Lied 41
Prijs Jehovah, de Rots
1. ’Gij heem’len en aard, o leen toch het oor
En geef aan mijn leer zachtmoedig gehoor.
Mijn onderricht druppelt als dauw op het veld,
Verkwikkend als regen die ’t leven herstelt.’
2. Schrijf eer toe aan God; bejubel zijn naam.
Laat ieder die leeft toch horen zijn faam.
Zijn werk is volkomen en groot is zijn macht.
Verheerlijk de Rots, loof hem met al uw kracht!
3. Jehovah is trouw, waarachtig en goed,
Vol liefde en wijs in al wat hij doet.
Personificatie van waarheid en recht!
Jehovah, de Rots, doet getrouw wat hij zegt.
4. Vrees God, blijf hem trouw; beoefen ook deugd.
Houd vast aan zijn Woord; vind daarin veel vreugd.
Vermijd een verderf’lijk gedrag, dat God smart;
Dien Jah met een zuiver en standvastig hart.