27 Uiteindelijk kwam Jakob bij zijn vader Isaäk in Ma̱mré,+ in Ki̱rjath-A̱rba, oftewel He̱bron. Zowel Abraham als Isaäk had daar als vreemdeling gewoond.+
7 Ze gaven die speciale status* aan Ke̱des+ in Galilea, in het bergland van Na̱ftali, aan Sichem+ in het bergland van Efraïm en aan Ki̱rjath-A̱rba+ (He̱bron) in het bergland van Juda.
11 Aan hen gaven ze Ki̱rjath-A̱rba+ (A̱rba was de vader van E̱nak), oftewel He̱bron,+ in het bergland van Juda, met de omliggende weidegrond. 12 Maar de akkers rond de stad en de omliggende dorpen gaven ze aan Kaleb, de zoon van Jefu̱nne.+