7E De uitdrukkingen „Het Oude Testament” en „Het Nieuwe Testament”
2Kor 3:14 — Gr.: ἐπὶ τῇ ἀναγνώσει τῆς παλαιᾶς διαθήκης (eʹpi tei a·na·gnoʹsei tes pa·laiʹas di·a·theʹkes);
Lat.: in lectione veteris testamenti
1637 |
|
Statenvertaling. |
1963 |
|
Nieuwe-Wereldvertaling van de Christelijke Griekse Geschriften, Brooklyn (VS) (New World Translation of the Christian Greek Scriptures, Brooklyn [VS] 1950). |
Het is tegenwoordig algemeen gebruikelijk om de in het Hebreeuws en Aramees geschreven Geschriften als „Het Oude Testament” aan te duiden. Dit is gebaseerd op de weergave in 2Kor 3:14 in de Latijnse Vulgaat en de Statenvertaling. De christelijke Griekse Geschriften worden gewoonlijk „Het Nieuwe Testament” genoemd. Er zij opgemerkt dat in 2Kor 3:14 het woord di·a·theʹkes, evenals op de andere 32 plaatsen waar het in de Griekse tekst voorkomt, „verbond” betekent. — Zie App. 7D.
Over de betekenis van het Latijnse woord testamentum (in de genitief testamenti) zegt Edwin Hatch in zijn werk Essays in Biblical Greek, Oxford 1889, blz. 48, dat „vanwege de onwetendheid met betrekking tot de filologie van het latere en gewone Latijn, vroeger werd aangenomen dat ’testamentum’, waarmee het woord [di·a·theʹke] in de vroege Latijnse vertalingen alsook in de Vulgaat wordt weergegeven, ’testament’ of ’uiterste wilsbeschikking’ betekende, terwijl het in feite ook, zo niet uitsluitend, ’verbond’ betekende.” Evenzo schreef W. F. Moulton in A Bible Commentary for English Readers by Various Writers, onder redactie van Charles Ellicott, New York, Deel VIII, blz. 309, dat „in de oude Latijnse vertaling van de Schrift testamentum de gewone weergave van het woord [di·a·theʹke] werd. Aangezien deze weergave echter zeer dikwijls wordt aangetroffen op plaatsen waar men onmogelijk aan een betekenis als uiterste wilsbeschikking kan denken (bijvoorbeeld in Ps. lxxxiii, 5, waar niemand zal veronderstellen dat de psalmist zegt dat de vijanden van God ’een testament tegen Hem hebben opgemaakt’), is het duidelijk dat het Latijnse testamentum in een uitgebreide betekenis werd gebruikt, beantwoordend aan de ruime toepassing van het Griekse woord.” — Zie Ps 25:10 en Ps 83:5 vtnn.
Met het oog op het bovenstaande is de weergave ’Oude Testament’ in 2Kor 3:14 in de Statenvertaling onjuist. Veel moderne vertalingen lezen hier terecht „oude verbond”. De apostel Paulus doelt hier niet op de Hebreeuwse en Aramese Geschriften in hun geheel. Evenmin bedoelt hij dat de geïnspireerde christelijke geschriften een „nieuw testament (verbond)” vormen. De apostel spreekt over het oude Wetsverbond, dat door Mozes in de Pentateuch werd opgetekend en dat slechts een deel van de voorchristelijke Geschriften vormt. Daarom zegt hij in het volgende vers: „telkens wanneer Mozes wordt gelezen.”
Er is derhalve geen deugdelijke basis om de Hebreeuwse en Aramese Geschriften „Het Oude Testament” en de christelijke Griekse Geschriften „Het Nieuwe Testament” te noemen. Jezus Christus zelf duidde de verzameling heilige geschriften aan als „de Schriften” (Mt 21:42; Mr 14:49; Jo 5:39). De apostel Paulus noemde ze „de heilige Schriften”, „de Schriften” en „de heilige geschriften” (Ro 1:2; 15:4; 2Ti 3:15). In overeenstemming met de geïnspireerde uitspraak in Ro 1:2 bevat de Nieuwe-Wereldvertaling in haar titel de uitdrukking „de Heilige Schrift”.