Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w95 1/12 blz. 9-14
  • Geef het niet op!

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Geef het niet op!
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1995
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Wanneer anderen ons teleurstellen
  • Wanneer wij tekortschieten
  • Wanneer wij vinden dat wij niet genoeg doen
  • Wanneer er veel van ons wordt geëist
  • Omdat het einde nog niet is gekomen
  • Jehovah geeft de vermoeide kracht
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1995
  • ‘Kijk recht vooruit’ naar de toekomst
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk (studie-uitgave) 2020
  • Heb ik de onvergeeflijke zonde begaan?
    Ontwaakt! 1994
  • Liefdevol opzicht bouwt op
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1976
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1995
w95 1/12 blz. 9-14

Geef het niet op!

„Laten wij het . . . niet opgeven te doen wat voortreffelijk is, want te zijner tijd zullen wij oogsten indien wij het niet moe worden.” — GALATEN 6:9.

1, 2. (a) Op welke manieren jaagt een leeuw? (b) Wie tracht de Duivel vooral als prooi te verslinden?

EEN leeuw jaagt op verschillende manieren. Soms zal hij bij waterpoelen of langs veelgebruikte paden uit een hinderlaag zijn prooi aanvallen. Maar soms, zo zegt het boek Portraits in the Wild, „trekt [een leeuw] eenvoudig voordeel van een situatie — wanneer hij bijvoorbeeld op een slapend zebraveulen stuit”.

2 Onze „tegenstander, de Duivel,” zo legt de apostel Petrus uit, „gaat rond als een brullende leeuw, op zoek om iemand te verslinden” (1 Petrus 5:8). Omdat Satan weet dat zijn resterende tijd kort is, oefent hij steeds meer druk op mensen uit om hen ervan te weerhouden Jehovah te gaan dienen. Deze „brullende leeuw” is er echter speciaal in geïnteresseerd Jehovah’s dienstknechten als prooi te verslinden (Openbaring 12:12, 17). Zijn jachtmethoden komen overeen met die van zijn tegenhanger in het dierenrijk. Hoe dan wel?

3, 4. (a) Welke methoden gebruikt Satan om Jehovah’s dienstknechten te belagen? (b) Welke vragen worden gesteld omdat dit „kritieke tijden [zijn], die moeilijk zijn door te komen”?

3 Soms probeert Satan een verrassingsaanval — vervolging of tegenstand, die erop gericht is onze rechtschapenheid te breken, zodat wij ermee ophouden Jehovah te dienen (2 Timotheüs 3:12). Maar net als de leeuw trekt de Duivel andere keren eenvoudig voordeel van een situatie. Hij wacht tot wij ontmoedigd of uitgeput raken, en dan tracht hij munt te slaan uit onze neerslachtige gemoedstoestand om ons ertoe te brengen het op te geven. Wij moeten geen gemakkelijke prooi worden!

4 Wij leven echter in de moeilijkste periode van de hele menselijke geschiedenis. In deze „kritieke tijden . . ., die moeilijk zijn door te komen”, voelen velen van ons zich misschien af en toe ontmoedigd of terneergeslagen (2 Timotheüs 3:1). Hoe kunnen wij het dan vermijden zo uitgeput te raken dat wij een gemakkelijke prooi voor de Duivel worden? Ja, hoe kunnen wij acht slaan op de geïnspireerde raad van de apostel Paulus: „Laten wij het . . . niet opgeven te doen wat voortreffelijk is, want te zijner tijd zullen wij oogsten indien wij het niet moe worden”? — Galaten 6:9.

Wanneer anderen ons teleurstellen

5. Waardoor raakte David afgemat, maar wat deed hij niet?

5 In bijbelse tijden hebben zelfs de meest getrouwe dienstknechten van Jehovah zich wellicht neerslachtig gevoeld. „Ik ben afgemat van mijn zuchten”, schreef de psalmist David. „De gehele nacht doe ik mijn rustbed zwemmen; met mijn tranen doe ik mijn eigen divan overvloeien. Van kommer is mijn oog zwak geworden.” Waarom voelde David zich zo? „Wegens allen die blijk geven van vijandschap jegens mij”, legde hij uit. De kwetsende daden van anderen veroorzaakten bij David zo’n hartepijn dat zijn tranen rijkelijk vloeiden. Toch liet David niet toe dat iets wat medemensen hem aandeden, hem van Jehovah afkeerde. — Psalm 6:6-9.

6. (a) Welke uitwerking kunnen de woorden of daden van anderen op ons hebben? (b) Hoe maken sommigen zich tot een gemakkelijke prooi voor de Duivel?

6 Evenzo kunnen de woorden of daden van anderen ons afmatten en veel hartepijn veroorzaken. „Er bestaat er een die onbezonnen spreekt als met de steken van een zwaard”, zegt Spreuken 12:18. Wanneer de onbezonnen persoon een christelijke broeder of zuster is, kan de ’steekwond’ diep zijn. De menselijke neiging zou kunnen zijn aanstoot te nemen en misschien wrok te koesteren. Dit is vooral het geval als wij het gevoel hebben dat wij onvriendelijk of onrechtvaardig behandeld zijn. Misschien vinden wij het moeilijk tegen de overtreder te praten. Wij gaan hem of haar misschien zelfs opzettelijk uit de weg. Terneergeslagen als gevolg van wrok hebben sommigen de moed opgegeven en zijn ermee opgehouden naar de christelijke vergaderingen te gaan. Helaas ’staan’ zij hierdoor ’de Duivel plaats toe’, zodat hij hen als een gemakkelijke prooi kan overmeesteren. — Efeziërs 4:27.

7. (a) Hoe kunnen wij het vermijden de Duivel in de kaart te spelen wanneer anderen ons teleurstellen of kwetsen? (b) Waarom dienen wij wrok te laten varen?

7 Hoe kunnen wij het vermijden de Duivel in de kaart te spelen wanneer anderen ons teleurstellen of kwetsen? Wij moeten proberen geen wrok te koesteren. Neem in plaats daarvan het initiatief om zo snel mogelijk vrede te stichten of de zaken recht te zetten (Efeziërs 4:26). In Kolossenzen 3:13 wordt ons de aansporing gegeven: „Blijft elkaar . . . vrijelijk vergeven als de een tegen de ander een reden tot klagen heeft.” Vergeving is vooral passend wanneer degene die ons heeft beledigd, zijn fout toegeeft en er oprecht spijt van heeft. (Vergelijk Psalm 32:3-5 en Spreuken 28:13.) Het zal ons echter helpen als wij in gedachte houden dat vergeving schenken niet betekent de verkeerde daden van anderen te vergoelijken of te bagatelliseren. Vergeving schenken houdt in wrok te laten varen. Wrok is een zware last om te dragen en kan ons denken volledig in beslag nemen en ons beroven van geluk. Wrok kan zelfs onze gezondheid aantasten. Daarentegen zal vergeving schenken, wanneer passend, ons ten goede komen. Mogen wij, net als David, nooit de moed opgeven en ons nooit van Jehovah afkeren door iets wat anderen ten nadele van ons hebben gezegd of gedaan!

Wanneer wij tekortschieten

8. (a) Waarom voelen enkelen zich soms speciaal schuldig? (b) Welk gevaar ligt erin opgesloten als wij zo door schuldgevoelens worden overmand dat wij de moed opgeven?

8 „Wij allen struikelen vele malen”, lezen wij in Jakobus 3:2. Wanneer dit gebeurt, is het alleen maar natuurlijk ons schuldig te voelen (Psalm 38:3-8). Schuldgevoelens kunnen vooral sterk zijn als wij tegen een zwakheid van het vlees vechten en periodiek een terugslag ondervinden.a Een christen die zo’n strijd moest voeren, legde uit: „Ik wilde niet verder leven, omdat ik niet wist of ik al dan niet de onvergeeflijke zonde had begaan. Ik had het gevoel dat het geen enkele zin had mij in Jehovah’s dienst in te spannen, omdat het waarschijnlijk toch al te laat voor mij was.” Wanneer wij zo door schuldgevoelens worden verzwolgen dat wij de moed opgeven, zetten wij de deur wijd open voor de Duivel — en hij zou hier snel gebruik van kunnen maken! (2 Korinthiërs 2:5-7, 11) Misschien is het nodig een evenwichtiger kijk op schuld te ontwikkelen.

9. Waarom dienen wij vertrouwen te hebben in Gods barmhartigheid?

9 Wanneer wij zondigen, is het passend ons in zekere mate schuldig te voelen. Soms blijven schuldgevoelens echter bestaan omdat een christen het gevoel heeft nooit voor Gods barmhartigheid in aanmerking te kunnen komen. Toch geeft de bijbel ons de hartverwarmende verzekering: „Indien wij onze zonden belijden, dan is hij getrouw en rechtvaardig, zodat hij ons onze zonden vergeeft en ons van alle onrechtvaardigheid reinigt” (1 Johannes 1:9). Bestaat er een gegronde reden om te geloven dat God dit in ons geval niet zal doen? Houd in gedachte dat Jehovah in zijn Woord zegt dat hij „vergevensgezind” is (Psalm 86:5; 130:3, 4). Aangezien hij niet kan liegen, zal hij doen wat hij in zijn Woord belooft, mits wij met een berouwvol hart tot hem komen. — Titus 1:2.

10. Welke hartverwarmende verzekering werd in een vroegere Wachttoren gepubliceerd over het vechten tegen een zwakheid van het vlees?

10 Wat staat u te doen als u tegen een zwakheid vecht en een terugval hebt? Geef het niet op! Een terugval maakt niet noodzakelijkerwijs de vooruitgang ongedaan die u reeds hebt gemaakt. In de uitgave van 1 mei 1954 van dit tijdschrift werd de volgende hartverwarmende verzekering gegeven: „Wij bemerken [misschien] dat wij vele malen struikelen en vallen over de een of andere slechte gewoonte die dieper in ons vroegere levenspatroon is ingevreten dan wij hadden beseft. . . . Wees niet wanhopig. Maak niet de gevolgtrekking dat gij de onvergeeflijke zonde hebt bedreven. Satan zou juist willen dat u aldus redeneerde. Het feit dat gij bedroefd zijt en u over u zelf ergert is op zichzelf een bewijs dat gij niet te ver zijt gegaan. Word het nooit moe u nederig en ernstig tot God te wenden, terwijl gij vergeving, reiniging en hulp van hem zoekt. Ga tot hem zoals een kind tot zijn vader gaat wanneer het in moeilijkheden verkeert, ongeacht hoe vaak het in verband met dezelfde zwakheid is, en Jehovah zal u vanwege zijn onverdiende goedgunstigheid genaderijk de hulp geven, en indien gij oprecht zijt, zal hij u het besef geven van een gereinigd geweten.”

Wanneer wij vinden dat wij niet genoeg doen

11. (a) Hoe dienen wij over ons aandeel aan de Koninkrijksprediking te denken? (b) Met welke gevoelens over deelnemen aan de bediening hebben sommige christenen te kampen?

11 De Koninkrijksprediking neemt een belangrijke plaats in het leven van een christen in, en het schenkt vreugde er een aandeel aan te hebben (Psalm 40:8). Sommige christenen voelen zich echter heel schuldig dat zij niet meer kunnen doen in de bediening. Zulke schuldgevoelens zouden zelfs aan onze vreugde kunnen knagen en kunnen veroorzaken dat wij de moed opgeven, in de veronderstelling verkerend dat Jehovah vindt dat wij nooit genoeg doen. Beschouw eens de gevoelens waarmee sommigen kampen.

„Weten jullie hoe tijdverslindend armoede is?”, schreef een christelijke zuster die samen met haar man drie kinderen grootbrengt. „Ik moet bezuinigen waar het maar mogelijk is. Dit betekent tijd gebruiken om in tweedehands winkels te snuffelen, koopjesrekken na te kijken of zelfs kleren te naaien. Ik besteed er elke week ook een paar uur aan om reductiebonnen en spaarzegels uit te knippen, op te plakken en in te wisselen. Soms voel ik me erg schuldig dat ik deze dingen doe, omdat ik het gevoel heb dat ik die tijd in de velddienst zou moeten doorbrengen.”

„Ik dacht dat ik Jehovah vast niet genoeg liefhad”, legde een zuster met vier kinderen en een ongelovige man uit. „Dus worstelde ik met mijn dienst voor Jehovah. Ik deed werkelijk heel erg mijn best, maar ik had het gevoel dat het nooit genoeg was. Weet je, ik had helemaal geen gevoel van eigenwaarde, en daarom kon ik me niet voorstellen hoe Jehovah mijn dienst voor hem ooit zou kunnen aanvaarden.”

Een christen die het noodzakelijk achtte de volle-tijddienst te verlaten, zei: „Ik kon het idee niet verdragen dat ik mij niet van mijn taak kweet om Jehovah op volle-tijdbasis te dienen. Jullie kunnen je niet voorstellen hoe teleurgesteld ik was! Ik huil nu ik er weer aan denk.”

12. Waarom voelen sommige christenen zich heel schuldig dat zij niet meer in de bediening kunnen doen?

12 Het is alleen maar natuurlijk Jehovah zo volledig mogelijk te willen dienen (Psalm 86:12). Waarom voelen sommigen zich echter heel schuldig dat zij niet meer kunnen doen? Bij sommigen schijnt het verband te houden met een algemeen gevoel van waardeloosheid, misschien als gevolg van onaangename ervaringen in het leven. In andere gevallen kunnen onjuiste schuldgevoelens het gevolg zijn van een irreële kijk op wat Jehovah van ons verlangt. „Ik had het gevoel dat als je niet werkt tot je erbij neervalt, je niet genoeg schijnt te doen”, gaf een christelijke vrouw toe. Als gevolg hiervan stelde zij extreem hoge eisen aan zichzelf — en voelde zich dan nog schuldiger wanneer zij hieraan niet kon voldoen.

13. Wat verwacht Jehovah van ons?

13 Wat verwacht Jehovah van ons? Eenvoudig gesteld verwacht Jehovah van ons dat wij hem met geheel onze ziel dienen en doen wat in onze omstandigheden mogelijk is (Kolossenzen 3:23). Er kan echter een groot verschil bestaan tussen wat wij graag zouden willen doen en wat wij in feite kunnen doen. Wij worden wellicht beperkt door factoren als leeftijd, gezondheid, lichamelijk uithoudingsvermogen of gezinsverantwoordelijkheden. Toch kunnen wij, wanneer wij alles doen wat in ons vermogen ligt, ons er gerust over voelen dat onze dienst voor Jehovah met geheel onze ziel wordt verricht — niet meer en niet minder met geheel onze ziel dan de dienst van iemand wiens gezondheid en omstandigheden hem in staat stellen in de volle-tijddienst te zijn. — Mattheüs 13:18-23.

14. Wat kunt u doen als u hulp nodig hebt om vast te stellen wat u reëel gesproken van uzelf kunt verwachten?

14 Hoe kunt u derhalve vaststellen wat u reëel gesproken van uzelf kunt verwachten? U zult de kwestie misschien met een goede, rijpe christelijke vriend willen bespreken, misschien met een ouderling of een ervaren zuster, die uw vermogens, uw beperkingen en uw gezinsverantwoordelijkheden kent (Spreuken 15:22). Houd in gedachte dat uw waarde als persoon in Gods ogen niet wordt afgemeten naar wat u in de velddienst doet. Al Jehovah’s dienstknechten zijn kostbaar in zijn ogen (Haggaï 2:7; Maleachi 3:16, 17). Wat u in het predikingswerk doet, kan meer of minder zijn dan wat anderen doen, maar zolang het uw beste kunnen vertegenwoordigt, is Jehovah ermee ingenomen en is het niet nodig u schuldig te voelen. — Galaten 6:4.

Wanneer er veel van ons wordt geëist

15. In welke opzichten wordt er veel van gemeenteouderlingen geëist?

15 „Van een ieder aan wie veel werd gegeven,” zei Jezus, „zal veel worden geëist” (Lukas 12:48). Er wordt beslist ’veel geëist’ van degenen die als gemeenteouderling dienen. Net als Paulus zetten zij zich in ten behoeve van de gemeente (2 Korinthiërs 12:15). Zij moeten lezingen voorbereiden, herderlijke bezoeken brengen, rechterlijke kwesties behandelen — allemaal zonder hun eigen gezin te veronachtzamen (1 Timotheüs 3:4, 5). Sommige ouderlingen helpen ook mee met de bouw van Koninkrijkszalen, verrichten dienst in Ziekenhuiscontactcomités en doen vrijwilligerswerk op grote vergaderingen en congressen. Hoe kunnen deze hardwerkende, toegewijde mannen het vermijden onder het gewicht van zulke verantwoordelijkheden uitgeput te raken?

16. (a) Welke praktische oplossing deed Jethro Mozes aan de hand? (b) Welke hoedanigheid zal een ouderling helpen passende verantwoordelijkheden met anderen te delen?

16 Toen Mozes, een bescheiden en nederig man, zich afmatte om de problemen van anderen te behandelen, kwam zijn schoonvader, Jethro, met een praktische oplossing: deel wat van de verantwoordelijkheid met andere bekwame mannen (Exodus 18:17-26; Numeri 12:3). „Wijsheid is bij de bescheidenen”, zegt Spreuken 11:2. Bescheiden zijn betekent uw beperkingen erkennen en accepteren. Een bescheiden man zal niet aarzelen taken aan anderen te delegeren, en ook is hij niet bang dat hij in een iets mindere mate toezicht zal kunnen uitoefenen doordat hij passende verantwoordelijkheden met andere bekwame mannen deeltb (Numeri 11:16, 17, 26-29). In plaats daarvan wil hij hen heel graag helpen vorderingen te maken. — 1 Timotheüs 4:15.

17. (a) Hoe kunnen gemeenteleden de last van ouderlingen verlichten? (b) Welke offers brengen de vrouwen van ouderlingen, en hoe kunnen wij hun tonen dat wij niet licht denken over deze offers?

17 Gemeenteleden kunnen veel doen om de last van ouderlingen te verlichten. Beseffend dat ouderlingen hun eigen gezin hebben om voor te zorgen, zullen anderen niet op onredelijke wijze beslag leggen op de tijd en aandacht van de ouderlingen. Ook zullen zij niet licht denken over de bereidwillige offers die de vrouwen van ouderlingen brengen door hun man onzelfzuchtig met de gemeente te delen. Een moeder van drie kinderen wier man als ouderling dienst doet, legde uit: „Ik zal nooit klagen over de extra last die ik bereidwillig in het gezin draag, zodat mijn man als ouderling kan dienen. Ik weet dat Jehovah ons gezin rijkelijk zegent wegens de dienst die hij verricht, en ik betreur het niet dat hij zoveel voor anderen doet. Toch moet ik in de praktijk vaak meer bladeren harken en mij meer bezighouden met het strenge onderricht van onze kinderen dan anders het geval zou zijn, omdat mijn man het druk heeft.” Helaas ervoer deze zuster dat sommigen, in plaats van te beseffen dat zij het extra druk heeft, ongevoelige opmerkingen maakten zoals: „Waarom pionier je niet?” (Spreuken 12:18) Hoeveel beter is het anderen te prijzen voor wat zij doen in plaats van hen te kritiseren voor wat zij niet kunnen doen! — Spreuken 16:24; 25:11.

Omdat het einde nog niet is gekomen

18, 19. (a) Waarom is het nu niet de tijd om de wedloop om eeuwig leven op te geven? (b) Welke toepasselijke raad gaf de apostel Paulus aan de christenen in Jeruzalem?

18 Wanneer een hardloper weet dat hij het einde van een lange wedloop nadert, geeft hij het niet op. Zijn lichaam heeft misschien de grens van het uithoudingsvermogen bereikt — het is uitgeput, oververhit en uitgedroogd — maar zo dicht bij de finish is het niet de tijd om de wedloop op te geven. Evenzo nemen wij als christenen aan een wedloop deel om de prijs van het leven, en wij zijn de eindstreep heel dicht genaderd. Het is er nu niet de tijd voor om de wedloop op te geven! — Vergelijk 1 Korinthiërs 9:24; Filippenzen 2:16; 3:13, 14.

19 Christenen in de eerste eeuw werden met een soortgelijke situatie geconfronteerd. Omstreeks 61 G.T. schreef de apostel Paulus aan de christenen in Jeruzalem. De tijd liep ten einde — het goddeloze „geslacht”, het afvallige joodse samenstel van dingen, stond op het punt ’voorbij te gaan’. Vooral de christenen in Jeruzalem moesten alert en getrouw zijn; zij moesten de stad uit vluchten wanneer zij zagen dat die door legerkampen ingesloten was (Lukas 21:20-24, 32). Paulus’ geïnspireerde raad was dus zeer actueel: ’Word niet moe en bezwijk niet in uw ziel’ (Hebreeën 12:3). De apostel Paulus gebruikte hier heel beeldende taal met de twee werkwoorden: ’moe worden’ (kaʹmno) en ’bezwijken’ (e·kluʹo·mai). Volgens één bijbelgeleerde werden deze Griekse woorden „door Aristoteles gebruikt voor hardlopers die zich ontspannen en instorten nadat zij de eindstreep hebben bereikt. De lezers [van Paulus’ brief] namen nog steeds deel aan de wedloop. Zij moeten het niet voortijdig opgeven. Zij moeten niet toelaten dat zij als gevolg van vermoeidheid bezwijken en instorten. Opnieuw is het noodzakelijk te volharden ondanks moeilijkheden.”

20. Waarom is Paulus’ raad actueel voor ons in deze tijd?

20 Wat is Paulus’ raad actueel voor ons in deze tijd! Aangezien de druk toeneemt, kunnen er tijden zijn dat wij ons als een uitgeputte hardloper voelen wiens benen op het punt staan het op te geven. Maar nu wij de eindstreep zo dicht genaderd zijn, moeten wij de moed niet opgeven! (2 Kronieken 29:11) Dat is precies wat onze Tegenstander, de „brullende leeuw”, zou willen dat wij doen. Gelukkig heeft Jehovah voorzieningen getroffen die „de vermoeide kracht” geven (Jesaja 40:29). Wat deze voorzieningen zijn en hoe wij er profijt van kunnen trekken, zal in het volgende artikel worden besproken.

[Voetnoten]

a Sommigen voeren misschien een strijd om een diepgewortelde persoonlijkheidstrek, zoals opvliegendheid, onder de knie te krijgen of een probleem met masturbatie te overwinnen. — Zie Ontwaakt! van 22 mei 1988, blz. 19-21; 8 maart 1982, blz. 16-20; en Wat jonge mensen vragen — Praktische antwoorden, blz. 198-211, uitgegeven door de Watchtower Bible and Tract Society of New York, Inc.

b Zie het artikel „Ouderlingen — Delegeer!”, in De Wachttoren van 15 oktober 1992, blz. 20-23.

Hoe luidt uw antwoord?

◻ Hoe kunnen wij het vermijden de moed op te geven wanneer anderen ons teleurstellen of kwetsen?

◻ Welke evenwichtige kijk op schuld zal ons ervoor behoeden de moed op te geven?

◻ Wat verwacht Jehovah van ons?

◻ Hoe kan bescheidenheid gemeenteouderlingen helpen niet afgemat te raken?

◻ Waarom is Paulus’ raad in Hebreeën 12:3 actueel voor ons in deze tijd?

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen