zaterdag 20 september
Heb elkaar lief. — Joh. 13:34.
Je bent niet gehoorzaam aan Jezus’ gebod over liefde als je voor sommigen in de gemeente liefde toont maar voor anderen niet. Natuurlijk kan het zijn dat je met de een closer bent dan met de ander. Dat had Jezus ook (Joh. 13:23; 20:2). Maar Petrus herinnert ons eraan dat je moet streven naar ‘broederlijke genegenheid’ voor al je broeders en zusters. Dus probeer net zo hecht met ze te zijn als met familie (1 Petr. 2:17). Petrus spoort ons aan ‘intens van elkaar te houden, vanuit het hart’ (1 Petr. 1:22). In deze context geeft ‘intens’ weer dat de grenzen van je natuurlijke neiging tot liefde worden opgerekt. Stel bijvoorbeeld dat iemand je beledigt of kwetst. Je eerste neiging is dan misschien niet om liefde te tonen maar om het hem betaald te zetten. Maar Petrus leerde van Jezus dat God daar niet blij mee is (Joh. 18:10, 11). Hij schreef: ‘Vergeld geen kwaad met kwaad, en als je wordt uitgescholden, scheld dan niet terug. Vergeld juist met een zegen’ (1 Petr. 3:9). Als je intense liefde hebt, zul je vriendelijk en begripvol zijn. w23.09 29 ¶9-11
zondag 21 september
Ook vrouwen moeten ernstig zijn, matig in gewoonten, trouw in alles. — 1 Tim. 3:11.
Het is ongelofelijk hoe snel kinderen opgroeien. Voor je het weet zijn ze volwassen. Dat gaat bijna vanzelf. Maar dat geldt niet voor geestelijke groei tot volwassenheid (1 Kor. 13:11; Hebr. 6:1). Het is een doel om naartoe te werken. Je moet daarvoor een hechte band met Jehovah hebben. En je hebt zijn heilige geest nodig om christelijke eigenschappen te ontwikkelen, nuttige skills aan te leren en je op toekomstige rollen voor te bereiden (Spr. 1:5). Jehovah heeft mensen gemaakt om man of vrouw te zijn (Gen. 1:27). Mannen en vrouwen zijn fysiek verschillend. Dat is makkelijk te zien. Maar er zijn nog meer verschillen. Jehovah heeft mannen en vrouwen bijvoorbeeld gemaakt om specifieke rollen te vervullen. Voor die respectieve taken hebben ze dan ook bepaalde kwaliteiten en vaardigheden nodig (Gen. 2:18). w23.12 18 ¶1-2
maandag 22 september
Maak discipelen van mensen uit alle volken. Doop ze in de naam van de Vader en van de Zoon. — Matth. 28:19.
Jezus wilde dat ook anderen de naam van zijn Vader gebruikten. Vrome religieuze leiders in die tijd vonden misschien dat Gods naam te heilig was om uit te spreken, maar Jezus liet zich er nooit door zulke on-Bijbelse tradities van weerhouden de naam van zijn Vader te eren. Denk maar aan de keer dat hij in het gebied van de Gerasenen een bezeten man genas. Omdat de mensen bang werden en Jezus smeekten om weg te gaan, bleef hij niet in die streek (Mark. 5:16, 17). Toch wilde hij dat Jehovah’s naam daar bekendgemaakt zou worden. Daarom gaf hij de genezen man opdracht de mensen te vertellen wat Jehovah had gedaan en niet wat hij had gedaan (Mark. 5:19). Hij wil nu hetzelfde, namelijk dat we overal ter wereld de naam van zijn Vader bekendmaken (Matth. 24:14; 28:20). Als je daaraan meewerkt, doe je onze Koning, Jezus, een plezier. w24.02 10 ¶10