7 Hij zei dan tot de scharen, die uitliepen om door hem gedoopt te worden: „Addergebroed,+ wie heeft U te kennen gegeven dat [GIJ] de komende gramschap kunt ontvlieden?+
5 Maar overeenkomstig uw hardheid+ en onberouwvol hart+ stapelt gij voor uzelf gramschap+ op tegen de dag van gramschap+ en van de openbaring+ van Gods rechtvaardige oordeel.+