De zienswijze van de bijbel
Schenkt God beloningen?
JA. Is het dan zelfzuchtig God te dienen met een beloning voor ogen? Nee, want hijzelf stelt zijn getrouwe dienstknechten beloningen in het vooruitzicht. Als een God van recht en liefde verplicht Jehovah zich er zelfs toe, degenen die hem dienen te belonen. Hebreeën 11:6 uit zijn Woord luidt gedeeltelijk: „De man die tot God nadert, moet geloof stellen in twee dingen, ten eerste dat God bestaat en ten tweede dat God beloont wie hem zoeken.” — Phillips.
Iemand die van oprecht geloof in God blijk geeft, verwerft zijn vriendschap, en deze vriendschap leidt tot een beloning. God zegent mensen die in ernst zijn gunst zoeken.
Beloningen zijn uitingen van liefde
Jehovah wil dat wij weten dat hij de soort God is die beloont wie hem liefhebben. Zorgzame ouders bijvoorbeeld zoeken manieren om hun kind dat uit liefde voor zijn ouders gewillig karweitjes in en om het huis doet te belonen. Misschien doen de ouders meer dan in zijn levensbehoeften voorzien en belonen zij het kind met een speciaal geschenk. Soms kan het geschenk zelfs geld zijn om op de bank te zetten uit het oogpunt van toekomstige zekerheid voor het kind. Zo ook is God heel anders dan mensen die geen waardering of aandacht hebben voor degenen die dingen uit liefde of loyaliteit doen. Jehovah is hartelijk en nadert tot zijn vrienden. Als u vast in hem blijft geloven, zal hij „u geenszins in de steek laten noch u ooit verlaten”. — Hebreeën 13:5.
God waardeert en begunstigt allen die hem ook maar de geringste dienst bewijzen; hij schenkt hun verdere gelegenheden om hem te leren kennen. Jezus’ woorden in Mattheüs 10:40-42 illustreren dit punt: „Wie u ontvangt, ontvangt ook mij, en wie mij ontvangt, ontvangt ook hem die mij heeft uitgezonden. Wie een profeet ontvangt omdat hij een profeet is, zal de beloning van een profeet krijgen, en wie een rechtvaardige ontvangt omdat hij een rechtvaardige is, zal de beloning van een rechtvaardige krijgen. En al wie een van deze kleinen slechts een beker koud water te drinken geeft omdat hij een discipel is, voorwaar, ik zeg u, zijn beloning zal hem geenszins ontgaan.”
Jezus werd gezonden door zijn Vader, Jehovah. Iemand die Christus’ discipelen vriendelijk ontvangt — of het nu profeten, rechtvaardigen of kleinen zijn — ontvangt dus zowel Christus als God, die Christus heeft gezonden. De persoon in kwestie zal zeker gezegend worden; hij zal niet onbeloond blijven. Zijn schatkist met geestelijke bezittingen zal voller worden. Waarom? Omdat Jehovah zelfs de kleinste dienst die ter ondersteuning van zijn koninkrijk wordt verricht, onthoudt, en die daad zal niet onbeloond blijven. — Hebreeën 6:10.
Interessant is dat Petrus, een discipel van Jezus, hem rechtstreeks vroeg of er een beloning voor hem en voor zijn medeapostelen weggelegd zou zijn: „Zie! Wij hebben alles verlaten en zijn u gevolgd; wat zal ons eigenlijk ten deel vallen?” (Mattheüs 19:27) Jezus vond de vraag niet ongepast maar reageerde positief met de woorden: „Een ieder die ter wille van mijn naam huizen of broers of zusters of vader of moeder of kinderen of landerijen heeft verlaten, zal vele malen meer ontvangen en eeuwig leven beërven.” — Mattheüs 19:29.
Huidige en toekomstige beloningen
Uit het antwoord dat Jezus gaf, blijkt dat zijn volgelingen zowel nu als in de toekomst beloond worden. Eén beloning in deze tijd is, dat zij gaan behoren tot een zich uitbreidende internationale familie van geestelijke broeders en zusters. Terwijl de kerken van de christenheid kermen over het slinkende ledental en het gebrek aan ondersteuning, puilen de vergaderzalen van Jehovah’s Getuigen figuurlijk gesproken uit. Elk jaar worden er honderdduizenden nieuwe Getuigen gedoopt.
Nog een beloning is vrede des geestes, met het geluk en de tevredenheid die vriendschap met God en het kennen van hem met zich brengen. Ja, „godvruchtige toewijding gepaard aan het genoegen nemen met wat men heeft”, is een groot gewin (1 Timotheüs 6:6). Wanneer iemand met de apostel Paulus kan zeggen: „Ik heb geleerd om in welke omstandigheden ik ook verkeer, genoegen te nemen met wat ik heb” ofte wel tevreden te zijn, spreekt daar beslist een gelukkige geestesgesteldheid uit. — Filippenzen 4:11.
Kort voor zijn dood schreef Paulus over een toekomstige beloning voor de „kleine kudde” van Jezus’ gezalfde volgelingen — een opstanding tot hemels leven: „Van nu af is voor mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, die de Heer, de rechtvaardige rechter, mij op die dag als beloning zal geven, doch niet alleen aan mij, maar ook aan allen die zijn manifestatie hebben liefgehad.” — Lukas 12:32; 2 Timotheüs 4:7, 8.
De miljoenen volgelingen van Jezus die zijn „andere schapen” zijn, zien ernaar uit in de toekomst beloond te worden met eeuwig leven op een aarde die in een paradijs veranderd is (Johannes 10:16). En Jezus gaf de verzekering dat zijn volgelingen die sterven, „in de opstanding der rechtvaardigen worden terugbetaald”. — Lukas 14:14.
Vorm u een beeld van de beloning
Het is gepast te proberen u een beeld van zulke zegeningen te vormen, hoewel niemand precies weet hoe ze er uit zullen zien. Kunt u zich het geluk voorstellen dat in Jesaja 25:8 beschreven wordt: „Hij zal werkelijk de dood voor eeuwig verzwelgen, en de Soevereine Heer Jehovah zal stellig de tranen van alle aangezichten wissen”? Probeer u eens in te denken wat in Jesaja 32:17 staat: „Het werk van de ware rechtvaardigheid moet vrede worden, en de dienst van de ware rechtvaardigheid, gerustheid en zekerheid tot onbepaalde tijd.” Ja, alle mensen zullen in ware vriendschap samenwerken (Jesaja 65:21-25). Ook nu worden met ijverige arbeid mooie huizen en produkten van uitnemende kwaliteit tot stand gebracht. Dan, in Gods nieuwe wereld, zullen gezonde mensen onder volmaakte omstandigheden alles kunnen vervaardigen wat nodig is om het leven aangenaam te maken. — Psalm 37:4.
De beloningen die God schenkt, zijn niet toe te schrijven aan iets verdienstelijks van onze kant, maar spruiten voort uit zijn liefde als geschenk ondanks onze overgeërfde zondige toestand (Romeinen 5:8-10). Niettemin bestaat er verband tussen de verwachte beloning en ons gedrag. Wij moeten Jehovah ernstig zoeken, vrijmoedig in het geloof en met volharding (Hebreeën 10:35-39). Met andere woorden, „wat gij ook doet, verricht uw werk met geheel uw ziel als voor Jehovah en niet voor mensen, want gij weet dat gij van Jehovah als rechtmatige beloning de erfenis zult ontvangen”. Ja, hij schenkt inderdaad beloningen. — Kolossenzen 3:23, 24.