-
Belijdenis en biechtRedeneren aan de hand van de Schrift
-
-
Ef. 4:32: „Wordt vriendelijk jegens elkaar, teder mededogend, elkaar vrijelijk vergevend, zoals ook God door Christus u vrijelijk vergeven heeft.”
Wanneer iemand in ernstig kwaaddoen verwikkeld raakt en geestelijke hulp wenst
Jak. 5:14-16: „Is iemand onder u [geestelijk] ziek? Laat hij de oudere mannen van de gemeente tot zich roepen, en laten zij over hem bidden, hem met olie inwrijvend in de naam van Jehovah. En het gebed des geloofs zal degene die zich niet wel voelt beter maken, en Jehovah zal hem oprichten. En als hij zonden heeft begaan, zal het hem [door God] vergeven worden. Belijdt elkaar daarom openlijk uw zonden en bidt voor elkaar, opdat gij gezond gemaakt moogt worden.”
Spr. 28:13: „Wie zijn overtredingen bedekt, zal geen succes hebben, maar wie ze belijdt en laat, zal barmhartigheid worden betoond.”
Wat moeten wij doen als personen die zonden begaan geen hulp zoeken?
Gal. 6:1: „Broeders, zelfs al doet iemand een misstap voordat hij zich ervan bewust is, tracht gij, die geestelijke hoedanigheden hebt, zo iemand in een geest van zachtaardigheid te herstellen, terwijl een ieder van u zichzelf in het oog houdt, opdat ook gij niet verzocht wordt.”
1 Tim. 5:20: „Wijs personen die zonde beoefenen, voor alle aanwezigen [d.w.z. degenen die persoonlijk van de kwestie op de hoogte zijn] terecht, opdat ook de overigen vrees mogen hebben.”
1 Kor. 5:11-13: „[Verkeer] niet langer in gezelschap . . . van iemand, een broeder genoemd, die een hoereerder of een hebzuchtig persoon of een afgodendienaar of een beschimper of een dronkaard of een afperser is, en [eet] met zo iemand zelfs niet. . . . ’Verwijdert de goddeloze man uit uw midden.’”
-
-
BijbelRedeneren aan de hand van de Schrift
-
-
Bijbel
Definitie: Het geschreven Woord van Jehovah God voor de mensheid. Hij heeft in een tijdsperiode van 16 eeuwen zo’n 40 menselijke secretarissen gebruikt om het op te tekenen, maar heeft zelf door middel van zijn geest actief leiding gegeven aan het schrijven. De bijbel is derhalve door God geïnspireerd. Een groot gedeelte van het verslag bestaat uit door Jehovah zelf gedane uitspraken en uit bijzonderheden betreffende de leringen en activiteiten van Jezus Christus, de Zoon van God. Daarin vinden wij uiteenzettingen over Gods vereisten voor zijn dienstknechten en over de dingen die hij zal doen om zijn grootse voornemen met de aarde te volvoeren. Ten einde onze waardering voor deze aangelegenheden te verdiepen, heeft Jehovah er ook voor gezorgd dat in de bijbel een verslag bewaard gebleven is waarin getoond wordt wat er gebeurt wanneer afzonderlijke personen en natiën naar God luisteren en in overeenstemming met zijn voornemen te werk gaan, en tevens wat de gevolgen zijn wanneer zij hun eigen gang gaan. Door middel van dit betrouwbare historische verslag laat Jehovah ons kennismaken met de wijze waarop hij ten aanzien van de mensheid handelt, zodat wij ook zijn schitterende persoonlijkheid leren kennen.
Redenen om de bijbel te onderzoeken
De bijbel zegt zelf dat hij afkomstig is van God, de Schepper van de mensheid
2 Tim. 3:16, 17: „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig om te onderwijzen, terecht te wijzen, dingen recht te zetten, streng te onderrichten in rechtvaardigheid, opdat de mens Gods volkomen bekwaam zij, volledig toegerust tot ieder goed werk.”
Openb. 1:1: „Een openbaring door Jezus Christus, die God hem gegeven heeft om aan zijn slaven de dingen te tonen die binnenkort gebeuren moeten.”
2 Sam. 23:1, 2: „De uitspraak van David, de zoon van Isaï . . . De geest van Jehovah heeft door mij gesproken, en zijn woord was op mijn tong.”
Jes. 22:15: „Dit heeft de Soevereine Heer, Jehovah der legerscharen, gezegd.”
Wij zouden mogen verwachten dat Gods boodschap aan de gehele mensheid ook overal op aarde beschikbaar is. De bijbel is geheel of gedeeltelijk in zo’n 1800 talen vertaald. De totale oplaag loopt in de miljarden exemplaren. The World Book Encyclopedia zegt: „De bijbel is het meest gelezen en waarschijnlijk ook het meest invloedrijke boek in de geschiedenis. Van de bijbel zijn meer exemplaren verspreid dan van enig ander boek. Ook is het vaker en in meer talen vertaald dan enig ander boek.” — (1984), Deel 2, blz. 219.
Bijbelse profetieën verklaren de betekenis van de toestanden in de wereld
Veel wereldleiders erkennen dat de mensheid een ramp te wachten staat. De bijbel heeft deze toestanden lang geleden voorzegd en verklaart de betekenis en de afloop ervan (2 Tim. 3:1-5; Luk. 21:25-31). Hij vertelt wat wij moeten doen om de ophanden zijnde wereldvernietiging te overleven met de mogelijkheid eeuwig leven te verwerven onder rechtvaardige omstandigheden hier op aarde. — Zef. 2:3; Joh. 17:3; Ps. 37:10, 11, 29.
De bijbel stelt ons in staat te begrijpen wat het doel van het leven is
Hij geeft antwoord op vragen als: Wat is de oorsprong van het leven? (Hand. 17:24-26) Waarom zijn wij hier? Is het alleen maar om enkele jaren te leven, uit het leven te halen wat eruit te halen valt en dan te sterven? — Gen. 1:27, 28; Rom. 5:12; Joh. 17:3; Ps. 37:11; Ps. 40:8.
De bijbel laat zien hoe wij juist die dingen kunnen verkrijgen waarnaar mensen die rechtvaardigheid liefhebben het meest verlangen
De bijbel vertelt ons waar wij gezonde omgang kunnen vinden met mensen die elkaar werkelijk liefhebben (Joh. 13:35), hoe wij de zekerheid kunnen krijgen dat wij voldoende voedsel voor onszelf en ons gezin zullen hebben (Matth. 6:31-33; Spr. 19:15; Ef. 4:28) en hoe wij ondanks de moeilijke toestanden om ons heen gelukkig kunnen zijn. — Ps. 1:1, 2; 34:8; Luk. 11:28; Hand. 20:35.
De bijbel verklaart dat Gods koninkrijk — zijn regering — het tegenwoordige goddeloze samenstel zal wegvagen (Dan. 2:44), en dat onder die heerschappij de mensheid zich in een volmaakte gezondheid en eeuwig leven zal kunnen verheugen. — Openb. 21:3, 4; vergelijk Jesaja 33:24.
Een boek dat er aanspraak op maakt van God afkomstig te zijn, dat zowel de betekenis van de toestanden in de wereld als het doel van het leven verklaart, en dat laat zien hoe onze problemen worden opgelost, is beslist het beschouwen waard.
Bewijzen voor inspiratie
De bijbel staat vol profetieën waaruit een gedetailleerde kennis van de toekomst spreekt — mensen kunnen die kennis onmogelijk bezitten
2 Petr. 1:20, 21: „Geen profetie der Schrift [ontstaat] door enige eigen uitlegging . . . Want nooit werd profetie door de wil van een mens voortgebracht, maar mensen hebben van Godswege gesproken zoals zij door heilige geest werden meegevoerd.”
◼ Profetie: Jes. 44:24, 27, 28; 45:1-3: „’Ik, Jehovah, [ben] . . . Degene die tot de waterdiepte zeg: „Verdamp; en al uw rivieren zal ik droogleggen”; Degene die van Cyrus zeg: „Hij is mijn herder, en al mijn welbehagen zal hij volledig ten uitvoer brengen”; zelfs door mijnerzijds van Jeruzalem te zeggen: „Ze zal herbouwd worden”, en van de tempel: „Gij zult gegrondvest worden.”’ Dit heeft Jehovah tot zijn gezalfde, tot Cyrus, gezegd, wiens rechterhand ik heb gevat om voor hem uit natiën te onderwerpen, zodat ik zelfs de heupen van koningen kan ontgorden; om voor hem uit de deuren met dubbele vleugels te openen, zodat zelfs de poorten niet gesloten zullen zijn: ’Ikzelf zal voor u uit gaan, en de bodemverheffingen zal ik effenen. De koperen deuren zal ik verbreken en de ijzeren grendels stukslaan.’” (Geschrift werd door Jesaja omstreeks 732 v.G.T. voltooid.)
◻ Vervulling: Cyrus was nog niet geboren toen de profetie werd opgetekend. De joden werden pas in de periode van 617 tot 607 v.G.T. in ballingschap naar Babylon gevoerd, en Jeruzalem en de tempel werden pas in 607 v.G.T. verwoest. De profetie begon in 539 v.G.T. tot in details in vervulling te gaan. Cyrus verlegde de loop van de rivier de Eufraat zodat het water in een kunstmatig meer stroomde, de poorten langs de kade van Babylon werden achteloos opengelaten terwijl er in de stad feestgevierd werd, en Babylon viel voor de Meden en de Perzen onder Cyrus. Nadien bevrijdde Cyrus de joodse ballingen en zond hen naar Jeruzalem terug met de opdracht daar Jehovah’s tempel te herbouwen. — The Encyclopedia Americana (1956), Deel III, blz. 9; Light From the Ancient Past (Princeton, 1959), Jack Finegan, blz. 227-229; „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig” (1968), blz. 281, 283, 295.
◼ Profetie: Jer. 49:17, 18: „’Edom moet tot een voorwerp van ontzetting worden. Iedereen die er voorbijtrekt, zal star zijn van ontzetting . . . Net als bij de omkering van Sodom en Gomorra en haar naburige steden’, heeft Jehovah gezegd, ’zal er geen mens wonen.’” (In 580 v.G.T. was Jeremia gereed met het optekenen van profetieën.)
◻ Vervulling: „Zij [de Edomieten] werden in de 2de eeuw v. Chr. door Judas de Makkabeeër uit Palestina verdreven, en in 109 v. Chr. breidde Johannes Hyrcanus, leider van de Makkabeeën, het koninkrijk Juda zozeer uit dat het het w. deel van de Edomitische gebieden omvatte. In de 1ste eeuw v. Chr. werden bij de Romeinse gebiedsuitbreiding de laatste overblijfselen van Edomitische onafhankelijkheid weggevaagd . . . Na de vernietiging van Jeruzalem door de Romeinen in 70 n. Chr. . . . verdween de naam Idumea [Edom] uit de geschiedenis” (The New Funk & Wagnalls Encyclopedia, 1952, Deel 11, blz. 4114). Merk op dat de vervulling zich tot in onze dagen uitstrekt. Op geen enkele manier kan worden beredeneerd dat deze profetie geschreven werd nadat de gebeurtenissen hadden plaatsgevonden.
◼ Profetie: Luk. 19:41-44; 21:20, 21: „[Jezus Christus] liet . . . zijn blik over de stad [Jeruzalem] gaan en weende over haar, terwijl hij zei: ’. . . Er zullen dagen over u komen waarin uw vijanden een versterking rondom u zullen bouwen met puntige palen en u zullen omsingelen en u van alle kanten zullen benauwen, en zij zullen u en uw kinderen in u tegen de grond verpletteren, en zij zullen in u geen steen op de andere laten, omdat gij de tijd waarin gij werdt geïnspecteerd, niet hebt onderscheiden.’” Twee dagen later gaf hij zijn discipelen de raad: „Wanneer gij voorts Jeruzalem door legerkampen ingesloten ziet, weet dan dat zijn verwoesting nabijgekomen is. Laten dan zij die in Judéa zijn, naar de bergen vluchten, en laten zij die in het midden van Jeruzalem zijn, eruit trekken.” (Door Jezus Christus in 33 G.T. uitgesproken profetie.)
◻ Vervulling: Jeruzalem kwam tegen Rome in opstand en in 66 G.T. viel het Romeinse leger onder Cestius Gallus de stad aan. Maar zoals de joodse geschiedschrijver Josephus bericht, „riep Cestius plotseling de soldaten terug, en verliet tegen aller verwachting de stad, zonder dat eenige tegenspoed zijn wanhoop aan den goeden uitslag rechtvaardigde” (De joodse oorlog, volgens de bewerking van Dr. W. A. Terwogt, Boek II, hfdst. XIX, par. 7). Hierdoor kregen de christenen de gelegenheid uit de stad weg te vluchten, hetgeen zij deden, en zij gingen in Pella wonen, aan de overkant van de Jordaan, aldus de Kerkgeschiedenis van Eusebius Pamphyli (bewerkt door Dr. H. U. Meyboom, 1908, Deel II, blz. 94). Toen sloeg generaal Titus omstreeks de paschatijd van het jaar 70 G.T. het beleg voor de stad; in slechts drie dagen tijd werd er een omheining met een lengte van 7,2 km rond de stad opgericht en na vijf maanden viel Jeruzalem. „Jeruzalem zelf werd systematisch verwoest en de Tempel werd tot een puinhoop gemaakt. Archeologische opgravingen tonen ons thans hoe effectief de verwoesting van joodse gebouwen in het hele land geweest is.” — The Bible and Archaeology (Grand Rapids, Mich.; 1962), J. A. Thompson, blz. 299.
De inhoud is wetenschappelijk juist in kwesties die wetenschappers pas later hebben ontdekt
Oorsprong van het universum: Gen. 1:1: „In het begin schiep God de hemel en de aarde.” In 1978 schreef de astronoom Robert Jastrow: „Nu zien wij hoe het astronomische bewijsmateriaal leidt tot een bijbelse kijk op de oorsprong van de wereld. De details verschillen, maar de essentiële elementen in het astronomische en het bijbelse verhaal van de oorsprong, de genesis, zijn hetzelfde: de keten van gebeurtenissen die tot de mens leidde, begon plotseling, op een scherp begrensd moment in de tijd, in een flits van licht en energie.” — God and the Astronomers (New York, 1978), blz. 14.
Vorm van de planeet Aarde: Jes. 40:22: „Er is er Een die woont boven het rond der aarde.” In oude tijden was men algemeen van mening dat de aarde plat was. Pas meer dan 200 jaar nadat deze bijbeltekst geschreven was, redeneerde een Griekse filosofenschool dat de aarde vermoedelijk bolvormig was, en nog eens zo’n 300 jaar daarna berekende een Griekse astronoom bij benadering de straal van de aarde. Maar de gedachte van een bolvormige aarde was zelfs toen nog niet de algemene zienswijze. Pas in de 20ste eeuw is het voor mensen mogelijk geworden per vliegtuig te reizen en later tot in de interplanetaire ruimte door te dringen en zelfs naar de maan te reizen, waardoor zij „het rond” van het aardoppervlak duidelijk hebben kunnen aanschouwen.
Dierenleven: Lev. 11:6: „De haas . . . herkauwt.” Hoewel sommige critici deze uitspraak lang bestreden hebben, is ten slotte in de 18de eeuw geconstateerd dat konijnen herkauwen. De ongewone manier waarop het gebeurt, werd in 1940 beschreven in Proceedings of the Zoological Society of London, Jaargang 110, serie A, blz. 159-163.
De interne harmonie is veelbetekenend
Dit is in het bijzonder zo gezien het feit dat de bijbelboeken werden opgetekend door ongeveer 40 mannen met zeer uiteenlopende achtergronden als koningen, profeten, herders, een belastinginner en een arts. Zij schreven in een tijdsbestek van 1610 jaar en hadden dus geen gelegenheid voor onderling overleg. Toch kloppen hun geschriften tot in het kleinste detail met elkaar. Om te kunnen beseffen hoezeer de verschillende bijbelgedeelten harmonieus in elkaar passen, moet u hem zelf lezen en bestuderen.
Hoe weten wij dat de bijbel niet veranderd is?
„Wat het aantal oude HSS. [handschriften] betreft waardoor een geschrift wordt bevestigd, en het aantal jaren die er waren verstreken tussen de oorspronkelijke en de ter bevestiging dienende HSS., geniet de bijbel beslist een voordeel boven klassieke geschriften [die van Homerus, Plato en anderen]. . . . Vergeleken bij de bijbelse HSS. zijn er slechts een handjevol absoluut klassieke HSS. Geen enkel oud boek wordt zo goed bevestigd als de bijbel.” — The Bible From the Beginning (New York, 1929), P. Marion Simms, blz. 74, 76.
Een in 1971 gepubliceerd bericht laat zien dat er mogelijk 6000 met de hand geschreven exemplaren zijn die alle Hebreeuwse Geschriften of een gedeelte daarvan bevatten; het oudste dateert uit de derde eeuw v.G.T. Van de christelijke Griekse Geschriften zijn er zo’n 5000 exemplaren in het Grieks, waarvan het oudste uit het begin van de tweede eeuw G.T. dateert. Ook zijn er veel exemplaren van vroege vertalingen in andere talen.
Sir Frederic Kenyon schreef in de inleiding bij zijn zeven delen over The Chester Beatty Biblical Papyri: „De eerste en belangrijkste conclusie welke uit een onderzoek [van de papyri] getrokken kan worden, is de bevredigende gevolgtrekking dat erdoor wordt bevestigd dat de bestaande teksten in hoofdzaak zuiver zijn. Noch in het Oude noch in het Nieuwe Testament komen opvallende of fundamentele afwijkingen voor. Er zijn geen belangrijke weglatingen of toevoegingen van passages, en geen afwijkingen die van invloed zijn op belangrijke feiten of leerstellingen. De variaties van de tekst zijn van invloed op minder belangrijke zaken, zoals de volgorde van de woorden of de precieze woorden die zijn gebruikt . . . Hun essentiële belangrijkheid is echter gelegen in hun bevestiging — krachtens bewijzen van een vroegere datum dan tot dusver beschikbaar waren — van de zuiverheid van onze bestaande teksten.” — (Londen, 1933), blz. 15.
Het is waar dat sommige bijbelvertalingen zich nauwkeuriger houden aan wat er in de oorspronkelijke talen staat dan andere. Moderne parafrasen van de bijbel hebben zich vrijheden veroorloofd waardoor de oorspronkelijke betekenis soms verandert. Sommige vertalers hebben hun vertolkingen de kleur van hun persoonlijke geloofsopvattingen meegegeven. Maar deze zwakke punten zijn te identificeren door een aantal verschillende vertalingen met elkaar te vergelijken.
Als iemand zegt —
’Ik geloof niet in de bijbel’
Dan zou je kunnen antwoorden: ’Maar u gelooft toch wel dat er een God is? . . . Mag ik u vragen wat u in de bijbel moeilijk te aanvaarden vindt?’
Of kunnen zeggen: ’Mag ik eens vragen: Hebt u er altijd zo over gedacht? . . . Ik heb dat ook anderen wel eens horen zeggen, ook al hadden zij de bijbel niet grondig bestudeerd. Maar de bijbel zegt duidelijk dat hij een boodschap van God zelf is en dat God ons eeuwig leven aanbiedt indien wij geloven wat erin staat en daarnaar leven. Bent u het daarom niet met mij eens dat het de moeite waard zou zijn hem ten minste eens te onderzoeken om te weten te komen of het waar is wat erin beweerd wordt of niet? (Gebruik materiaal op blz. 70-74.)’
’De bijbel spreekt zichzelf tegen’
Dan zou je kunnen antwoorden: ’Dat hebben anderen ook wel eens tegen mij gezegd, maar niemand heeft mij ooit een echte tegenstrijdigheid kunnen aanwijzen. En persoonlijk ben ik er bij het lezen van de bijbel nooit een tegengekomen. Zou u mij een voorbeeld kunnen geven?’ En misschien toevoegen: ’Wel heb ik gemerkt dat veel mensen eenvoudig nooit een antwoord hebben gevonden op vragen waarover de bijbel hen aan het denken zette. Bijvoorbeeld: Waar haalde Kaïn zijn vrouw vandaan? (Gebruik materiaal op blz. 290, 291.)’
’De bijbel is door mensen geschreven’
Dan zou je kunnen antwoorden: ’Dat is waar. Ongeveer 40
-