Insekten-beroepen
HEEL veel insekten verrichten werkzaamheden die precies gelijken op die van de mens. Wist u dat? Ze houden er vele buitengewoon interessante werkmethoden op na.
Dit wil niet zeggen dat zulke schepselen menselijke eigenschappen bezitten. Hun wijze van werken is niet door een van hun verre voorvaders uitgedacht en daarna van geslacht op geslacht overgeleverd. Hun door God gegeven instinct beweegt ze ertoe handelingen te verrichten die in overeenstemming zijn met hun bijzondere levenspatroon.
Kevers als begrafenisondernemers
Beschouw eens het werk dat een doodgraver doet. Deze kleine kever is begrafenisondernemer! Hij en zijn vrouw zijn voortdurend bezig dode muizen, kikkers, slangen, hagedissen, eekhoorns, konijnen en andere kadavers van dezelfde grootte, waartoe ze door de rottingslucht worden aangetrokken, te begraven.
Hoe doen ze dit? Het is duidelijk dat elk dood dier ze weer voor nieuwe problemen stelt; in elke situatie is de grootte en de ligging van het kadaver weer anders. Ook de grond waarop het ligt verschilt van plaats tot plaats.
Eerst inspecteren deze kevers het lichaam, waarbij ze er helemaal over- en omheen lopen. Wanneer deze inspectie tot hun volle tevredenheid is volbracht, kruipen ze eronder. Hun kleine kop en poten gebruiken ze als graafwerktuigen om het lichaam te ondermijnen door het zand eronder weg te graven. Het mannetje doet gewoonlijk het grootste deel van het graafwerk. Het vrouwtje boort zich een weg naar het inwendige van het kadaver om daar haar eieren te leggen. Het werk is inspannend en gaat langzaam maar ze gaan gestaag door. Om de zoveel tijd hebben de kevers een „break” in de vorm van een korte rustpauze. Beetje bij beetje zakt het lichaam onder de last van zijn eigen gewicht in de grond.
Ongeveer twee weken na de begrafenis komen de kevereitjes die in het kadaver zijn gelegd, uit. En daar, in die onaangenaam ruikende broedkamer, leven de jonge doodgravers van het proteïne-rijke vlees waardoor ze aan alle kanten worden omringd.
Eén geleerde nam waar hoe twee van deze doodgravers in één nacht een mol meer dan zeven en een halve centimeter onder de grond begroeven. Hij stond daar verbaasd over, want dit zou in vergelijking met de mens betekenen dat twee man een dode olifant die zij zouden vinden, in twaalf uur zes meter onder de grond zouden werken! Hij nam nog meer proeven met deze insekten. In vijftig dagen begroeven ze twaalf kadavers van kikkers, vissen, vogels en viervoetige dieren.
Een ander insekt met een ongewoon beroep is de pillenkever of pillendraaier. Deze mestkever en zijn soortgenoten rollen mestballen voort van vele malen hun eigen grootte en gewicht. Op dezelfde manier als kinderen sneeuwballen rollen, vormen deze kevers hun riekende ballen tot een bepaalde grootte waarna zij ze begraven. Vaak tuimelen ze daarbij over hun kop of vallen om, maar onverdroten kruipen ze weer op hun poten en gaan verder.
Hoewel deze aasetende insekten op deze wijze de grond schoon houden, dienen ze met hun onaangenaam ruikende activiteiten ook hun eigen belang. In die mestballen leggen ze eieren. De jongen die worden geboren, voeden zich met het rottende materiaal.
Een meesterkleermaker
Zo zou u de rups van een Amerikaanse schoenlappersoort (vlinder) kunnen noemen. Tot zijn werkzaamheden behoort onder andere het vervaardigen van een jas met zijdevoering. Het eindprodukt is opmerkelijk warm en netjes. Het verbazende is dat deze kleermaker geen patroon en ook geen schaar gebruikt, zoals wij mensen. Hij heeft zijn eigen speciale naaigerei. En hij vervaardigt zijn eigen naald en draad. Werkelijk een economische en handige voorziening.
Zijn sterke kaken en enige scherpe tandjes dienen hem als knipgereedschap. Daarmee snijdt hij recht door een blad alsof hij een reeds voorgetrokken lijn volgt. Dan verdeelt hij het gesneden blad in twee stukken van precies dezelfde vorm en grootte. Dit allemaal zonder liniaal. Daarna naait hij de twee bladstukken aan de randen bij elkaar zodat er een kleine cylindervormige „jas” ontstaat. Deze perfect aaneensluitende stukken zijn met zulke fijne steekjes aan elkaar bevestigd dat men een microscoop nodig zou hebben om de zoom te bespeuren.
Waar hij zijn draad vandaan haalt? Uit zijn bek. Ja, een klein orgaantje aan de achterzijde van zijn kaak voorziet hem van zijdedraad. Daar deze rups een warme jas wil hebben, voert hij hem dik met de zachtste zijde die men zich maar denken kan, zodat hij wanneer hij er ’s avonds is ingekropen, het heerlijk warm heeft.
Blad-dragende landbouwers
In de Amerikaanse tropen zijn de blad-dragende mieren een veel voorkomend verschijnsel. Zij hebben een ongewoon beroep. De mieren snellen in twee colonnes voort, de ene colonne gaat naar en de andere komt van een bosje of een boom die misschien meer dan anderhalve kilometer van hun nest verwijderd is. De terugkerende mieren dragen bladstukken.
Het is een intrigerend gezicht ze aan het werk te zien. Ze klimmen in een bosje of boom, kiezen een blad uit en knippen dan, met hun op een schaar gelijkende kaken, snel twee schuine sneden in het blad, die elkaar bijna raken. Een snelle ruk, en het driehoekige stuk groen is los. Elke mier knipt gewoonlijk zijn eigen blad. Maar soms komt het ook voor dat één het knipwerk doet en de andere mieren op de grond de stukken oppikken en wegdragen. Als de knipper vermoeid raakt, wordt hij afgelost door een andere mier van beneden, waarna hij afdaalt om zich bij de transportgroep te voegen.
Deze mieren kunnen lasten dragen die wel viermaal zo zwaar zijn als zij zelf, en dat over een afstand van anderhalve kilometer of meer! Naar mieremaatstaven gemeten, aldus bioloog A. H. Verrill, legt een mier in precies één dag een afstand af die voor ons gelijk zou staan met ongeveer achtenveertighonderd kilometer! Om u zelf hiervan een beeld te geven, moet u zich voorstellen dat een man heel snel in één dag van Amsterdam naar Moskou en weer terug zou lopen, met op elke terugtocht een 200 tot 300 kilo zware last op de schouders, en dit dag in dag uit, week in week uit!
Waarom spannen deze mieren zich zo in? Het is een onderdeel van het werk waarmee ze zich voornamelijk bezighouden. Welk werk? Het beoefenen van landbouw! De bladeren die zij ophalen, gebruiken ze als voedingsbodem voor de schimmels die ze in hun nest kweken. Eerst snijden ze het blad aan reepjes, die ze tot kleine balletjes of propjes kauwen. Deze drukken ze vervolgens in het oppervlak van hun tuin. In korte tijd zijn de balletjes overdekt met een schimmelbegroeiing van fijne witte haartjes. De vloeistof die deze haartjes produceren dient als voedsel voor deze blad-dragende landbouwers.
Er zijn nog heel veel andere insekten die een bepaald beroep uitoefenen. Onder insekten vindt men timmerlieden, metselaars, tunnelbouwers, stratemakers, mandenmakers, tentenmakers, mijnwerkers, etc. Hun vreemde werkmethoden doen de onderzoekers verbaasd staan. Al deze schepselen getuigen stellig van de grote, gevarieerde wijsheid van Degene die ze allemaal heeft geschapen, Jehovah God.