-
Een heilig geheim ontsluierenDe Openbaring — Haar grootse climax is nabij!
-
-
17. (a) Wat werd in Jezus’ gelijkenis van de tarwe en het onkruid voorzegd? (b) Wat gebeurde er in 1918, en tot welke verwerping en welke aanstelling leidde dit?
17 In zijn gelijkenis van de tarwe en het onkruid voorzei Jezus de tijd van duisternis die zou bestaan terwijl de christenheid het oppergezag voerde. Niettemin zouden er gedurende alle eeuwen waarin de afval de overhand zou hebben, individuele met tarwe te vergelijken christenen zijn, de echte gezalfden (Matthéüs 13:24-29, 36-43). Toen dus in oktober 1914 de dag des Heren aanbrak, waren er nog steeds ware christenen op aarde (Openbaring 1:10). Blijkbaar kwam Jehovah, vergezeld van Jezus als zijn „boodschapper van het verbond”, ongeveer drie en een half jaar later, in 1918, voor het oordeel tot zijn geestelijke tempel (Maleachi 3:1; Matthéüs 13:47-50). De tijd was aangebroken dat de Meester de valse christenen ten slotte zou verwerpen en ’de getrouwe en beleidvolle slaaf over al zijn bezittingen’ zou aanstellen. — Matthéüs 7:22, 23; 24:45-47.
18. Welk „uur” brak in 1914 aan, en wat moest de slaaf nu doen?
18 Zoals wij uit de inhoud van Jezus’ boodschappen aan de zeven gemeenten kunnen opmaken, was voor deze slaaf ook de tijd aangebroken om speciale aandacht te schenken aan de dingen die erin opgetekend stonden. Jezus wijst er bijvoorbeeld op dat hij komt om de gemeenten te oordelen, welk oordeel in 1918 begon (Openbaring 2:5, 16, 22, 23; 3:3). Hij zegt ook dat hij de gemeente in Filadélfia zal beschermen voor „het uur der beproeving, dat over de gehele bewoonde aarde moet komen” (Openbaring 3:10, 11). Dit „uur der beproeving” zou pas komen met het aanbreken van de dag des Heren in 1914, waarna christenen op de proef zouden worden gesteld met betrekking tot hun loyaliteit aan het opgerichte koninkrijk Gods. — Vergelijk Matthéüs 24:3, 9-13.
-
-
Een heilig geheim ontsluierenDe Openbaring — Haar grootse climax is nabij!
-
-
[Kader op blz. 32]
Een tijd van beproeving en oordeel
Jezus werd omstreeks oktober 29 G.T. in de Jordaan gedoopt en tot toekomstige Koning gezalfd. Drie en een half jaar later, in 33 G.T., kwam hij tot de tempel in Jeruzalem en wierp degenen die deze plaats tot een rovershol maakten, eruit. Deze periode schijnt een parallel te hebben in de drie en een half jaar die zich uitstrekken vanaf het tijdstip dat Jezus in oktober 1914 op de troon werd geplaatst tot aan zijn komst om degenen te inspecteren die beleden christenen te zijn, aangezien het oordeel bij het huis van God begon (Matthéüs 21:12, 13; 1 Petrus 4:17). In het begin van 1918 ondervond de Koninkrijksactiviteit van Jehovah’s volk hevige tegenstand. Het was een tijd van wereldomvattende beproeving, en de bevreesden werden uitgezift. In mei 1918 werden op instigatie van de geestelijken der christenheid functionarissen van het Wachttorengenootschap gevangengezet, maar negen maanden later werden zij vrijgelaten. Later werden de valse beschuldigingen die tegen hen waren ingebracht, ingetrokken. Vanaf 1919 ging de organisatie van Gods volk, die nu beproefd en gelouterd was, er ijverig mee voort Jehovah’s koninkrijk in handen van Christus Jezus als de hoop voor de mensheid bekend te maken. — Maleachi 3:1-3.
Toen Jezus in 1918 met zijn inspectie begon, ontvingen de geestelijken der christenheid ongetwijfeld een ongunstig oordeel. Niet alleen hadden zij tot vervolging tegen Gods volk aangezet, maar zij hadden zich ook een zware bloedschuld op de hals gehaald door tijdens de Eerste Wereldoorlog steun te verlenen aan de elkaar bestrijdende natiën (Openbaring 18:21, 24). Die geestelijken stelden vervolgens hun hoop in de door mensen opgerichte Volkenbond. Samen met het hele wereldrijk van valse religie was de christenheid tegen 1919 volledig uit Gods gunst geraakt.
-