen. Maar gij, wie zijt gij, dat gij uw naaste oordeelt?” Ja, afzonderlijke personen mogen elkaar niet oordelen. Bovendien mogen de rechterlijke beslissingen die ouderlingen nemen niet op hun eigen mening berusten, maar moeten ze op Jehovah’s Woord gebaseerd zijn. Merk op welke waarschuwing koning Josafat gaf aan de rechters die hij aanstelde: „Niet voor de mens spreekt gij recht, maar voor Jehovah; . . . laat de angst voor Jehovah over u komen. Weest voorzichtig en handelt, want bij Jehovah, onze God, is geen onrechtvaardigheid, noch partijdigheid, noch aanneming van steekpenningen” (2 Kronieken 19:6, 7). De organisatie moet rein gehouden worden. Toch mag een ouderling niet hardvochtig zijn, niet „iemand die slaat”. In geval van diepe bedroefdheid en oprecht berouw kan barmhartigheid worden betoond en vergiffenis worden geschonken. Dan zal ’barmhartigheid in triomf juichen over oordeel, als superieur aan oordeel’. — 1 Timótheüs 3:3; Jakobus 2:13; zie voetnoten Engelse NW-Verwijsbijbel.

15. Voor het verrichten van welke diensten verdienen ouderlingen respect en eer?

15 De taken van ouderlingen zijn dus dikwijls moeilijk en veeleisend, maar ouderlingen die zich getrouw en liefdevol van deze verantwoordelijkheden kwijten, kunnen een bron van geestelijke verkwikking en bescherming zijn. „Ieder moet als een wijkplaats voor de wind blijken te zijn en een schuilplaats voor de slagregen, als waterstromen in een waterloos land, als de schaduw van een zware, steile rots in een uitgeput land” (Jesaja 32:2). De vriendelijke en liefdevolle beschermer — niet de overhaaste beschuldiger of de strenge bestraffer — schenkt allen vreugde, oogst respect en eer en verwerft Jehovah’s goedkeuring.

Heb geduld met elkaar

16. (a) Hoe reageren sommigen op de fouten van anderen, en wat kan hen helpen minder kritisch te zijn en van meer begrip blijk te geven? (b) Hoe beziet Jehovah getrouwe dienstknechten die fouten maken?

16 Overal waar mensen nauw met elkaar samenwerken, zullen zich waarschijnlijk problemen voordoen. Er worden fouten gemaakt. Wanneer dit gebeurt, raken sommigen hevig van streek. Sommigen grijpen zelfs de fouten van anderen aan als verontschuldiging om zelf de allergrootste fout te begaan — zij houden op met de dienst voor Jehovah! Indien zij echter hun eigen fouten even zorgvuldig onder de loep nemen als die van anderen, zullen zij vermoedelijk minder kritisch zijn en van meer begrip blijk geven. Mozes maakte fouten. David ook. En Petrus ook. En wij allen maken fouten. Maar Jehovah bleef deze getrouwe mannen destijds gebruiken en hij blijft ons gebruiken. Dus „wie zijt gij, dat gij de huisknecht van een ander oordeelt? Hij staat of valt voor zijn eigen meester. Hij zal trouwens staande worden gehouden, want Jehovah kan hem staande houden”. — Romeinen 14:4.

17. Welke punten dienen wij in deze kwestie van fouten maken en anderen kritisch beoordelen, nog meer in gedachte te houden?

17 Laten wij tevens aan het volgende denken: Hier op aarde bedient Jehovah zich van onvolmaakte mensen — hij heeft op het ogenblik niets anders. In werkelijkheid strekt dit Jehovah tot eer. Hij brengt immers zoveel tot stand met slechts zo weinig! Door onze zwakheid wordt zijn kracht verheerlijkt: „Mijn onverdiende goedheid is voldoende voor u, want mijn kracht wordt in zwakheid tot volmaaktheid gebracht” (2 Korinthiërs 12:9). Het wereldomvattende predikingswerk is voorspoedig om de reden die Jehovah zelf aangeeft: „Niet door een krijgsmacht, noch door kracht, maar door mijn geest” (Zacharia 4:6). Laten wij daarom anderen hun fouten en onvolmaaktheden vergeven, opdat ook de onze vergeven kunnen worden. Bedenk: „Indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven.” — Matthéüs 6:14, 15.

Georganiseerd om ’s Konings bevel tot prediken op te volgen

18. Welke regeling bestond er in de tijd van de apostelen en bestaat er nu in onze tijd om uniforme leiding te geven aan het door de gemeenten verrichte predikingswerk?

18 De apostelen en oudere mannen in Jeruzalem vormden een besturend lichaam dat beslissingen nam die dienden om de vroege christelijke gemeenten uniforme leiding te geven (Handelingen 15:1-31; 16:1-5). In deze tijd hebben Jehovah’s gezalfde getuigen, „de getrouwe en beleidvolle slaaf”, een Besturend Lichaam op hun hoofdbureau in Brooklyn, New York (Matthéüs 24:45-47). Het geeft leiding aan de gigantische wereldomvattende Koninkrijksprediking die thans op de gehele aarde plaatsvindt in gehoorzaamheid aan het bevel om Jehovah’s koninkrijk te verkondigen (Matthéüs 24:14). Dit werk zou nooit zonder een organisatie kunnen worden gedaan. Een enkeling zou het nooit op eigen houtje kunnen doen.

19. Welk werk dat nooit door enkelingen op eigen houtje gedaan zou kunnen worden, volbrengen Jehovah’s Getuigen met succes door nauwgezet de bevelen van de Koning op te volgen?

19 Geen enkeling en geen ongeorganiseerde her en der verspreide groepen zouden in meer dan 190 talen en in 205 landen kunnen prediken, geregeld meer dan twee en een kwart miljoen huisbijbelstudies kunnen leiden en jaarlijks ongeveer 190.000 nieuwe bedienaren van het goede nieuws van het Koninkrijk kunnen dopen. Neen, het heeft meer dan drie miljoen Getuigen bijna 600 miljoen uren prediken gekost om die hoeveelheid werk alleen al in het ene jaar 1985 gedaan te krijgen. Zij hebben het alleen maar kunnen klaarspelen doordat zij doeltreffend georganiseerd waren in bijna 50.000 gemeenten, die alle onder de zichtbare leiding van hun ene Besturende Lichaam staan. En zelfs dan hebben zij het alleen maar kunnen volbrengen doordat het Besturende Lichaam, de 94 bijkantoren, de 50.000 gemeenten en de drie miljoen afzonderlijke Getuigen allen verenigd waren in het nauwgezet opvolgen van de bevelen van de Koning.

Kunt u zich dit herinneren?

◻ Hoe organiseerde Jehovah de natie Israël?

◻ Welk volmaakte voorbeeld voor het tot stand brengen van het werk dat betrokken is bij de bekendmaking van Jehovah’s koninkrijk heeft Jezus gegeven?

◻ Wat zijn de vele door ouderlingen verrichte diensten waardoor zij het verdienen dat wij hun eer betonen?

◻ Waarom zouden onafhankelijke groepen of enkelingen het getuigeniswerk niet kunnen volbrengen?

[Illustratie op blz. 23]

De Schepper programmeert alle dieren om in leven te blijven

Mensen moeten zichzelf voor overleving programmeren door Jehovah’s bevelen te bestuderen

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen