Psalmen
Een psalm van Asaf.+
50 De God der goden, Jehovah,*+ heeft gesproken.
Hij roept de aarde op
van waar de zon opkomt tot waar hij ondergaat.*
2 Uit Sion, de volmaakte schoonheid,+ straalt God.
3 Onze God komt en kan niet zwijgen.+
5 ‘Breng mijn loyalen bij mij,
degenen die door slachtoffer een verbond met mij sluiten.’+
6 De hemel maakt zijn rechtvaardigheid bekend,
want God zelf is Rechter.+ (sela)
7 ‘Luister, mijn volk, ik zal spreken.
Israël, ik zal tegen je getuigen.+
Ik ben God, jouw God.+
8 Ik wijs je niet terecht vanwege je slachtoffers
en ook niet vanwege je volledige brandoffers, die steeds vóór mij zijn.+
9 Ik hoef geen stier uit je huis te nemen
en ook geen bokken uit je kooien.+
10 Want alle wilde dieren van het woud zijn van mij,+
ook de beesten op duizend bergen.
11 Ik ken alle vogels van de bergen,+
de talloze dieren in het veld zijn van mij.
13 Zal ik het vlees van stieren eten
en het bloed van bokken drinken?+
15 Roep mij aan in tijd van nood.+
Ik zal je redden en jij zult mij eren.’+
16 Maar tegen slechte mensen zal God zeggen:
19 Met je mond verbreid je het slechte
en aan je tong is bedrog verbonden.+
20 Je zit daar en spreekt kwaad over je eigen broer,+
de zoon van je eigen moeder maak je te schande.*
21 Toen je dat deed, bleef ik zwijgen
en je dacht dat ik net zo zou zijn als jij.
Maar nu zal ik je terechtwijzen,
ik zal mijn zaak tegen je bepleiten.+
22 Sta hier eens bij stil, jullie die God vergeten,+
anders scheur ik je aan stukken zonder dat iemand je redt.