Psalmen
Van David.
א [alef]
2 Ze zullen snel verdorren als gras+
en verwelken als groen jong gras.
ב [beth]
4 Zoek je grootste vreugde bij* Jehovah,
dan zal hij je geven wat je hart verlangt.
ג [gimel]
5 Vertrouw je weg toe aan* Jehovah.+
Verlaat je op hem, en hij zal het voor je opnemen.+
6 Hij laat je rechtvaardigheid stralen als het morgenlicht,
je gerechtigheid als de middagzon.
ד [daleth]
Wind je niet op over iemand
die zijn listige plannen laat slagen.+
ה [he]
8 Laat boosheid los en laat woede varen.+
Wind je niet op en richt je niet op slechte dingen.*
9 Want slechte mensen zullen vernietigd worden,+
maar wie op Jehovah hopen, zullen de aarde bezitten.+
ו [waw]
10 Nog even en er zijn geen slechte mensen meer.+
Je zult kijken op de plek waar ze waren,
maar ze zijn er niet meer.+
ז [zajin]
12 De slechte smeedt plannen tegen de rechtvaardige,+
hij knarst met zijn tanden tegen hem.
13 Maar Jehovah lacht hem uit,
want Hij weet dat zijn dag zal komen.+
ח [cheth]
14 Slechte mensen trekken hun zwaard en spannen hun boog
om de onderdrukten en armen neer te halen,
om af te slachten wie oprecht wandelen.
15 Maar hun zwaard zal hun eigen hart doorsteken,+
hun bogen zullen gebroken worden.
ט [teth]
16 Beter het weinige van de rechtvaardige
dan de overvloed van vele slechten.+
17 Want de armen van de slechten worden gebroken,
maar Jehovah zal de rechtvaardigen steunen.
י [jodh]
19 Ze zullen niet beschaamd worden in moeilijke tijden.
In een tijd van hongersnood hebben ze overvloed.
כ [kaf]
20 Maar slechte mensen zullen vergaan.+
De vijanden van Jehovah zullen verdwijnen als prachtige weiden,
ze zullen verdwijnen als rook.
ל [lamedh]
22 Wie Hij zegent, zullen de aarde bezitten,
maar wie Hij vervloekt, zullen vernietigd worden.+
מ [mem]
נ [noen]
25 Eens was ik jong en nu ben ik oud,
maar nooit zag ik een rechtvaardige verlaten worden,+
26 Uit goedheid leent hij steeds weer uit+
en zijn kinderen wacht een zegen.
ס [samekh]
27 Vermijd het slechte en doe wat goed is,+
dan zul je eeuwig op aarde wonen.
28 Want Jehovah heeft gerechtigheid lief,
hij laat zijn loyalen niet in de steek.+
ע [ajin]
פ [pe]
31 De wet van zijn God is in zijn hart.+
Zijn stappen zijn niet wankel.+
צ [tsadhe]
32 De slechte loert op de rechtvaardige
en zoekt een kans om hem te doden.
33 Maar Jehovah zal hem niet aan zo iemand overleveren,+
hij zal hem niet schuldig verklaren als hij wordt geoordeeld.+
ק [qof]
34 Hoop op Jehovah en volg zijn weg,
dan zal hij je verheffen om de aarde in bezit te nemen.
Als de slechte mensen worden vernietigd,+ zul jij het zien.+
ר [resj]
35 Ik heb gezien hoe de wrede, slechte man
zich uitbreidde als een bladerrijke boom op zijn eigen bodem.+
36 Maar plotseling verdween hij en was hij weg.+
Ik bleef hem zoeken, maar hij was niet te vinden.+
ש [sjin]
37 Let op de onberispelijke*
en houd de oprechte+ in het oog,
want de toekomst van zo iemand is vredig.+
38 Maar alle overtreders zullen vernietigd worden.
Voor slechte mensen is er geen toekomst.+
ת [taw]
39 De redding van de rechtvaardigen komt van Jehovah.+
Hij is hun vesting in moeilijke tijden.+
40 Jehovah zal ze helpen en redden.+
Hij zal ze bevrijden van slechte mensen en ze redden,
omdat ze bij hem bescherming zoeken.+