-
KorachHulp tot begrip van de bijbel
-
-
daarop ’opende de aarde haar mond en verzwolg hen en hun huisgezinnen en alle mensen die bij Korach behoorden en alle have’. Levend daalden zij en alles wat hun toebehoorde, in Sjeool af, en de aarde overdekte hen. — Num. 16:28-34.
Degenen die met de vuurpotten en het zich daarin bevindende reukwerk voor de tent der samenkomst stonden, ontkwamen niet, want „een vuur ging uit van Jehovah en verteerde vervolgens de tweehonderd vijftig mannen die het reukwerk offerden” (Num. 16:35). Korach zelf was op dat moment bij hen en kwam derhalve in dat van God afkomstige vuur om. — Num. 26:10.
De vuurpotten van degenen die met Korach hadden samengezworen, werden geplet tot metalen platen om daarmee het altaar te bekleden. Dit werd gedaan omdat zij „ze voor het aangezicht van Jehovah [hebben] aangeboden, zodat ze heilig zijn geworden; en ze behoren de zonen van Israël tot een teken te dienen” (Num. 16:36-40). Ondanks dit krachtige bewijs van goddelijk oordeel, murmureerde de gehele vergadering van Israël direct de daaropvolgende dag tegen Mozes en Aäron doordat zij klaagden: „Gijlieden, gij hebt Jehovah’s volk ter dood gebracht.” Hierdoor werd Gods verontwaardiging opgewekt, en ondanks de pleidooien van Mozes en Aäron stierven er 14.700 personen als gevolg van een gesel van Jehovah, die pas werd gestuit nadat Aäron verzoening voor het volk had gedaan (Num. 16:41-50). Daarna werd Aärons priesterlijke positie door het uitbotten van zijn staf bevestigd. — Num. hfdst. 17.
Dat de zonen van Korach zich in de opstand niet bij hun vader aansloten, schijnt uit het bijbelse verslag opgemaakt te kunnen worden, want daarin staat: „De zonen van Korach stierven echter niet” (Num. 26:9-11). Korachs nakomelingen speelden later een belangrijke rol in de levietendienst.
De schrijver van het boek Judas bracht Kaïn, Bileam en Korach met elkaar in verband toen hij christenen waarschuwde op hun hoede te zijn voor dierlijke mensen die „in het opstandige gepraat van Korach vergaan” zijn. Korach zocht kennelijk heerlijkheid voor zichzelf. Doordat hij Jehovah’s aanstellingen in twijfel trok, werd hij een opstandeling en onderging derhalve terecht de dood als gevolg van zijn onjuiste handelwijze. — Jud. 10, 11.
-
-
KorbanHulp tot begrip van de bijbel
-
-
KORBAN
(ko̱rban).
Zoals in Markus 7:11 wordt verklaard, is „korban” „een aan God opgedragen gave”. Het met „korban” weergegeven Griekse woord is korʹban, het equivalent van het Hebreeuwse woord qor·banʹ, dat „een offergave” betekent. Het woord qor·banʹ wordt in Leviticus en Numeri gebruikt en is van toepassing op zowel bloedige als onbloedige offergaven. — Lev. 1:2, 3; 2:1; Num. 5:15; 6:14, 21.
Tegen de tijd dat Jezus Christus op aarde zijn bediening verrichtte, had zich in verband met korban een laakbare praktijk ontwikkeld, die vooral door de Farizeeën werd bevorderd. Zij leerden de mensen dat geld, eigendommen of wat maar ook dat als „korban”, of een geloftegift, aan de tempel was opgedragen, daarna aan de tempel behoorde en voor geen enkel ander doel gebruikt mocht worden. In werkelijkheid behield de persoon die de gelofte deed, datgene wat hij gegeven of aan God gewijd had. Niettemin kon een zoon zich op grond van dit gebruik onttrekken aan zijn verantwoordelijkheid om zijn oude en behoeftige ouders te ondersteunen door slechts te zeggen dat zijn eigendom, of een gedeelte ervan, „korban” was — een aan God of aan de tempel opgedragen gave. Als hij zou zeggen: „Het zij korban” of: „Het is korban”, dan hoefde hij dergelijke eigendommen niet te gebruiken ter ondersteuning van zijn ouders, die zich misschien in grote financiële moeilijkheden bevonden of in de toekomst zijn hulp zouden vragen of nodig zouden hebben. In het latere judaïsme was het zo dat ook al had iemand overijld „korban” gezegd en was hij naderhand van gedachten veranderd, de aldus aangeduide gave nooit voor iets anders gebruikt mocht worden. — Mark. 7:9-13.
-
-
KorianderzaadHulp tot begrip van de bijbel
-
-
KORIANDERZAAD
(Hebreeuws: gadh).
Over het manna dat de Israëlieten in de wildernis aten, wordt gezegd dat het „wit als korianderzaad” was (Ex. 16:31). Klaarblijkelijk betrof de vergelijking niet alleen de kleur, maar ook het algemene uiterlijk. — Num. 11:7.
De koriander (Coriandrum sativum) is een eenjarige, 40-50 cm hoge plant met peterselieachtige bladeren en trosjes rose of witte schermbloemen. De vrucht bestaat uit bolvormige grijswitte zaden die de grootte van peperkorrels hebben. De Hebreeuwse naam is naar men meent afgeleid van een grondwoord (ga·dhadhʹ) dat „doordringen of snijden” betekent en derhalve een beschrijving kan vormen van de fijne ribben of groeven die de zaden kenmerken. De zaden bevatten een aromatische olie met een aangename smaak en worden in de oosterse keuken als specerij en bij bakkerijprodukten gebruikt. Bovendien gebruikt men ze bij lichte maagaandoeningen als medicijn.
[Illustratie op blz. 924]
Korianderbladeren en -bloesems
-
-
KorintheHulp tot begrip van de bijbel
-
-
KORINTHE
(Kori̱nthe).
Een van de oudste en belangrijkste steden van het oude Griekenland. De belangrijkheid van Korinthe was grotendeels toe te schrijven aan zijn buitengewoon gunstige strategische ligging aan de westzijde van de istmus of smalle landengte die Midden-Griekenland of het vasteland van Griekenland met het zuidelijke schiereiland, de Peloponnesos, verbond. Al het verkeer overland, zowel handelsverkeer als anderszins, dat naar het N. en het Z. trok, moest via Korinthe als het over de istmus trok, die op het smalste punt ongeveer 6 km breed was. Maar Korinthe was ook aantrekkelijk voor het internationale zeeverkeer, want zeevaarders trokken gewoonlijk liever deze istmus tussen de Golf van Korinthe en de Saronische Golf over dan dat zij de gevaarlijke ruim 300 km lange zeereis om de door stormen geteisterde kapen aan de zuidpunt van het schiereiland riskeerden. Schepen uit Italië, Sicilië en Spanje voeren derhalve over de Ionische Zee door de ca. 160 km lange Golf van Korinthe en legden aan in de diepe haven van Lechaeum, de westelijke havenstad die door lange muren met Korinthe verbonden was. Schepen uit Klein-Azië, Syrië en Egypte kwamen door de Egeïsche Zee en gingen in de oostelijke havenwerken van Kenchrea of misschien in de kleinere haven van Schoenus voor anker (Rom. 16:1). Grote schepen werden in de ene haven gelost, waarna de handelswaar de paar kilometer overland naar de andere haven werd vervoerd om daar op een ander schip overgeladen te worden. Kleinere schepen werden met hun lading aan boord over de istmus getrokken langs een daarvoor ingerichte baan, di·olʹkos genoemd (Grieks: „doortrekken”). Met recht stond de istmus van Korinthe als „de brug van de zee” bekend.
Dat Korinthe van strategisch belang was, vooral in militair opzicht, kwam bovendien doordat het gelegen was aan de noordelijke voet van de Acrokorinth, een steile rotsheuvel die zich ca. 450 m boven de stad en ca. 560 m boven de zeespiegel verheft. De vlakke top vormde een onneembare plaats voor militaire installaties. Van daar uit kan men op een heldere dag de ruim 60 km verwijderde acropolis van Athene zien.
GESCHIEDENIS
Omtrent de aanvangsgeschiedenis van deze oude stad tast men in het duister. Het was reeds een bloeiende stad in de 7de eeuw v.G.T., toen in de istmische tempel van Poseidon (de Griekse god van de zee en de tegenhanger van de Romeinse Neptunus) begonnen werd met de Istmische spelen, die om de twee jaar plaatsvonden en waarnaar de apostel Paulus in verband met enkele van zijn treffendste illustraties verwees (1 Kor. 9:24-27). Vanaf de 4de eeuw v.G.T. bevond Korinthe zich doorgaans onder Macedonisch bestuur tot het in 196 v.G.T. door de Romeinen werd bevrijd. Als onafhankelijke stadstaat sloot het zich bij andere steden aan in de Achaeïsche Bond, raakte betrokken in de oppositie tegen Rome en werd in 146 v.G.T. door de Romeinse consul L. Mummius verwoest. De mannen werden gedood en de vrouwen en kinderen werden in slavernij verkocht. Een eeuw lang bleef het betrekkelijk woest liggen totdat Julius Caesar de stad in 44 v.G.T. (volgens sommigen in 46 v.G.T.) opnieuw stichtte als een Romeinse kolonie, Colonia Laus Julia Corinthiensis. Achaje, zoals de Romeinen het deel van Griekenland noemden dat buiten Macedonië lag, werd onder de regering van Caesar Augustus een senaatsprovincie en Korinthe werd tot de hoofdstad gemaakt.
INDUSTRIE EN GEBOUWEN
De stad Korinthe, waar Paulus omstreeks het jaar 50 G.T. kwam, lag dus op een kruispunt van belangrijke handelswegen en was een politiek centrum. De tol die geheven werd op de ladingen die over de istmus werden vervoerd, droeg tot de rijkdom van Korinthe bij, maar de stad was ook een industriecentrum, dat beroemd was om zijn aardewerken en bronzen voorwerpen. De stad zelf was gebouwd op twee terrassen, waarvan het ene ongeveer 30 m hoger lag dan het andere. In het centrum van de stad bevond zich de grote agora of marktplaats, die door zuilengangen en openbare gebouwen omgeven was. Rijen winkels kwamen rechtstreeks op de marktplaats uit, en sommige van de blootgelegde ruïnes geven te kennen dat in zulke winkels vlees en andere eetwaren, alsook wijn, werden verkocht. Uit een inscriptie blijkt dat het woord macellum op een winkel werd toegepast. Deze term is het Latijnse equivalent van het Griekse woord ma·kelʹlon, dat door Paulus werd gebruikt toen hij in 1 Korinthiërs 10:25 over de „vleesmarkt” sprak. Een andere inscriptie, die gevonden werd op een drempel, luidde: „Lucius, de slager”. Een ongewoon kenmerk was dat al deze winkels voorzien werden van vers water, dat via ondergrondse kanalen van een natuurlijke bron naar afzonderlijke waterputten in elke winkel stroomde. Blijkbaar konden daardoor aan bederf onderhevige levensmiddelen koel gehouden worden.
Opgravingen brachten nabij het midden van de agora een verhoogd openlucht-spreekgestoelte aan het licht, bema of rostra genoemd, dat uitrees boven het terras dat het hoger gelegen deel van de agora van het lagere scheidde. Aan beide zijden van de bema, die uit blauw en wit marmer bestond en rijk versierd was met fijn beeldhouwwerk, bevonden zich twee wachtkamers met mozaïekvloeren en marmeren banken. Men neemt aan dat de bema de „rechterstoel” was waarheen Paulus door de joden die tegen de christelijke boodschap gekant waren, werd gevoerd om door de proconsul Gallio verhoord te worden. — Hand. 18:12-16.
Ten N.W. van de marktplaats bevonden zich twee theaters; een daarvan bood plaats aan 18.000 personen. De christenen in Korinthe konden goed begrijpen wat Paulus bedoelde toen hij zei dat de apostelen ’een theaterschouwspel voor de wereld’ waren (1 Kor. 4:9). Op een plein in de nabijheid van het theater vonden archeologen een inscriptie waarin een zekere Erastus wordt genoemd die de Latijnse titel aedile droeg, door sommigen vertaald met „commissaris van publieke werken”. Deze Erastus zou de „stadsbeheerder” met dezelfde naam kunnen zijn die door Paulus werd genoemd toen hij vanuit Korinthe zijn brief aan de Romeinen schreef (Rom. 16:23). De door Paulus gebruikte Griekse uitdrukking (oi·koʹno·mos) betekent in wezen „beheerder”.
RELIGIE EN CULTUUR
Hoe vermaard Korinthe ook was als zetel van regeringsautoriteit en als de toonaangevende handelsstad van Griekenland, toch was de stad in de geest van velen een symbool van losbandigheid en buitensporige weelde, zo zelfs dat de uitdrukking „zich Korinthisch gedragen” in zwang kwam als een aanduiding voor „ontucht bedrijven”. Deze zinnelijke verdorvenheid was een vrucht van de in Korinthe beoefende aanbidding, vooral die in verband met de godin Aphrodite (de tegenhanger van de Romeinse Venus, de Fenicische en Kanaänitische Astarte en de Babylonische Isjtar). Op de Acrokorinth stond een tempel waarin zij werd aanbeden en 1000 slavinnen dienden haar als tempelprostituées. Paulus had gegronde reden om de christenen in Korinthe krachtige raad te geven in verband met moreel gedrag en hen met het oog daarop te waarschuwen (1 Kor. 6:9–7:11; 2 Kor. 12:21). In Korinthe stonden natuurlijk nog veel meer tempels, die aan andere goden en godinnen gewijd waren. In de tempel van Asclepius, de god der geneeskunst, hebben archeologen vleeskleurige afbeeldingen van delen van het menselijk lichaam in terracotta gevonden. Deze waren door aanbidders als ex-voto’s (wijgeschenken) achtergelaten, waarbij elk voorwerp een afbeelding was van het specifieke zieke lichaamsdeel (hand, voet, borst, enz.) van de aanbidder.
De bevolking van Korinthe ten tijde dat het zijn grootste bloei beleefde, is op 200.000 vrije burgers en misschien tweemaal zoveel slaven geschat. In Paulus’ dagen was het een kosmopolitische stad, met mensen die uit vele landen kwamen en tot diverse rassen behoorden. Behalve Grieken, woonden er heel wat Italianen, nakomelingen van vroegere kolonisten. Tal van discipelen in Korinthe droegen Latijnse namen, zoals Justus, Tertius, Quartus, Gajus, Crispus, Fortunatus en Achaïkus (Hand. 18:7; Rom. 16:22, 23; 1 Kor. 1:14; 16:17). Een groot aantal joden had zich daar gevestigd en een synagoge gesticht, terwijl zij ook enkele Griekse aanhangers hadden gekregen (Hand. 18:4). Afgezien van degenen die in Korinthe, een centrum van amusement en sport, vermaak zochten, wemelde het er ook van reizigers en kooplieden. Ongetwijfeld droeg dit ertoe bij dat men in Korinthe toleranter was dan in andere door de apostel bezochte steden, met inbegrip van Athene, het centrum van de Griekse cultuur. Paulus ontving een visioen waarin hem werd verzekerd dat er in Korinthe nog veel rechtgeaarde personen waren en daarom bleef hij een jaar en zes maanden op dit strategisch belangrijke trefpunt van Oost en West (Hand. 18:9-11). In deze tijd schreef hij waarschijnlijk zijn twee brieven aan de Thessalonicenzen.
CHRISTELIJKE GEMEENTE
Toen Paulus ten slotte vanuit de oostelijke haven Kenchrea scheep ging over de Egeïsche Zee naar Efeze in Klein-Azië, was hij vergezeld van Aquila en Priskilla, zijn medetentenmakers en christelijke metgezellen (Hand. 18:18, 19). Apollos, die zeer welsprekend was, zette het werk van Paulus echter voort door het in Korinthe gezaaide zaad te begieten (Hand. 18:24-28; 19:1; 1 Kor. 3:6). Paulus toonde diepe bezorgdheid voor de gemeente die hij in Korinthe had opgericht en zond Titus er tweemaal heen om hem te vertegenwoordigen, terwijl hij bovendien zijn twee belangrijke brieven aan de gemeente in Korinthe schreef (2 Kor. 7:6, 7, 13; 8:6, 16, 17; 12:17, 18). Hoewel Paulus niet in staat was de gemeente, zoals gepland, op weg naar Macedonië te bezoeken (2 Kor. 1:15, 16, 23), was hij later, waarschijnlijk in 55–56 G.T., echter drie maanden in Griekenland en bracht een gedeelte van die tijd door in Korinthe, vanwaar hij zijn brief aan de Romeinen schreef. — Hand. 20:2, 3; Rom. 16:1, 23; 1 Kor. 1:14.
[Illustratie op blz. 925]
De bema, met op de achtergrond de Acrokorinth
-
-
Korinthiërs. de brieven aan deHulp tot begrip van de bijbel
-
-
KORINTHIËRS, DE BRIEVEN AAN DE.
Twee geïnspireerde canonieke brieven die de apostel Paulus in de 1ste eeuw G.T. aan de christenen in Griekenland schreef (1 Kor. 1:1, 2; 2 Kor. 1:1). De authenticiteit en algemene aanvaarding van beide brieven worden door externe bewijzen bevestigd. Prominente schrijvers uit de 1ste tot de 3de eeuw schrijven de beide brieven aan Paulus toe. Ook in de zogeheten „Canon van Athanasius” (367 G.T.) worden onder de „veertien brieven van de apostel Paulus” ook „twee aan de Korinthiërs” vermeld. Deze lijst is het eerste voorbeeld van een catalogus van boeken van de christelijke Griekse Geschriften zoals wij ze thans hebben en is 30 jaar ouder dan de lijst die in 397 G.T. op het concilie of de synode van Carthago (Afrika) werd gepubliceerd.
KORINTHE EN DE DAAR DOOR PAULUS VERRICHTE BEDIENING
In de dagen van Paulus was Korinthe niet alleen een groot handelscentrum, dat bekend was om zijn rijkdom, maar tevens de hoofdstad van Achaje. Er werd daar grove immoraliteit beoefend en eens
-