De God van het „Oude Testament” — Is hij een God van liefde?
„DE GOD van het Oude Testament, namelijk de Jahweh van het judaïsme, is een god van vervloekingen, een god van toorn, een god van jaloezie, en ik kan geen nauwe band met hem voelen.” Aldus Joedji Inoeë, een Japanse katholieke priester, in een artikel getiteld „De Japanners en het christendom”, in een van Japans belangrijkste nieuwsbladen, de Asahi Sjimboen. Maar, zo vervolgt hij, deze God heeft zich uiteindelijk „ontwikkeld en getransformeerd in wat de God van het Nieuwe Testament is, dat wil zeggen, de God die door Jezus werd onderwezen”.
Het staat vast dat deze geestelijke, Inoeë, niet de enige is die er zo over denkt. Maar bent u het met hem eens? Bent u ook van mening dat de God van het „Oude Testament”, ofte wel de Hebreeuwse Geschriften, een hardvochtige en wraakgierige God is vergeleken bij de God van het „Nieuwe Testament” of de christelijke Griekse Geschriften?
Mensen kunnen van persoonlijkheid veranderen. De bijbel spoort degenen die God liefhebben er bijvoorbeeld toe aan „de nieuwe persoonlijkheid . . . aan te doen, die naar Gods wil werd geschapen in ware rechtvaardigheid en loyaliteit” (Efeziërs 4:24). Door de bijbel te bestuderen en het geleerde toe te passen, hebben velen die vroeger jaloezie, toorn, enzovoort, koesterden, grote veranderingen in hun persoonlijkheid aangebracht, zodat zij nu in hun dagelijks leven de vrucht van Gods geest tentoonspreiden — „liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid, zelfbeheersing”. — Galaten 5:22, 23.
Maar kan hetzelfde worden gezegd van de Schepper, Jehovah God? Heeft hij zich van „een god van toorn” „ontwikkeld en getransformeerd” in de christelijke God van liefde, zoals sommigen hem verkiezen te noemen?
Jehovah — altijd een God van liefde
„God is liefde”, schreef de apostel Johannes (1 Johannes 4:8). Hiermee vermeldde hij een eeuwige waarheid: De Schepper, Jehovah, is altijd een God van onveranderlijke liefde geweest, is dit nog steeds en zal dit altijd blijven. Het bijbelse verslag ondersteunt die verklaring van begin tot eind.
Toen Jehovah de aarde schiep, maakte hij die liefdevol tot een ideaal tehuis voor de mensheid (Jesaja 45:18). Later, toen hij de eerste man en vrouw, Adam en Eva, schiep, maakte hij hen „naar zijn beeld”, dat wil zeggen, hij begiftigde hen met goddelijke hoedanigheden zoals liefde, gerechtigheid, wijsheid en macht. Hij schonk hun ook het vooruitzicht kinderen te krijgen, de hele aarde in een paradijs te veranderen en er eeuwig op te leven (Genesis 1:27, 28). Bleek uit dit alles niet dat hij een God van liefde is?
Toen het eerste mensenpaar voor Satans verleiding via de slang zwichtte, verspeelden zij niet alleen voor zichzelf maar ook voor hun nog ongeboren nageslacht eeuwige zegeningen. Op dit kritieke moment sprak Jehovah de eerste in de bijbel opgetekende profetie uit, namelijk dat een beloofd ’zaad van de vrouw’ de kop van de slang zou vermorzelen (Genesis 3:15). Vormde deze belofte van hoop en bevrijding niet nog een in het oog springende uiting van Gods liefde?
Ongeveer 2000 jaar later beloofde Jehovah aan zijn getrouwe dienstknecht Abraham: „Door bemiddeling van uw zaad zullen alle natiën der aarde zich stellig zegenen”, waardoor hij onthulde dat ’het zaad van de vrouw’ via Abrahams geslachtslijn zou komen (Genesis 22:18). Deze belofte bevestigde de hoop op bevrijding en toonde aan dat Jehovah’s liefde voor de mensheid niet met het verstrijken van de tijd was afgenomen. Toen hij deze belofte deed, had hij een gezegende toekomst voor de mensheid in gedachten. Hij is zeer beslist een God van liefde!
Gods liefde jegens Israël
Verder bevrijdde Jehovah God in 1513 v.G.T. de Israëlieten uit de slavernij in Egypte en sloot hij via Mozes het Wetsverbond met hen. In het tweede van de Tien Geboden zei Jehovah: „Want ik, Jehovah, uw God, ben een God die exclusieve toewijding eist, die straf voor de dwaling van vaders brengt over zonen, over het derde geslacht en over het vierde geslacht, wanneer het hen betreft die mij haten, maar die liefderijke goedheid betracht jegens het duizendste geslacht wanneer het hen betreft die mij liefhebben en mijn geboden onderhouden.” — Exodus 20:5, 6.
Als Soeverein en echtgenoot-eigenaar had Jehovah het recht exclusieve toewijding te eisen van zijn verbondsvolk, Israël (Jesaja 54:5; Jeremia 3:14). Was het niet redelijk dat Jehovah, toen zijn volk ontrouw werd en zich steeds weer tot valse goden keerde, hen uit liefde streng onderrichtte en te kennen gaf dat hij hun eigenzinnige handelwijze afkeurde en veroordeelde?
Bij veel gelegenheden heeft Jehovah van grote zorg voor zijn volk blijk gegeven en een beroep op hen gedaan om tot hem terug te keren (Jesaja 55:7). Hoewel hij hen wegens hun zonden kastijdde en uiteindelijk toeliet dat zij als natie ophielden te bestaan en in ballingschap werden gevoerd naar een vreemd land, bracht hij hen na verloop van tijd terug naar hun vaderland. Wat toont dit alles over Jehovah? Is hij een jaloerse, boosaardige en wraakgierige God? Neen! Er blijkt veeleer uit dat hij ’een God is die barmhartig en goedgunstig is, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid en waarheid’. — Exodus 34:6; Nehemía 9:17; Joël 2:13; Nahum 1:2, 3.
Liefde tot uitdrukking gebracht door bemiddeling van zijn Zoon
In de loop der eeuwen verschafte Jehovah God verdere details over het ’zaad van de vrouw’ en ’Abrahams zaad’, en via Zijn profeten voorzei Hij de komst van de Messías. Toen de bestemde tijd aanbrak, demonstreerde God zijn liefde op een weergaloze wijze door zijn eniggeboren Zoon naar de aarde te zenden om het loskoopoffer te verschaffen.
De apostel Johannes schreef over deze schitterende voorziening: „God heeft de wereld zozeer liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben” (Johannes 3:16). Aangezien Gods liefde door bemiddeling van zijn Zoon, Jezus Christus, zo grootmoedig is, hebben sommigen ten onrechte geconcludeerd dat Hij niet dezelfde God kan zijn als Degene van wie in de Hebreeuwse Geschriften wordt gezegd dat hij straf en oordeel brengt.
Maar verschilt de God die door Jezus werd onderwezen zozeer van de in de Hebreeuwse Geschriften afgeschilderde God? Of hebben mensen verkozen alleen maar datgene te zien wat zij willen zien? Toont die welbekende schriftplaats, Johannes 3:16, niet duidelijk aan dat als iemand geen „geloof oefent” in de Zoon, hij „vernietigd” zal worden? Bovendien zei Johannes vervolgens: „Hij die de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de gramschap Gods blijft op hem” (Johannes 3:36). Als dit in geen enkel opzicht afbreuk doet aan de grootheid van Gods liefde, waarom zou dan het feit dat hij in de Hebreeuwse Geschriften zijn ongenoegen over de ontrouwe Israëlieten en anderen tot uitdrukking brengt, de conclusie rechtvaardigen dat hij geen God van liefde zou zijn?
Gods liefdevolle voornemen ten aanzien van u
Bij monde van zijn profeet Maleachi verklaarde God: „Ik ben Jehovah; ik ben niet veranderd” (Maleachi 3:6). Niet alleen is hij onveranderd gebleven als de God van liefde, maar zijn liefdevolle voornemen met betrekking tot de mensheid en de aarde is ook onveranderd gebleven. Evenals Jehovah Adam en Eva het vooruitzicht gaf op eeuwig leven in een aards paradijs, wil deze God van liefde dat u tot degenen behoort die voor eeuwig in geluk in dat Paradijs zullen leven (Lukas 23:43; 2 Petrus 3:13; Openbaring 21:4). Maar wat wordt er van u verlangd? Jezus zei: „Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus” (Johannes 17:3). Jehovah’s Getuigen zullen u er graag bij helpen kennis te verwerven van Jehovah, de God van onveranderlijke liefde.