Job
26 Hierop zei Job:
2 ‘Wat heb je de machteloze weer geholpen!
Wat heb je degene met zwakke armen toch gesteund!+
3 Wat een geweldig advies heb je gegeven aan wie geen wijsheid heeft!+
Wat heb je je praktische wijsheid* toch rijkelijk* uitgedeeld!
4 Tegen wie ben je aan het spreken
en wie heeft je geïnspireerd zulke dingen te zeggen?*
5 Zij die machteloos zijn in de dood beven.
Ze zijn zelfs lager dan de wateren en hun bewoners.
8 Hij wikkelt het water in zijn wolken+
en toch scheuren de wolken niet onder het gewicht.
9 Hij verhult het zicht op zijn troon,
spreidt zijn wolk erover uit.+
11 Zelfs de zuilen van de hemel schokken.
Ze zijn verbijsterd door zijn bestraffing.
13 Met zijn adem* blaast hij de lucht schoon.
Zijn hand doorboort de ongrijpbare* slang.
14 En dat zijn nog maar de zomen* van zijn wegen.+
We vangen niet meer dan een zacht gefluister van hem op!
Wie kan zijn machtige donder begrijpen?’+