-
Wat belet u gedoopt te worden?De Wachttoren 1989 | 15 januari
-
-
Wat belet u gedoopt te worden?
„Zie! Hier is water, wat belet mij gedoopt te worden?” — HANDELINGEN 8:36.
1. Wat gebeurde er op de weg tussen Jeruzalem en Gaza?
JEHOVAH’S engel had gesproken, en nu gebeurde er iets opmerkelijks op de woestijnweg tussen Jeruzalem en Gaza. In een rijdende wagen zat een Ethiopiër in de Schriften te lezen. Het duurde niet lang of er rende een andere man naast het voertuig. „Weet gij eigenlijk wel wat gij leest?” vroeg hij. „Hoe zou ik dat toch ooit kunnen,” reageerde de Ethiopiër, „tenzij iemand mij leidt?” Die leiding werd verschaft door de evangelieprediker Filippus, die door de engel was gestuurd. Toen Filippus eenmaal in de wagen zat, maakte hij te beginnen bij een door Jesaja opgetekende profetie, „het goede nieuws omtrent Jezus” bekend.
2, 3. (a) Hoe reageerde de Ethiopiër op het goede nieuws? (b) Welke vragen doet dit voorval rijzen?
2 Bij een zeker punt langs de weg gekomen, riep de Ethiopiër uit: „Zie! Hier is water, wat belet mij gedoopt te worden?” Daarop gebood hij de wagen te doen stilhouden. Beiden begaven zich in het water en Filippus doopte hem. Toen voerde Jehovah’s geest de evangelieprediker ergens anders heen, en met blijdschap vervolgde de Ethiopiër zijn weg. — Handelingen 8:26-39.
3 Indien u met Jehovah’s Getuigen omgaat maar nog niet gedoopt bent, doen deze gebeurtenissen misschien de volgende vragen bij u rijzen: Waarom werd die Ethiopiër zo snel gedoopt? Hoe dient de doop verricht te worden? Wat wordt erdoor gesymboliseerd? En wat belet mij gedoopt te worden?
Niet te snel gedoopt
4. Wie was deze Ethiopiër?
4 Aangezien de Ethiopiër „naar Jeruzalem [was] gegaan om te aanbidden”, was hij een besneden joodse proseliet. Hij was een „eunuch”, maar niet een letterlijke eunuch, want mannen wier geslachtsdelen verminkt waren, mochten niet in de gemeente van Israël komen (Deuteronomium 23:1). In zijn geval duidde het woord „eunuch” op een ambtenaar, want hij was ’een machthebber onder de Ethiopische koningin Candáce en was over al haar schatten gesteld’. — Handelingen 8:27.
5. Waarom kon de Ethiopische eunuch zo snel gedoopt worden?
5 De Ethiopiër was een man uit de natiën. Aangezien hij echter tot de joodse religie bekeerd was, kon hij als een discipel van Christus worden gedoopt voordat de Koninkrijksboodschap in 36 G.T. tot onbesneden heidenen zoals Cornelius werd gepredikt. Als een joodse proseliet was de Ethiopiër op de hoogte met God en Zijn Woord, maar hij had nog geestelijke hulp nodig. Daarom kreeg Filippus de opdracht tot deze man te prediken en kon hij hem dopen voordat het goede nieuws aan de heidenen werd bekendgemaakt.
De vroeg-christelijke doop
6. Hoe werd de Ethiopiër gedoopt, en waarom antwoordt u aldus?
6 Hoe werd de Ethiopiër gedoopt? Het woord „dopen” komt van het Griekse woord ba·ptiʹzo, dat „indompelen, onderdompelen” betekent. In de Griekse Septuaginta-vertaling wordt in 2 Koningen 5:14 een vorm van hetzelfde woord gebruikt voor ’zich onderdompelen’. En het is opmerkelijk dat de Ethiopiër erom vroeg gedoopt te worden toen hij en Filippus bij „een zeker water” kwamen. Voor de doop „daalden [zij] af in het water” en daarna kwamen zij ’eruit omhoog’ (Handelingen 8:36-39). De Ethiopische eunuch werd derhalve door onderdompeling in water gedoopt.
7. Welk precedent was er voor de doop door onderdompeling in water?
7 Jezus zelf werd gedoopt door zich in water te laten onderdompelen. Er wordt dan ook gezegd dat hij na zijn doop in de Jordaan ’uit het water omhoogkwam’ (Matthéüs 3:13, 16). Johannes de Doper had trouwens een plek in het Jordaandal bij Salim uitgekozen als een geschikte plaats om personen te dopen. Waarom? „Omdat daar een grote hoeveelheid water was” (Johannes 3:23). De doop in een grote hoeveelheid water is dus de schriftuurlijk voorgeschreven manier om gedoopt te worden.
8. Wat voor conclusies met betrekking tot de doop kunnen wij trekken uit gebruiken die de Farizeeën en andere joden eropna hielden?
8 Wij kunnen met betrekking tot de doop enkele deugdelijke conclusies trekken uit een beschouwing van gebruiken die de Farizeeën en andere joden eropna hielden. De evangelieschrijver Markus zei: „Wanneer zij van de markt terugkomen, eten zij niet zonder zich eerst door besprenkeling [Grieks: ran·tiʹzo] gereinigd te hebben; en zo zijn er nog vele andere overleveringen die zij hebben ontvangen en waaraan zij vasthouden: de doop [ba·ptiʹsmous] van bekers en kannen en koperen vaten” (Markus 7:3, 4). Op schijnheilige wijze besprenkelden deze mannen zich voordat zij na terugkomst van de markt gingen eten. Maar de verschillende voorwerpen die zij tijdens maaltijden gebruikten, doopten zij, of dompelden zij in water onder.
9. Wat zei Tertullianus betreffende de doop?
9 Zelfs nadat de afval was binnengedrongen, zei de kerkvader Tertullianus (ca. 160-230 G.T.) betreffende de doop: „Niets is er immers, dat de mensen zó stijft in het ongeloof als de eenvoud der goddelijke handelingen, welken men bij haar voltrekking ziet, en daarnaast de grote dingen, die men belooft als haar uitwerking. Zo komt het, dat men ook hierom het verkrijgen van het eeuwig leven ongelooflijk vindt, omdat de mens, na in zo groten eenvoud, zonder enige praal, zonder ongewone ceremoniën, om kort te gaan zonder enig uiterlijk vertoon, in het water neergelaten en onder het uitspreken van slechts enkele woorden ondergedompeld te zijn, daaruit niet veel of helemaal niet reiner te voorschijn komt.” Merk op dat volgens Tertullianus een mens in water wordt „ondergedompeld”, waarna hij „daaruit . . . te voorschijn komt”.
10. Wat zeggen geleerden over de vroegste vorm van de christelijke doop?
10 Geleerden tonen eveneens aan dat de christenen oorspronkelijk mensen doopten door hen geheel in water onder te dompelen. Een befaamde Franse encyclopedie zegt: „De eerste christenen werden overal waar water werd aangetroffen, door onderdompeling gedoopt.” En The Catholic Encyclopedia verklaart: „De oudste vorm welke gewoonlijk werd gebruikt, was ongetwijfeld de onderdompeling.” — Deel II, uitgave van 1907, blz. 261.
Onderwijzen en dopen
11. Welke opdracht gaf Jezus zijn discipelen?
11 Voordat iemand gedoopt wordt, moet hij nauwkeurige kennis verwerven en daarnaar handelen. Dit werd duidelijk gemaakt toen Christus zijn volgelingen opdroeg: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb. En ziet! ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen.” — Matthéüs 28:19, 20.
12. Wat betekent het gedoopt te worden „in de naam van de Vader”?
12 Gedoopt te worden „in de naam van de Vader” betekent dat de doopkandidaat Gods positie en autoriteit erkent. Jehovah wordt erkend als „de Allerhoogste . . . over heel de aarde”, de Schepper en Universele Soeverein (Psalm 36:9; 83:18; 2 Koningen 19:15). Zo iemand aanvaardt Jehovah ook als zijn Rechter, Wetgever en Koning. — Jesaja 33:22; Psalm 119:102; Openbaring 15:3, 4.
13. Wat wil het zeggen ’in de naam van de Zoon’ gedoopt te worden?
13 Gedoopt te worden ’in de naam van de Zoon’ wil zeggen Christus’ positie en autoriteit te erkennen en te beseffen dat hij degene is door bemiddeling van wie God „een overeenkomstige losprijs” heeft verschaft (1 Timótheüs 2:5, 6). Nadat Jezus als een rechtschapenheidbewaarder gestorven was, „heeft God hem . . . tot een superieure positie verhoogd”, en degenen die gedoopt willen worden, moeten erkennen dat Christus „Heer is, tot de heerlijkheid van God, de Vader” (Filippenzen 2:9-11). Ook moeten zij Jezus aanvaarden als Jehovah’s „Getrouwe Getuige” en als de „Koning der koningen”. — Openbaring 1:5; 19:16.
14. Wat moet beseft en erkend worden om ’in de naam van de heilige geest’ gedoopt te worden?
14 Iemand moet ook gedoopt worden ’in de naam van de heilige geest’. Hij moet beseffen dat de heilige geest geen persoon is, maar Gods werkzame kracht, die gebruikt werd om de schepping tot stand te brengen, om bijbelschrijvers te inspireren, enzovoort (Genesis 1:2; 2 Samuël 23:1, 2; 2 Petrus 1:21). Ook moet worden erkend dat Jehovah’s geest uitermate belangrijk is willen wij „de diepe dingen Gods” begrijpen en de goddelijke vruchten „liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid [en] zelfbeheersing” tentoonspreiden (1 Korinthiërs 2:10; Galaten 5:22, 23). Tevens moet worden erkend dat Gods geest nodig is om het Koninkrijkspredikingswerk te verrichten. — Joël 2:28, 29.
Wat de doop symboliseert
15. Waarom wast de christelijke doop geen zonden weg?
15 Johannes de Doper werd bij zijn werk dat bestond in het onderdompelen van mensen, door de heilige geest ondersteund (Handelingen 13:24). Hij doopte hen niet om hun zonden weg te wassen maar als een symbool van hun berouw (Handelingen 19:4). Johannes doopte ook Jezus, die „geen zonde begaan” heeft (1 Petrus 2:22). En Ananías drong bij Saulus van Tarsus op het volgende aan: „Sta op, laat u dopen en was uw zonden weg doordat gij [Jezus’] naam aanroept” (Handelingen 22:12-16). De christelijke onderdompeling in water wast derhalve geen zonden weg. Niet de doop, maar het uitstorten van Jezus’ bloed en het ’aanroepen van zijn naam’ maken vergeving mogelijk. — Hebreeën 9:22; 1 Johannes 1:7.
16. (a) Wat wordt er, aangezien de doop geen zonden wegwast, dan door gesymboliseerd? (b) Wat gebeurt er in figuurlijke zin wanneer iemand wordt gedoopt?
16 Hoewel de christelijke doop geen zonden wegwast, wordt er wel symbolisch door te kennen gegeven dat degene die in water wordt ondergedompeld, zich door bemiddeling van Jezus Christus onvoorwaardelijk aan Jehovah God heeft opgedragen. (Vergelijk Matthéüs 16:24.) Zich opdragen betekent „plechtig verklaren, een belofte afleggen, toewijden”. Bij het zich opdragen aan God is de handeling betrokken waardoor iemand er krachtens een overeenkomst onvoorwaardelijk toe wordt afgezonderd om Gods wil te doen door bemiddeling van Christus. Wanneer de doopkandidaat tijdelijk onder het water wordt „begraven” en er vervolgens wordt uitgetild, sterft hij in figuurlijke zin ten aanzien van zijn voormalige levenswandel en wordt hij opgewekt tot een nieuwe levenswijze, namelijk om onvoorwaardelijk Jehovah’s wil te doen. — Vergelijk Romeinen 6:4-6.
17. Waarom is de kinderdoop onjuist?
17 Het is duidelijk dat de doop een ernstige stap is. Een klein kind dopen is verkeerd, want een baby is niet in staat te begrijpen wat erbij betrokken is, een beslissing te nemen en een discipel te worden (Matthéüs 28:19, 20). Tijdens Filippus’ bediening in Samária werden „zowel mannen als vrouwen” gedoopt, geen kleine kinderen (Handelingen 8:4-8, 12). De doop is voor degenen die oud genoeg zijn om te leren, te geloven en geloof te oefenen (Johannes 17:3; Handelingen 5:14; 18:8; Hebreeën 11:6). In dit verband schreef de historicus Augustus Neander: „Geloof en doop gingen altijd samen; het is dus een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid . . . dat het gebruik van de kinderdoop [in de eerste eeuw G.T.] onbekend was. . . . Dat het pas in de loop van de derde eeuw als een apostolische overlevering werd erkend, is eerder een bewijs tegen dan voor het aanvaarden van de mening dat de kinderdoop van apostolische oorsprong is.” — History of the Planting and Training of the Christian Church by the Apostles (New York, 1864), blz. 162.
18. (a) Wat is een schriftuurlijk vereiste om een getuige van Jehovah te worden? (b) Door welke uitingen van geloof zou te kennen worden gegeven dat iemand gedoopt kan worden? (c) Hoe wordt er de nadruk op gelegd dat doopkandidaten geloof in de losprijs moeten hebben?
18 In de Schrift wordt herhaaldelijk gezegd dat gelovigen werden gedoopt (Handelingen 4:4; 5:14; 8:13; 16:27-34; 18:8; 19:1-7). Om een getuige van Jehovah te worden, moet iemand derhalve een gelovige zijn — iemand die geloof oefent en zich laat dopen. Al vóór de doop komt zulk een geloof tot uiting in godvruchtig gedrag, vertrouwen in Jehovah, deelname aan de Koninkrijksprediking en aanvaarding van Jezus’ loskoopoffer. Op het feit dat doopkandidaten geloof in de losprijs moeten hebben, wordt de nadruk gelegd, want de eerste van de twee vragen die de spreker hun stelt, luidt: „Heb je op grond van het slachtoffer van Jezus Christus berouw van je zonden en heb je je aan Jehovah opgedragen om zijn wil te doen?” Alleen indien de persoon bevestigend antwoordt en ook begrijpt dat zijn opdracht en doop hem identificeren als een van Jehovah’s Getuigen, verbonden met Gods door de geest geleide organisatie, kan hij zich gevoeglijk laten dopen.
Zich onder gebed opdragen
19. Waarom dienen wij ons onder gebed aan Jehovah op te dragen?
19 Degenen die zich laten dopen, moeten geloof stellen in God en Christus. Maar waarom zeggen Jehovah’s Getuigen dat men zich onder gebed aan God dient op te dragen? Omdat het passend is Jehovah in gebed ons besluit kenbaar te maken dat wij hem de exclusieve toewijding willen schenken die hem toekomt (Deuteronomium 5:8, 9; 1 Kronieken 29:10-13). Blijkbaar maakte Jezus in gebed zijn verlangen kenbaar om op exclusieve wijze heilige dienst voor zijn hemelse Vader te verrichten (Hebreeën 10:7-9). Ja, Jezus bad zelfs terwijl hij gedoopt werd! (Lukas 3:21, 22) Het is dus duidelijk dat men zich onder gebed aan God dient op te dragen.
20. Waarom zullen de vroege christenen nieuwe discipelen er waarschijnlijk toe aangespoord hebben zich onder gebed aan God op te dragen?
20 Naar het schijnt spoorden de vroege christenen nieuwe discipelen ertoe aan zich onder gebed op te dragen, want zelfs later zei Tertullianus nog: „Zij, die op het punt staan, het doopsel te ontvangen, moeten door aanhoudend gebed, door vasten [en] kniebuigingen . . . God aanroepen.” Eerder had Justinus Martyr (ca. 100-165 G.T.) geschreven: „Tevens wil ik verhalen op welke wijze wij ons aan God opdroegen toen wij door bemiddeling van Christus nieuw gemaakt waren . . . Allen die ervan overtuigd zijn en geloven dat wat wij onderwijzen en zeggen waar is, en het op zich nemen hun leven dienovereenkomstig in te richten, wordt opgedragen te bidden en God onder vasten te smeken om kwijtschelding van de zonden die zij in het verleden hebben begaan, terwijl wij met hen bidden en vasten.”
21. Wat is vermoedelijk het geval, zelfs als er toen u een aantal jaren geleden werd gedoopt, geen bijzondere nadruk werd gelegd op het zich onder gebed opdragen?
21 Indien er toen u jaren geleden werd gedoopt, niet de nadruk op werd gelegd dat men zich onder gebed moest opdragen, maakt dat uw doop niet noodzakelijkerwijs ongeldig. Zelfs in die dagen zullen er ongetwijfeld velen zijn geweest zoals die ene man die zich levendig herinnert hoe hij, meer dan veertig jaar geleden, toen hij nog maar een jonge knaap was, neerknielde en zich in een vurig gebed aan Jehovah opdroeg. En zelfs al had iemand zich in die tijd niet voordien in een formeel gebed opgedragen, dan heeft hij de kwestie toch tot een zaak van gebed gemaakt toen de doopkandidaten en anderen te zamen baden nadat op de dag van zijn onderdompeling de dooplezing was gehouden.
Waarom sommigen terughoudend zijn
22. Wat weerhoudt sommigen ervan zich te laten dopen?
22 Aangezien het zo’n gezegend voorrecht is een opgedragen getuige van Jehovah te zijn, rijst de vraag wat sommigen ervan weerhoudt zich te laten dopen. Gebrek aan ware liefde is één reden waarom sommigen niet Gods Woord gehoorzamen door zich in navolging van Jezus’ voorbeeld te laten dopen (1 Johannes 5:3). Natuurlijk zeggen ongedoopte personen doorgaans niet dat zij Jezus’ voorbeeld niet willen volgen of God niet willen gehoorzamen. Het komt er veeleer op neer dat zij zo betrokken blijven bij wereldse aangelegenheden dat zij weinig tijd hebben voor het nastreven van geestelijke belangen. Als dit uw probleem zou kunnen zijn, zou het dan niet verstandig zijn verandering te brengen in uw voorkeuren, interesses en aspiraties? Degenen die God werkelijk liefhebben, kunnen niet ook deze wereld liefhebben (1 Johannes 2:15-17). En laat u door „de bedrieglijke kracht van de rijkdom” niet tot een vals gevoel van zekerheid verleiden (Matthéüs 13:22). Ware zekerheid is alleen te vinden in een opgedragen verhouding met Jehovah God. — Psalm 4:8.
23. Waarom laten anderen na zich aan Jehovah op te dragen en dit te symboliseren door de waterdoop?
23 Anderen beweren God lief te hebben maar laten na zich op te dragen omdat zij denken dat zij aldus verantwoordelijkheid kunnen ontlopen en geen rekenschap en verantwoording hoeven af te leggen. Zij zouden graag in het Paradijs leven, maar tot dusver doen zij er weinig of niets voor (Spreuken 13:4). Zulke personen kunnen hun aansprakelijkheid niet ontlopen, want vanaf het moment dat zij het woord van Jehovah hoorden, kwam er verantwoordelijkheid op hen te rusten (Ezechiël 33:7-9). Als zij zich zouden opdragen, zouden zij er blijk van geven dat zij begrijpen wat Gods wil is en dat zij die heel graag willen doen. Die gehoorzaamheid zou hun geen zwaardere last opleggen doch hen veeleer voor Jehovah’s zegen in aanmerking doen komen en vreugde tot gevolg hebben, omdat zij in overeenstemming zouden leven met hun bewering dat zij hem liefhebben.
24. Om welke reden laten weer anderen zich van de doop terughouden?
24 Weer anderen laten zich van de doop terughouden omdat zij denken dat zij niet genoeg weten om de Schrift uit te leggen. Maar de Ethiopische eunuch was bereid zijn opdracht aan God te symboliseren na slechts één bespreking met Filippus tijdens een rit in een wagen. De Ethiopiër zal aanvankelijk beslist ook niet alle vragen hebben kunnen beantwoorden van degenen met wie hij over de waarheid sprak. Maar zijn hart stroomde over van dankbaarheid voor wat hij had gehoord, en hij liet zich niet door vrees weerhouden. „Er is in de liefde geen vrees, maar volmaakte liefde werpt vrees buiten” (1 Johannes 4:18). Niet een hoofd vol antwoorden maar een hart vol liefde beweegt iemand ertoe zich aan God op te dragen en zich te laten dopen. — Lukas 10:25-28.
25. Wat verwacht Jehovah God van degenen die beweren hem lief te hebben?
25 Indien u nog niet gedoopt bent, vraag u dan af: Wat verwacht God van degenen die zeggen dat zij hem liefhebben? Hij verlangt exclusieve toewijding en zoekt mensen die hem „met geest en waarheid” zullen aanbidden (Johannes 4:23, 24; Exodus 20:4, 5; Lukas 4:8). De Ethiopische eunuch aanbad op die manier, en toen hem de gelegenheid werd geboden gedoopt te worden, aarzelde hij niet. Dient u op dit moment uw opdracht aan Jehovah niet tot een zaak van innig gebed te maken en u af te vragen: „Wat belet mij gedoopt te worden?”
-
-
Hoe de doop ons kan reddenDe Wachttoren 1989 | 15 januari
-
-
Hoe de doop ons kan redden
„De onderdompeling . . . redt ons.” — 1 PETRUS 3:21, The Emphatic Diaglott.
1, 2. Wat is noodzakelijk voordat iemand de waterdoop ondergaat?
JEHOVAH heeft specifieke vereisten voor degenen die redding zoeken. Zij moeten nauwkeurige kennis verwerven, geloof oefenen, berouw hebben van hun zonden, zich bekeren, zich opdragen aan God en zich als gelovigen laten dopen (Johannes 3:16; 17:3; Handelingen 3:19; 18:8). Doopkandidaten moeten in het openbaar belijden dat zij op basis van Jezus’ offer berouw hebben van hun zonden en zich aan Jehovah hebben opgedragen. Zij moeten tevens begrijpen dat de opdracht en de doop hen identificeren als getuigen van Jehovah.
2 De hele doopregeling, met inbegrip van deze openbare uiting van geloof, is van essentieel belang voor redding (Romeinen 10:10). Dit werd bevestigd toen de apostel Petrus schreef: „De onderdompeling . . . redt ons” (1 Petrus 3:21, ED). Maar hoe moeten wij deze woorden precies begrijpen? Wat blijkt uit de context?
Hoe de doop redt
3. Hoe zou u 1 Petrus 3:18-21 met eigen woorden samenvatten?
3 Petrus gaf te kennen dat Jezus als een uit de doden opgewekt geestelijk schepsel een oordeelsboodschap predikte tot de goddeloze geesten in de gevangenis, demonen die met eeuwige banden worden bewaard voor het oordeel van Jehovah’s grote dag. Zij waren ongehoorzaam geweest door zich in een vleselijk lichaam te materialiseren en gemeenschap te hebben met vrouwen „toen het geduld van God wachtte in de dagen van Noach, terwijl de ark werd gebouwd, waarin weinigen, namelijk acht zielen [Noach, zijn vrouw, zijn zonen en hun vrouwen], veilig door het water heen werden gevoerd”. Petrus voegde eraan toe: „Ook nu wordt gij gered door dat wat hiermee overeenkomt, namelijk de doop (niet [slechts het noodzakelijke] wegdoen van de vuiligheid van het vlees, maar het verzoek aan God om een goed geweten), krachtens de opstanding van Jezus Christus.” — 1 Petrus 3:18-21; Genesis 6:1, 2; 2 Petrus 2:4; 2 Korinthiërs 7:1.
4. Waarop doelde Petrus met de woorden: „Dat wat hiermee overeenkomt”?
4 Wat bedoelde Petrus met de woorden: „Dat wat hiermee overeenkomt”? Hij bedoelde dat de op geloof gebaseerde doop overeenkomt met het behoud van Noach en zijn gezinsleden, die veilig door het water van de Vloed heen gevoerd werden, terwijl allen die zich buiten de ark bevonden, omkwamen. Zoals Noach geloof nodig had om de ark te bouwen, zo moeten allen die gedoopte discipelen van Jezus Christus en getuigen van Jehovah worden, geloof hebben om weerstand te kunnen bieden aan de druk die op hen wordt uitgeoefend door deze ongelovige wereld en haar god, Satan de Duivel. — Hebreeën 11:6, 7; 1 Johannes 5:19.
5. Hoe is redding alleen mogelijk „krachtens de opstanding van Jezus Christus”?
5 Niet de doop op zich biedt redding. En hoewel wij ’de vuiligheid van het vlees moeten wegdoen’, worden wij hierdoor alleen niet gered. Redding is daarentegen alleen mogelijk „krachtens de opstanding van Jezus Christus”. Doopkandidaten moeten geloven dat redding alleen mogelijk is doordat Gods Zoon een offerandelijke dood heeft ondergaan en uit de doden werd opgewekt. Ook moeten zij Jezus aanvaarden als hun Heer, die de autoriteit bezit om de levenden en de doden te oordelen. „Hij is aan Gods rechterhand,” zei Petrus, „want hij is heengegaan naar de hemel, en engelen en autoriteiten en krachten werden aan hem onderworpen.” — 1 Petrus 3:22.
6. Wat moet een doopkandidaat gedaan hebben om een goed geweten te verkrijgen?
6 Petrus bracht de doop ook in verband met „het verzoek aan God om een goed geweten”. Om een goed geweten te verkrijgen, moet een doopkandidaat berouw hebben van zijn zonden, een verkeerde levenswandel de rug toekeren en zich door bemiddeling van Jezus Christus onvoorwaardelijk en onder gebed aan Jehovah God opdragen. Indien een gedoopte dat goede geweten behoudt door zich naar Gods maatstaven te schikken, blijft hij in een geredde toestand, waardoor hij zich niet Jehovah’s veroordeling op de hals zal halen.
Voor de doop in aanmerking komen
7. Wat hebben de zendelingen der christenheid met betrekking tot de doop gedaan?
7 Toen Jezus zijn volgelingen opdroeg discipelen te dopen, zei hij hun niet dat zij ongelovigen bij duizenden moesten besprenkelen. Maar wat hebben de zendelingen der christenheid gedaan? Betreffende India schreef de jezuïet Franciscus Xaverius in 1545: „In het koninkrijk Travancore . . . heb ik in enkele maanden tijd meer dan tienduizend mannen, vrouwen en kinderen gedoopt. . . . Ik ging van dorp tot dorp en maakte hen tot christenen.” Dat is niet de wijze waarop Jezus ’christenen maakte’. Men moet voor de doop in aanmerking komen.
8. Wat werd er in de zogenaamde kerkelijke richtlijnen van Paulus gezegd over degenen die zich voor de doop aanboden?
8 Zelfs zekere belijdende christenen uit de postapostolische periode geloofden dat degenen die zich voor de doop aanboden, aan strenge vereisten moesten voldoen. Met betrekking tot zulke doopkandidaten zeggen niet-bijbelse kerkelijke richtlijnen, die ten onrechte aan de apostel Paulus worden toegeschreven: „Laat een onderzoek worden ingesteld naar hun gedrag en hun levenswijze . . . Indien zij ongehuwd zijn, laten zij dan leren geen hoererij te bedrijven, maar een wettelijk huwelijk aan te gaan. . . . Indien er een hoer komt, laat zij de prostitutie vaarwelzeggen, of laat zij anders afgewezen worden. Indien er een maker van afgodsbeelden komt, laat hij hetzij zijn werk opgeven of afgewezen worden. . . . Hij die schuldig is aan zonden die niet genoemd dienen te worden, . . . een magiër, een tovenaar, een astroloog, een wichelaar, iemand die toverspreuken gebruikt, . . . iemand die amuletten maakt, een bezweerder, een voorspeller, een waarzegger, een handlezer . . ., laten dezen enige tijd getoetst worden . . . en indien zij die praktijken laten varen, laten zij aanvaard worden; maar indien zij daar niet mee instemmen, laten zij afgewezen worden.”
9. Waarom houden gemeenteouderlingen besprekingen met iemand die gedoopt wil worden?
9 Jehovah’s Getuigen laten zich niet leiden door onschriftuurlijke geschriften, zoals het bovenaangehaalde, maar wel houden ouderlingen besprekingen met degenen die gedoopt willen worden. Waarom? Om zich ervan te vergewissen dat deze personen gelovigen zijn die aan de goddelijke vereisten voldoen en die zich aan Jehovah hebben opgedragen (Handelingen 4:4; 18:8; 2 Thessalonicenzen 3:2). Het bespreken van de vragen in het boek Georganiseerd om onze bediening te volbrengen is een hulp om te bepalen of iemand voor de doop in aanmerking komt. Mocht de kandidaat sommige punten niet duidelijk begrijpen of zijn leven niet met de goddelijke maatstaven in overeenstemming hebben gebracht, dan zullen de ouderlingen graag geestelijke hulp bieden.
10. Welke houding dienen wij te hebben indien wij gedoopt willen worden?
10 Indien wij beseffen wat een goedheid het van Gods zijde is ons te helpen zijn voornemens te leren kennen, zullen wij zijn als de mensen tot wie Paulus in Antiochíë (Klein-Azië) predikte. „Toen zij die uit de natiën [heidenen] waren . . . hoorden [van de gelegenheid om door God aanvaard te worden], gingen zij zich verheugen en verheerlijkten het woord van Jehovah, en allen die de juiste gezindheid voor het eeuwige leven bezaten, werden gelovigen”, en dit ondanks tegenstand van de zijde der joden (Handelingen 13:48). Zulke gelovigen werden gedoopt.
De doop op jeugdige leeftijd
11. Is het passend zich op jeugdige leeftijd aan God op te dragen, en waarom antwoordt u zo?
11 Tot degenen die ’de juiste gezindheid voor het eeuwige leven bezitten’, behoren ook heel wat jonge mensen. Er zij opgemerkt dat, ofschoon Samuël en Johannes de Doper reeds vóór hun geboorte aan God gewijd werden, de opdracht niet iets is wat ouders voor hun kinderen kunnen doen (1 Samuël 1:11, 24-28; 2:11, 18, 19; Lukas 1:15, 66). Maar als gevolg van een goede bijbelse opleiding maken veel jonge mensen vorderingen in de richting van de doop. Een zendelinge die als tiener werd gedoopt, schreef: „Het schijnt mij toe dat ik mij al vanaf de leeftijd dat ik besefte dat mijn Schepper bestond, opgedragen had om hem te dienen, maar toen ik enige nauwkeurige kennis omtrent hem en zijn voornemens verkreeg, wilde ik gedoopt worden als uiterlijk getuigenis van dat feit. Niettemin betwijfelde Moeder of ik wel wist wat ik deed, en daarom stelde zij voor dat ik zou wachten tot iemand anders gereed was om gedoopt te worden.” Er werd een vrouw gevonden die zich wilde laten dopen, en de zuster vertelt verder: „Er waren in die dagen geen speciale instructieklassen voor de kandidaten, hoewel de door het Genootschap aangestelde dienstleider . . . wel vriendelijk met mij heeft gesproken over de ernst van de stap die ik ging doen. Gretig stemde ik in met alle gestelde voorwaarden, en op een stralende zondagochtend in mei 1921 werden [de vrouw] en ik gedoopt.”
12. Hoe dacht broeder Russell over de opdracht van een minderjarige?
12 In 1914 ontving C. T. Russell (de toenmalige president van het Wachttorengenootschap) een brief waarin een medechristen vroeg of er bij zijn twaalfjarige zoon op moest worden aangedrongen zich aan God op te dragen. „Als ik jou was,” antwoordde Russell, „zou ik hem de wijding [opdracht] niet opdringen, maar ik zou hem die voorhouden als de enige passende handelwijze voor alle nadenkende mensen die God en zijn goedgunstige voornemens hebben leren kennen . . . Zonder wijding zal geen mens ooit eeuwig leven verwerven . . . Je zoon kan door de wijding niet worden geschaad, maar hij kan er wel zeer veel baat bij hebben. . . . Wie zal zeggen dat een kind van tien niet tot een volledig en algeheel besef kan komen van wat er in gedachte en in woord en daad bij een volledige wijding betrokken is? Terugkijkend kan ik zien dat ik mij feitelijk reeds volledig had gewijd toen ik maar een ietsje ouder was — ik was ruim twaalf.”
13. Wat werd zo’n 94 jaar geleden in dit tijdschrift tot jongeren gezegd?
13 In Zion’s Watch Tower van 1 juli 1894 werd gezegd: „De WACHTTOREN groet alle dierbare kinderen en jonge mensen die hun hart aan God hebben gegeven en die dagelijks trachten Jezus na te volgen. Wij kennen enkele heel kleine kinderen die Jezus liefhebben en die zich niet schamen om het voor Jezus op te nemen te midden van andere kinderen die hem niet liefhebben of proberen te behagen; en die dapper en trouw aan God zijn, ook al worden zij uitgelachen en door hun medescholieren aan wie zij het goede nieuws van het koninkrijk vertellen, als zonderling beschouwd. En wij zijn blij te zien hoe sommige jonge mensen die de wereld met haar ambities en genoegens dapper hebben afgezworen, tot de getrouwsten behoren van hen die hun leven aan de Heer hebben [opgedragen]. Sommigen die bij ons op kantoor werken alsook velen van de succesvolle colporteurs zijn nog jong van jaren.” Ook al ben je nog jong, waarom zou je niet met je ouders gaan praten over je opdracht aan Jehovah God?
De rol van de ouders
14. Welke voordelen genieten jonge mensen die zich aan Jehovah opdragen?
14 Beschouw eens welke voordelen kinderen genieten wanneer zij ouders hebben die hen helpen naar de doop toe te groeien (Efeziërs 6:4). Door na te denken over geestelijke aangelegenheden worden zij geholpen wereldse valstrikken en hindernissen te vermijden (1 Johannes 2:15-17). Zij blijven verschoond van de bittere oogst die het gevolg is van ’zaaien met het oog op het vlees’ (Galaten 6:7, 8). Aangezien hun geleerd is een godvruchtig leven te leiden, spreiden zij de vruchten van Gods geest tentoon (Galaten 5:22, 23). Omdat zij aan God zijn opgedragen, verheugen zij zich in een hechte verhouding met hem. En omdat zij geleerd hebben ’op Jehovah te vertrouwen’, worden zij door hemelse wijsheid geleid en bewandelen zij aangename en vredige wegen. — Spreuken 3:5, 6, 13, 17.
15. Wat kunnen christelijke ouders doen om het leven van hun kinderen vorm en inhoud te geven?
15 Aangezien het voor jonge mensen zo heilzaam is zich aan Jehovah op te dragen, dienen christelijke ouders al het mogelijke te doen om het leven van hun kinderen vorm en inhoud te geven. Net als Timótheüs kunnen jongeren van kindsbeen af in de Schrift worden onderwezen, zodat zij ’blijven in de dingen die zij hebben geleerd en waarin zij door overtuiging zijn gaan geloven’ (2 Timótheüs 3:14, 15). Godvruchtige ouders kunnen hun telgen omringen met de invloed van hun eigen voorbeeldige leven en kunnen hun kinderen alle kennis bijbrengen die zij dank zij hun eigen verhouding met God, hun ervaring en hun rijpe oordeel kunnen verschaffen. Wanneer deze inspanningen goed gericht zijn, missen ze hun uitwerking op de jongeren niet. — Spreuken 22:6.
16. Wat moeten uw kinderen in uw voorbeeld en in uw onderwijs zien?
16 Help uw kinderen door uw voorbeeld en uw onderwijs te zien hoe duidelijk de grens tussen Jehovah’s organisatie en die van Satan is afgebakend. Maak hun duidelijk dat er geen geschipper kan zijn met deze wereld, dat christenen moeten breken met haar achterbakse dingen, goddeloze genoegens, ambities en omgang (1 Korinthiërs 15:33; 2 Korinthiërs 4:2). Laat uw kinderen door uw houding, alsook door uw onderwijs en uw voorbeeld, zien hoe leeg wereldse genoegens zijn, hoe gefrustreerd mensen van de wereld zijn vergeleken bij Jehovah’s Getuigen. Leg uit hoe God u door middel van zijn heilige geest heeft geleid, u ervan heeft weerhouden af te dwalen en wegen te gaan bewandelen die tot narigheid zouden leiden, en u ook in tijden van kommer en verdriet heeft geschraagd. Bega nooit de fout te denken dat uw kinderen, indien hun wordt toegestaan wereldse wegen van trots, ambitie, lichtzinnigheid en dwaasheid te bewandelen, gelovigen zullen worden. Bescherm uw kinderen tegen de walgelijke invloeden van deze wereld voordat zij erdoor verstrikt kunnen worden, en help hen al hun genegenheid en hoop op Jehovah te richten.
Verder kijken dan de doop
17. (a) Waarom vallen sommige gedoopte christenen geestelijk terug? (b) Hoe dienen wij onze opdracht te bezien?
17 Of een doopkandidaat nu jong of oud is, ongetwijfeld wil hij Jehovah trouw blijven. Hoe komt het dan dat sommige gedoopte christenen geestelijk terugvallen? Ook al kunnen er verschillende factoren in het spel zijn, er schijnt één grondoorzaak te zijn — niet ten volle begrepen te hebben wat de opdracht allemaal inhoudt. Het is geen kwestie van ons aan een werk opdragen. Dat zou ons wel bezighouden, maar zou ons niet tot geestelijk gezinde personen maken. Wij moeten bedenken dat wij niet opgedragen zijn aan een werk maar aan een Persoon — Jehovah God. Dit helpt ons niet in de fout te vervallen dat wij onze opdracht zien als een plichtmatige stap die wij moesten doen voordat wij met het werk verder konden gaan. Onze opdracht dienen wij te bezien als het aangaan van een uitermate belangrijke verhouding, die voortdurend behoed en in stand gehouden moet worden. In dit opzicht hebben wij het voorbeeld van Jezus Christus. De volgende profetische woorden brengen tot uitdrukking met welke oprechte houding hij zich aan Jehovah aanbood: „Ik ben gekomen . . . In het doen van uw wil, o mijn God, heb ik behagen geschept, en uw wet is in mijn inwendige delen.” — Psalm 40:6-8; Hebreeën 10:5-10.
18. In welk opzicht was Gods wet in Jezus’ „inwendige delen”?
18 In welk opzicht was Jehovah’s wet in Jezus’ „inwendige delen”? Tot een joodse schriftgeleerde zei hij dat Jehovah onze God één is en dat er geen ander is, waarmee hij de nadruk legde op Jehovah’s oppermacht. Vervolgens toonde Jezus aan dat het wezen van Gods wet is dat wij Jehovah moeten liefhebben met heel ons hart, ons verstand en onze kracht, terwijl wij onze naaste liefhebben als onszelf (Markus 12:28-34). Dat is de fundamentele reden waarom Jezus kon zeggen: ’Ik schep behagen in het doen van Gods wil.’ Hij kon ondanks de grootste beproevingen en het zwaarste lijden getrouw in zijn loopbaan volharden, niet alleen omdat hij dit als een goed werk beschouwde maar omdat hij een hechte verhouding met Jehovah God had. Indien wij insgelijks Jehovah’s oppermacht erkennen en hem met een onverbreekbare trouw liefhebben, zullen wij in overeenstemming met onze opdracht en doop leven.
19. Welk verband bestaat er tussen onze verhouding met Jehovah en het werk dat wij doen?
19 Natuurlijk bestaat er verband tussen onze verhouding met God en het werk dat wij doen. Wij leggen liefde voor Jehovah aan de dag door het Koninkrijkspredikingswerk te verrichten. In dit verband heeft wijlen Grant Suiter, een voormalig lid van het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen, eens geschreven: „Terwijl ik [een zekere reizende opziener] hoorde spreken over het voorrecht Jehovah te dienen en de verantwoordelijkheid dit te doen, besefte ik wat ik moest doen en wat ik wilde doen. Dus droeg ik mij persoonlijk aan Jehovah op en omstreeks dezelfde tijd deden de andere gezinsleden dit ook. Op 10 oktober 1926 symboliseerden wij allemaal tegelijk in San José (Californië) onze opdracht aan Jehovah God door de waterdoop te ondergaan. . . . Na de doop . . . zei mijn vader tegen de ouderling die de leiding over de doop had: ’Jullie trekken er toch op uit met de lectuur? Dat werk willen wij nu ook gaan doen.’ En zo zette ons gezin de eerste schreden in de velddienst.” Tegenwoordig beginnen personen die geschikt worden geacht, al voordat zij gedoopt worden een zinvol aandeel aan de velddienst te hebben.
De doop kan ons redden
20, 21. (a) Op welke wijze worden slaven van Jehovah ’gekentekend’? (b) Wat is dit „kenteken”, en wat betekent het bezitten ervan?
20 Door onze werken kunnen wij tonen dat ’wij Jehovah toebehoren’. Ja, redding is afhankelijk van onze getrouwe dienst als zijn opgedragen slaven! (Romeinen 6:20-23; 14:7, 8) In oude tijden werden slaven dikwijls aan hun voorhoofd gekentekend. Door middel van het predikingswerk in deze tijd ’kentekent’ de tegenbeeldige ’in linnen geklede man’ — het overblijfsel van Jezus’ gezalfde volgelingen — degenen die het einde van dit samenstel zullen overleven. In dit werk worden de gezalfden bijgestaan door hun metgezellen, de „andere schapen” (Ezechiël 9:1-7; Johannes 10:16). En wat is het „kenteken”? Het is het bewijs dat wij ons aan Jehovah hebben opgedragen en Jezus’ gedoopte discipelen zijn die een christelijke persoonlijkheid hebben.
21 Nu in het bijzonder is het van levensbelang dat wij het „kenteken” hebben en behouden, want wij bevinden ons ver in „de tijd van het einde” (Daniël 12:4). Om gered te worden, moeten wij ’volharden tot het einde’ van ons huidige leven of van dit samenstel (Matthéüs 24:13). Alleen indien wij aldus getrouw blijven als getuigen van Jehovah zal de doop ons redden.
Overzichtsvragen
◻ Wat moeten wij doen om gered te worden?
◻ Waarom houden ouderlingen besprekingen met degenen die gedoopt willen worden?
◻ Wat kunnen ouders doen om hun kinderen in geestelijk opzicht te helpen naar de doop toe te groeien?
◻ Dragen wij ons op aan een werk?
◻ Hoe kan de doop ons redden?
-