In Gods Woord worden trouwe aanbidders vaak sterk genoemd. Maar zelfs de sterksten van hen voelden zich niet altijd sterk. Neem koning David. Soms voelde hij zich ‘zo sterk als een berg’ maar op andere momenten was hij ‘radeloos’ (Ps. 30:7). Of Simson, die uitzonderlijk sterk was toen hij door Gods geest werd geleid maar inzag dat hij zonder de kracht van God ‘net zo zwak als alle andere mensen’ zou worden (Recht. 14:5, 6; 16:17). Die trouwe mannen waren alleen sterk omdat Jehovah ze kracht gaf. Paulus besefte dat ook hij kracht van Jehovah nodig had (2 Kor. 12:9, 10). Hij had gezondheidsproblemen (Gal. 4:13, 14). Ook had hij weleens moeite om het juiste te doen (Rom. 7:18, 19). En hij was soms bang en onzeker (2 Kor. 1:8, 9). Toch werd hij juist sterk als hij zwak was. Hoe? Jehovah gaf hem de kracht die hij zelf niet had. Hij maakte Paulus sterk. w23.10 12 ¶1-2

Velen hebben een laag zelfbeeld. Als jij soms met zulke gevoelens worstelt, bedenk dan dat Jehovah je zelf heeft getrokken (Joh. 6:44). Hij ziet het goede in je dat je zelf misschien niet ziet en hij kent je hart (2 Kron. 6:30). Je kunt hem dus echt vertrouwen als hij zegt dat je waardevol bent (1 Joh. 3:19, 20). Sommigen voelen zich schuldig over dingen die ze hebben gedaan voordat ze in de waarheid kwamen (1 Petr. 4:3). En zelfs trouwe Getuigen moeten vechten tegen verkeerde neigingen. Heb jij het gevoel dat je hart je veroordeelt? Het kan je troost geven te weten dat verschillende trouwe aanbidders van Jehovah last hadden van zulke gevoelens. Paulus bijvoorbeeld voelde zich ongelukkig als hij aan zijn eigen tekortkomingen dacht (Rom. 7:24). Natuurlijk had hij berouw van zijn zonden en was hij gedoopt. Toch noemde hij zichzelf ‘de minste van de apostelen’ en de ‘ergste’ zondaar (1 Kor. 15:9; 1 Tim. 1:15). w24.03 27 ¶4-6

Welke les kun je van Joas’ slechte beslissing leren? Kies vrienden die een goede invloed op je hebben, vrienden die van Jehovah houden en hem gelukkig willen maken. Dat hoeven niet alleen vrienden te zijn van je eigen leeftijd. Tenslotte was Joas ook veel jonger dan zijn vriend Jojada. Vraag je over je vrienden af: Helpen ze me een sterker geloof in Jehovah te krijgen? Moedigen ze me aan naar zijn normen te leven? Praten ze over Jehovah en wat ze uit de Bijbel leren? Tonen ze respect voor Jehovah’s normen? Vertellen ze me alleen wat ik wil horen of hebben ze de moed me te corrigeren als dat nodig is? (Spr. 27:5, 6, 17) Als je vrienden niet van Jehovah houden, heb je ze eerlijk gezegd niet nodig. Maar als je vrienden hebt die van Jehovah houden, dan heb je iets heel kostbaars (Spr. 13:20). w23.09 9-10 ¶6-7