10 Mozes en Aäron deden al deze wonderen voor de ogen van de farao,+ maar Jehovah liet toe dat de farao* koppig werd, zodat hij de Israëlieten niet uit zijn land liet vertrekken.+
17 Want de Schrift zegt tegen de farao: ‘Dit is de reden dat ik je heb laten bestaan: om via jou mijn kracht te tonen en om mijn naam over de hele aarde bekend te laten maken.’+18 Hij is dus barmhartig voor wie hij maar wil en hij laat koppig worden wie hij maar wil.+