18 Alle dienaren die met hem meegingen,* en alle Kre̱thi en Ple̱thi,+ en de Gathieten+ (600 mannen die zich in Gath+ bij hem* hadden aangesloten) trokken voorbij terwijl de koning ze inspecteerde.*
38 Toen vertrokken de priester Za̱dok, de profeet Nathan, Bena̱ja+ (de zoon van Jo̱jada) en de Kre̱thi en de Ple̱thi.+ Ze lieten Salomo op het muildier van koning David+ rijden en brachten hem naar Gi̱hon.+