10 Als een Israëliet of een vreemdeling die bij jullie woont bloed eet — wat voor bloed dan ook+ — zal ik mij* beslist keren tegen degene* die het bloed eet, en ik zal hem ter dood brengen.*
13 Als een Israëliet of een vreemdeling die bij jullie woont, bij het jagen een wild dier of een vogel vangt die gegeten mag worden, dan moet hij het bloed ervan uitgieten+ en dat met stof bedekken.
20 maar hun te schrijven dat ze zich moeten onthouden van dingen die door afgoden zijn verontreinigd,+ van seksuele immoraliteit,+ van verstikt vlees en van bloed.+
29 blijf je onthouden van dingen die aan afgoden zijn geofferd,+ van bloed,+ van verstikt vlees+ en van seksuele immoraliteit.+ Als je je verre houdt van die dingen, zal het goed met je gaan. Wij wensen jullie het beste toe!’
25 Wat de gelovigen uit de heidenen* betreft, we hebben hen schriftelijk op de hoogte gesteld van onze beslissing dat ze zich ver moeten houden van wat aan afgoden is geofferd,+ en ook van bloed,+ van verstikt vlees+ en van seksuele immoraliteit.’+