13 Vervolgens zei Hij tegen Abram: ‘Je moet weten dat je nakomelingen* vreemdelingen zullen worden in een land dat niet van hen is, en dat ze daar slaven zullen worden en 400 jaar lang slecht behandeld zullen worden.+
9 Door geloof woonde hij als vreemdeling in het land van de belofte, alsof het niet zijn land was.+ Met Isaäk en Jakob, erfgenamen van precies dezelfde belofte,+ woonde hij in tenten.+