Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • Gelooft u in reïncarnatie?
    De Wachttoren 1997 | 15 mei
    • Gelooft u in reïncarnatie?

      „KUN jij je nog dat buurmeisje herinneren op wie je in je tienerjaren hier in India verliefd was?”, schreef Mukundbhai aan zijn zoon, die aan een universiteit in de Verenigde Staten studeerde. „Over een paar weken gaat ze trouwen. Ik vond dat je dat moest weten.”

      Waarom deelde de vader zijn zoon dit nieuws mee? Tenslotte had Mukundbhai jaren geleden in niet mis te verstane bewoordingen een eind aan die tienerromance gemaakt. Bovendien was de zoon al zes jaar in de Verenigde Staten om een hogere opleiding te volgen. Hij had al die tijd geen contact met het meisje gehad, en dat wist Mukundbhai.

      Waarom dan die zorg? Omdat Mukundbhai in reïncarnatie of wedergeboorte geloofde.a Mocht de oorzaak van de aantrekkingskracht tussen die twee in hun jeugd zijn dat zij in een vorig leven huwelijkspartners waren geweest, dan zou het wreed zijn hen uit elkaar te houden nu zij de huwbare leeftijd hadden. Mukundbhai wilde zijn zoon alleen maar van de situatie in kennis stellen voordat het meisje in dit leven de vrouw van een ander werd.

      Beschouw eens een ander geval. Een vierjarig meisje moest een paar keer in een ziekenhuis in Bombay (India) verblijven, wat zij vreselijk vond. Haar probleem was een defecte hartklep. Het deed haar welgestelde ouders veel verdriet het kind zo te zien lijden. Maar zij redeneerden: „Wij moeten het aanvaarden. Zij moet in haar vorige leven iets gedaan hebben om dit te verdienen.”

      Het geloof in reïncarnatie speelt een belangrijke rol in het leven van miljoenen mensen in het hindoeïsme, boeddhisme, jainisme, de Sikh-religie en andere religies die hun oorsprong in India hebben. Ervaringen in het leven — van verliefd worden tot intens lijden — worden beschouwd als gevolgen van daden die in een vorig leven of in vorige levens zijn begaan.

      Ook velen in westerse landen zijn gefascineerd door de leer van de reïncarnatie. De Amerikaanse actrice Shirley MacLaine zegt erin te geloven. De schrijfster Laurel Phelan uit Vancouver (British Columbia, Canada) beweert herinneringen te hebben uit vijftig voorbije levens. In een Gallup-opiniepeiling die in 1994 voor CNN/USA Today werd gehouden, beleden van 1016 volwassenen er meer dan 270 dat zij in reïncarnatie geloofden. Het geloof in reïncarnatie maakt ook deel uit van de New Age-​beweging. Maar welke bewijzen ondersteunen dit geloof?

      „Herinneringen aan een vorig leven!”, zeggen degenen die in reïncarnatie geloven. Toen dan ook de driejarige Ratana in Bangkok „herinneringen [begon te krijgen] aan haar vroegere leven als religieuze vrouw die in de zestig was toen zij stierf”, aanvaardden de meeste waarnemers haar geval als een geldig bewijs voor reïncarnatie.

      Toch zijn veel mensen sceptisch. En er zijn andere verklaringen mogelijk voor herinneringen die aan vroegere levens worden toegeschreven.b In zijn boek Hinduism: Its Meaning for the Liberation of the Spirit zegt hindoefilosoof Nikhilananda dat ’ervaringen na de dood niet door redenering kunnen worden aangetoond’. Toch stelt hij dat „de leer van de wedergeboorte eerder waarschijnlijk dan onwaarschijnlijk is”.

      Maar ondersteunt de bijbel deze leer? En welke hoop voor de doden biedt het geïnspireerde Woord van God?

  • Dient u in reïncarnatie te geloven?
    De Wachttoren 1997 | 15 mei
    • Dient u in reïncarnatie te geloven?

      DE GRIEKSE filosoof Plato bracht verliefd worden in verband met de reïncarnatiegedachte. Hij geloofde dat de ziel onsterfelijk is en na de dood van het lichaam naar het „rijk van de zuivere ideeën” verhuist. Lichaamloos verblijft ze daar enige tijd om de ideeën te beschouwen. Wanneer de ziel later in een ander lichaam is gereïncarneerd, herinnert ze zich onbewust het rijk der ideeën en hunkert ernaar. Volgens Plato worden mensen verliefd omdat zij in hun geliefde de zuivere schoonheidsidee zien die zij zich vaag herinneren en waarnaar zij zoeken.

      De oorsprong en de basis vaststellen

      De reïncarnatieleer vereist dat de ziel onsterfelijk is. De oorsprong van reïncarnatie zal dus gezocht moeten worden bij die volken of naties die er een dergelijk geloof op na hielden. Op grond hiervan denken sommigen dat ze haar oorsprong vond in het oude Egypte. Anderen zijn van oordeel dat ze in het oude Babylonië is ontstaan. Om de Babylonische religie meer prestige te verlenen, introduceerde haar priesterschap de leerstelling van de zielsverhuizing. Zo konden zij er aanspraak op maken dat hun religieuze helden reïncarnaties waren van vermaarde, zij het reeds lang voordien gestorven voorouders.

      In India kwam het geloof in reïncarnatie echter tot volle bloei. De hindoewijsgeren worstelden met het universele vraagstuk van het bestaan van kwaad en lijden. ’Hoe kan dit in overeenstemming worden gebracht met het denkbeeld van een rechtvaardige Schepper?’, was hun vraag. Zij trachtten de tegenstrijdigheid tussen Gods rechtvaardigheid en de onvoorziene rampen en de ongelijkheid in de wereld op te lossen. Mettertijd bedachten zij „de wet van karman”, de wet van oorzaak en gevolg — ’wat een mens zaait, dat zal hij oogsten’. Zij werkten een gedetailleerde ’balans’ uit, waarbij de verdiensten en fouten in het ene leven worden beloond of bestraft in het volgende.

      „Karman” of „karma” betekent eenvoudig „daad”. Van een hindoe wordt gezegd dat hij een goed karman heeft als zijn handelen in overeenstemming is met sociale en religieuze normen, en een slecht karman als dat niet het geval is. Zijn daden, of karman, bepalen zijn toekomst in elke volgende wedergeboorte. „Alle mensen worden geboren met een blauwdruk van hun karakter, die voornamelijk tot stand gekomen is door hun daden in vorige levens, hoewel hun fysieke trekken door erfelijkheid worden bepaald”, zegt filosoof Nikhilananda. „Een mens is [derhalve] architect van zijn eigen lot, de bouwer van zijn eigen bestemming.” Het uiteindelijke doel is echter bevrijd te worden van deze cyclus van zielsverhuizingen en verenigd te worden met brahman — de opperste realiteit. Dit, zo gelooft men, wordt bereikt door te streven naar sociaal aanvaardbaar gedrag en speciale hindoeïstische kennis.

      De reïncarnatieleer gebruikt derhalve als haar fundament de leerstelling van de onsterfelijkheid van de ziel en bouwt daarop voort met gebruikmaking van de wet van karman. Laten wij eens zien wat Gods geïnspireerde Woord, de bijbel, over deze ideeën te zeggen heeft.

      Is de ziel onsterfelijk?

      Laten wij ons, om deze vraag te beantwoorden, tot de hoogste autoriteit over dit onderwerp wenden — het geïnspireerde Woord van de Schepper. In het allereerste boek van de bijbel, Genesis, vernemen wij de nauwkeurige betekenis van „ziel”. Over de schepping van de eerste mens, Adam, zegt de bijbel: „Jehovah God ging ertoe over de mens te vormen uit stof van de aardbodem en in zijn neusgaten de levensadem te blazen, en de mens werd een levende ziel” (Genesis 2:7). De ziel is duidelijk niet iets wat een mens heeft maar wat hij is. Het Hebreeuwse woord dat hier voor ziel wordt gebruikt, is neʹfesj. Het komt zo’n 700 maal in de bijbel voor, en het heeft nooit betrekking op een afzonderlijk, ongrijpbaar deel van een mens, maar altijd op iets tastbaars en fysieks. — Job 6:7; Psalm 35:13; 107:9; 119:28.

      Wat gebeurt er met de ziel bij de dood? Beschouw eens wat er met Adam gebeurde bij zijn dood. Toen hij zondigde, zei God tegen hem: „Gij [zult] tot de aardbodem [terugkeren], want daaruit werdt gij genomen. Want stof zijt gij en tot stof zult gij terugkeren” (Genesis 3:19). Denk u eens in wat dat betekent. Voordat God Adam uit het stof geschapen had, bestond Adam niet. Na zijn dood keerde hij terug tot dezelfde toestand van niet-bestaan.

      Eenvoudig gezegd leert de bijbel dat dood het tegenovergestelde van leven is. In Prediker 9:5, 10 lezen wij: „De levenden zijn zich ervan bewust dat zij zullen sterven; maar wat de doden betreft, zij zijn zich van helemaal niets bewust, ook hebben zij geen loon meer, want de gedachtenis aan hen is vergeten. Alles wat uw hand te doen vindt, doe dat met uw kràcht, want er is geen werk noch overleg noch kennis noch wijsheid in Sjeool, de plaats waarheen gij gaat.”

      Dit betekent dat de doden niets kunnen doen of voelen. Zij hebben geen gedachten meer, noch herinneren zij zich iets. De psalmist verklaart: „Stelt uw vertrouwen niet op edelen, noch op de zoon van de aardse mens, aan wie geen redding toebehoort. Zijn geest gaat uit, hij keert terug naar zijn grond; waarlijk, op die dag vergaan zijn gedachten.” — Psalm 146:3, 4.

      De bijbel toont duidelijk aan dat bij de dood de ziel niet naar een ander lichaam doorverhuist, maar dat ze sterft. „De ziel die zondigt, díe zal sterven”, verklaart de bijbel nadrukkelijk (Ezechiël 18:4, 20; Handelingen 3:23; Openbaring 16:3). De leerstelling van de onsterfelijkheid van de ziel — niets meer of minder dan het fundament van de reïncarnatietheorie — vindt dus geen enkele ondersteuning in de bijbel. Zonder dat fundament stort de theorie ineen. Waardoor wordt het lijden dat wij in de wereld zien dan wel verklaard?

      Waarom lijden mensen?

      De oorzaak die aan het menselijk lijden ten grondslag ligt, is de onvolmaaktheid die wij allen van de zondige Adam hebben geërfd. „Door één mens [is] de zonde de wereld . . . binnengekomen en door de zonde de dood, en aldus [heeft] de dood zich tot alle mensen . . . uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden”, zegt de bijbel (Romeinen 5:12). Als nakomelingen van Adam zijn wij allemaal onderhevig aan ziekte, ouderdom en de dood. — Psalm 41:1, 3; Filippenzen 2:25-27.

      Verder verklaart de onverbiddelijke morele wet van de Schepper: „Wordt niet misleid: God laat niet met zich spotten. Want wat een mens zaait, dat zal hij ook oogsten; want wie met het oog op zijn vlees zaait, zal uit zijn vlees verderf oogsten” (Galaten 6:7, 8). Zo kan een promiscue levensstijl tot emotionele pijn, ongewenste zwangerschappen en seksueel overdraagbare ziekten leiden. „Het verbazingwekkende aantal van dertig procent van de fatale kankergevallen [in de Verenigde Staten] kan voornamelijk op rekening worden geschreven van het roken, en een zelfde aantal op die van de levenswijze, in het bijzonder eetgewoonten en gebrek aan beweging”, zegt het tijdschrift Scientific American. Sommige rampen die lijden veroorzaken, zijn te wijten aan ’s mensen wanbeheer over de hulpbronnen van de aarde. — Vergelijk Openbaring 11:18.

      Ja, de mens heeft inderdaad veel van zijn ellende aan zichzelf te wijten. Aangezien de ziel echter niet onsterfelijk is, kan de wet van ’oogsten wat je zaait’ niet gebruikt worden om menselijk lijden in verband te brengen met karman — daden uit een verondersteld vorig leven. „Wie gestorven is, is van zijn zonde vrijgesproken”, verklaart de bijbel (Romeinen 6:7, 23). De oogst van de zonde wordt dus niet overgedragen op een leven na de dood.

      Ook Satan de Duivel veroorzaakt veel lijden. Deze wereld wordt trouwens door Satan beheerst (1 Johannes 5:19). En zoals Jezus Christus voorzei, zouden Zijn discipelen ’ter wille van zijn naam voorwerpen van haat zijn voor alle mensen’ (Mattheüs 10:22). Als gevolg daarvan worden de rechtvaardigen dikwijls met meer problemen geconfronteerd dan de goddelozen.

      In deze wereld doen zich sommige gebeurtenissen voor waarvan de oorzaken niet gemakkelijk te onderkennen zijn. De snelste hardloper kan struikelen en de wedstrijd verliezen. Een machtig leger kan de nederlaag lijden tegen minder sterke troepen. Een wijs man zal misschien geen goede baan kunnen krijgen en daardoor wellicht honger lijden. Mensen met een uitstekend zakelijk inzicht krijgen misschien door omstandigheden niet de gelegenheid hun kennis in praktijk te brengen en komen daardoor in armoede te verkeren. Goed onderlegde mensen kunnen zich de toorn van de autoriteiten op de hals halen en in ongenade vallen. Waarom is dat zo? Omdat ’tijd en onvoorziene gebeurtenissen allen treffen’, antwoordt de wijze koning Salomo. — Prediker 9:11.

      Lijden was het lot van de mensheid lang voordat de hindoewijsgeren probeerden te verklaren waarom het bestaat. Maar is er hoop op een betere toekomst? En welke hoop voor de doden biedt de bijbel?

      Een vredige toekomst

      De Schepper heeft beloofd dat hij binnenkort een einde zal maken aan de huidige wereldmaatschappij die onder Satans heerschappij staat (Spreuken 2:21, 22; Daniël 2:44). Een rechtvaardige nieuwe mensenmaatschappij — „een nieuwe aarde” — zal dan een realiteit zijn (2 Petrus 3:13). In die tijd zal „geen inwoner . . . zeggen: ’Ik ben ziek’” (Jesaja 33:24). Zelfs de smarten van de dood zullen weggedaan worden, want God „zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan.” — Openbaring 21:4.

      Betreffende de inwoners van Gods beloofde nieuwe wereld voorzei de psalmist: „De rechtvaardigen, díe zullen de aarde bezitten, en zij zullen er eeuwig op verblijven” (Psalm 37:29). Bovendien zullen de zachtmoedigen „inderdaad hun heerlijke verrukking vinden in de overvloed van vrede”. — Psalm 37:11.

      Mukundbhai, die in het voorgaande artikel werd genoemd, is ontslapen in de dood zonder de schitterende beloften van God te kennen. Maar miljoenen die gestorven zijn zonder God te kennen, hebben het vooruitzicht in zo’n vredige nieuwe wereld te worden opgewekt, want de bijbel belooft: „Er [zal] een opstanding . . . zijn van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen.” — Handelingen 24:15; Lukas 23:43.

      Het woord „opstanding” hier is de vertaling van het Griekse woord a·naʹsta·sis, dat letterlijk „een wederom opstaan” betekent. De opstanding houdt dus in dat het levenspatroon van de persoon opnieuw wordt geactiveerd.

      De Schepper van hemel en aarde is oneindig in wijsheid (Job 12:13). Het is voor hem geen probleem zich het levenspatroon van overledenen te herinneren. (Vergelijk Jesaja 40:26.) Jehovah God is ook overvloedig in liefde (1 Johannes 4:8). Vandaar dat hij zijn volmaakte geheugen kan gebruiken, niet om de doden te straffen voor het slechte dat zij gedaan hebben, maar om hen weer tot leven te brengen op een paradijsaarde met de persoonlijkheid die zij hadden voordat zij stierven.

      Voor miljoenen zoals Mukundbhai zal een opstanding betekenen dat zij weer bij hun geliefden zijn. Maar stel u voor wat het zou kunnen betekenen voor hen die nu leven. Neem bijvoorbeeld Mukundbhai’s zoon, die de schitterende waarheid omtrent God en zijn voornemens heeft leren kennen. Hoe vertroostend is het voor hem te weten dat zijn vader niet gevangenzit in een bijna eindeloze cyclus van wedergeboorten, die elk omgeven zijn door goddeloosheid en lijden! Hij slaapt eenvoudig in de dood, in afwachting van een opstanding. Hoe bezielend is het voor hem de mogelijkheid te overdenken om op een dag met zijn vader te kunnen delen wat hijzelf uit de bijbel heeft geleerd!

      Het is Gods wil dat „alle soorten van mensen worden gered en tot een nauwkeurige kennis van de waarheid komen” (1 Timotheüs 2:3, 4). Nu is het de tijd om te leren hoe u, samen met miljoenen anderen die Gods wil reeds doen, voor eeuwig op een paradijsaarde kunt leven. — Johannes 17:3.

Nederlandse publicaties (1950-2025)
Afmelden
Inloggen
  • Nederlands
  • Delen
  • Instellingen
  • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
  • Gebruiksvoorwaarden
  • Privacybeleid
  • Privacyinstellingen
  • JW.ORG
  • Inloggen
Delen