Onze rotsmassa de aarde — ontworpen voor leven
WIJ wonen op de oppervlakte van een immens groot bolvormig ruimteschip van gesteente en metaal. Wanneer u 32 kilometer diep onder het landoppervlak zou kunnen graven, zou u stuiten op het levenloos gesteente van de zogenaamde mantel der aarde. De aardkorst waarop wij leven en die voor het grootste deel bestaat uit niet-metalen, is maar een heel dunne schil, rustend op triljoenen tonnen materiaal dat we nooit te zien krijgen, afgezien dan wanneer bij vulkanische activiteit wat gesmolten gesteente door de aardkorst heen naar boven dringt. Hoewel onzichtbaar, is al dit materiaal echter belangrijk voor het voortbestaan van het leven hier op aarde.
Hoe komen geologen echter aan hun conclusies omtrent het inwendige van de aarde? Wel, zij gebruiken daarvoor speciale methoden, waarmee ze ongezien meer over het inwendige van de aarde te weten kunnen komen en zich daar een voorzichtig beeld van kunnen vormen — maar, zo geven zij ook zelf toe, dat beeld is waarschijnlijk nog lang niet nauwkeurig. Nog nooit is men erin geslaagd al gravend tot in de mantel door te dringen, zelfs niet onder de oceanen, waar de korst het dunste is (maar 5 tot 8 kilometer dik). Een plan hiertoe is wel opgesteld, tijdens het Internationale Geofysische Jaar (dat van juli 1957 tot december 1958 liep), en ongetwijfeld hebt u over dit zogenaamde „Mohole-project” wel gelezen. „Moho” is een afkorting voor de grens tussen de korst en de daaronder gelegen mantel. Deze poging om achter de samenstelling van de korst te komen en te onderzoeken waaruit het bovenste deel van de mantel bestaat, faalde echter vanwege de enorme kosten en het gebrek aan ervaring dat men in dit soort werkzaamheden had.
Aardbevingen „lichten” de aarde „door”
Vreemd genoeg zijn het aardbevingen geweest die het meeste over de inwendige structuur van de aarde hebben onthuld, en die ons aldus kennis hebben verschaft omtrent verschijnselen die het voor ons mogelijk maken op de korst te leven. Dit onderzoek van aardbevingen wordt „seismologie” genoemd.
Seismologen hebben ontdekt dat er tijdens een aardbeving verschillende soorten van trillingen of golven worden opgewekt. Deze golven stralen van het epicentrum of het brandpunt van de aardbeving naar alle richtingen in de aardbol uit. Bij hun voortplanting door de aarde leggen ze echter een baan af die een tegengestelde kromming vertoont met die van de aarde, zodat ze op kilometers afstand weer aan de oppervlakte komen en daar door seismografische stations kunnen worden geregistreerd. Men onderscheidt drie soorten van golven: (1) de hoofdgolf, die zich langs de korst voortplant (2) een primaire of eerste golf („P”), die zich stoots- of schoksgewijs voortbeweegt en (3) een secundaire („S”) of tweede golf, die de deeltjes van het gesteente loodrecht op zijn golfrichting in trilling brengt. Deze beide laatste golven planten zich voort door de aardbol. De „P”-golf wordt op ongeveer 2900 kilometer onder het aardoppervlak teruggekaatst en de „S”-golf gaat beneden die diepte volledig verloren — kennelijk omdat ze beide aan de ondergrens van de mantel, daar waar die overgaat in de kern, een soort van barrière ontmoeten. Een ander deel van de „P”-golf gaat nog door de kern heen, maar de „S”-golf komt nooit dieper dan 2900 kilometer.
Een gedeeltelijk vloeibare kern
Waarom gaat die „S”-golf niet dieper dan 2900 kilometer? En waarom is er een terugkaatsing van een deel van de „P”-golf en vindt er een vertraging plaats van het andere deel van die golf? Kennelijk omdat de buitenkern onder de aardmantel vloeibaar is. Dit optredende verschijnsel kan worden geïllustreerd door de trilling van een hard metalen voorwerp (bijvoorbeeld een bel) te vergelijken met die van een zacht voorwerp. Het harde voorwerp trilt veel beter. De „S”-golven zullen in een vloeistof geen geleiding ondervinden en de „P”-golf wordt teruggeworpen of aanzienlijk vertraagd. Deze vertraging vindt plaats over een afstand van ongeveer 2175 kilometer. De buitenkern die men aldus tot 2175 kilometer diep in de richting van het centrum kan registreren, schijnt derhalve vloeibaar te zijn, hetgeen onder de grote druk en hitte die er heerst (ongeveer 2200 °C aan de bovenkant en 5000 °C aan de onderkant), inderdaad niet onwaarschijnlijk is. Het gesteente van de buitenkern kan onder die omstandigheden heel goed in vloeibare of gesmolten toestand verkeren.
Waar bestaan de buiten- en binnenkern uit? Een onderzoek van meteoorstenen uit de buitenaardse ruimte doet vermoeden dat die beide delen van de aardse kern hoofdzakelijk uit een versmelting van ijzer en nikkel bestaan. Dat de aardbevingsgolf die door het midden van de aarde gaat, in de binnenkern weer een versnelling ondervindt, schijnt er bovendien op te duiden dat de binnenkern vast is en hoofdzakelijk een zeer dichte en harde structuur bezit.
De korst en de mantel daaronder
Wij, die op de korst van de aarde leven, hebben behoefte aan een stevige, stabiele woonplaats, en de aarde voorziet daarin. Maar we hebben meer nodig dan hoofdzakelijk uit metaal bestaand gesteente. Die andere benodigdheden heeft de Schepper ingebouwd in de korst en atmosfeer van de aarde. De korst bestaat uit gesteente dat veel lichter is dan het inwendige van de aarde en tal van elementen bevat, vooral zuurstof en silicium, alsook aluminium, ijzer, calcium, natrium, kalium en magnesium — in volgorde van hun hoeveelheid. Zuurstof en silicium, beide niet-metalen, leveren drie kwart deel van het totale gewicht van de korst en maken ongeveer 93 percent van het volume uit. Aanwezig zijn bovendien water en lucht die een afbrekende werking op de korst uitoefenen en deze in losse grond omzetten.
Die omzetting heeft de Schepper echter niet alleen aan mechanische werkingen overgelaten. Hij schiep ook de nederige aardworm, die meer voor de mens doet dan deze zich kan voorstellen.
En het is vooral de aldus ontstane bodem die de elementen verschaft waarvan de instandhouding en groei van het planteleven, de basisvoeding van al het dierlijk en menselijk leven op aarde, afhankelijk is (Gen. 1:29, 30). De andere stoffen die in de korst worden aangetroffen, van zowel organische als niet-organische oorsprong, bewijzen hun nut als brandstoffen, grondstoffen voor chemische produkten en medicijnen, bouwstoffen voor machines en huizen, enz., enz.
De materie onder de korst veroorzaakt door vulkanische activiteit constant veranderingen in die korst, terwijl men nu ook meent dat convectiestromen in het gesteente onder de oceaanbodem verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van de zogenaamde Middenatlantische rug, een ongeveer 6000 meter hoge bergketen op de bodem van de oceaan. Sommige geologen geloven dat de continenten die nu aan de Atlantische Oceaan grenzen, eens tegen elkaar hebben gelegen en daarna langzamerhand uit elkaar zijn gedreven, met de Middenatlantische rug daartussen.
Een andere theorie acht het water in de oceanen afkomstig uit de mantel. Men baseert deze gedachte op het feit dat het bovenste deel van de mantel het mineraal serpentijn bevat, dat een combinatie is van het mineraal olivijn en water. De mantel is kennelijk de bron van ons water. „Maar die reusachtige waterhoeveelheden in de oceanen dan?” zal iemand wellicht tegenwerpen. En inderdaad bevatten die naar menselijke maatstaven gemeten een ontzaglijke hoeveelheid water; toch is het goed in gedachten te houden dat al onze oceanen ingebed liggen in de korst, en dat naar volume gemeten, de mantel meer dan vijftigmaal zo groot is als de korst; de bovengenoemde theorie is dus heel goed denkbaar.
Samenvattend kan men zeggen dat de korst van de aarde op een zeer hete mantel schijnt te rusten, welke, zeker althans op sommige plaatsen, in vloeibare toestand verkeert. De korst kan men zich als het ware „drijvend” voorstellen op de mantel. In de buitenste 8 kilometer van de aardkorst, neemt met elke 32,5 meter dat men dieper gaat, de temperatuur met 1 °C toe. Water dat naar beneden sijpelt en met het hete gesteente in de aarde in aanraking komt, wordt oververhit tot een temperatuur van 145 °C en gaat wanneer het aan de oppervlakte vrijkomt, onmiddellijk over in stoom. Zo ontstaan geysers als bijvoorbeeld „Old Faithful” in het Amerikaanse Yellowstone Park, die duizenden liters water meer dan 30 meter hoog de lucht, in werpt. Ook hete bronnen — belangrijk voor warmwaterbaden, wasserijen, het verwarmen van gebouwen, en als stoomleveranciers voor de opwekking van elektriciteit — vinden zo hun ontstaan.
Gasophopingen in de korst brengen door hun druk aardolie en soms artesisch water aan de oppervlakte en vormen ook zelf, zoals in Nederland, een belangrijke bron van verwarming. Diep in de mantel ontstaat gesmolten gesteente, „magma” genaamd (naar een Grieks woord dat „deeg” betekent), dat door openingen of spleten naar boven komt en zich in de korst ophoopt tot het zich in de vorm van vulkanische activiteit een weg naar buiten baant. Grote hoeveelheden gesteente, gesmolten lava, stoom, stof, en as, alsmede een aantal giftige gassen, worden op die wijze naar buiten geworpen. Dit weliswaar vernietigende gebeuren, brengt waardevol materiaal naar boven waarmee de aardkorst wordt verrijkt.
De aarde onder onze voeten is dus verre van een dode inactieve „hoop” steen. Wanneer de mens grote hoeveelheden rots en aarde bijeenbrengt, ontbreekt volledig de fijne structuur waarvan de Schepper onze „steenhoop” heeft voorzien. Een door mensen gemaakte berg, is enkel een „hoop steen”. Maar stel daar ter vergelijking eens een door God gemaakte berg tegenover; op tal van plaatsen op de helling ontspringen bronnen met warm, koud, koolzuur-, zwavel- of ijzerhoudend water — goed voor de gezondheid van de mens.
Het magnetische veld
Nog een ander verschijnsel, dat waarschijnlijk volledig door de kern van de aarde wordt beheerst, is het aardmagnetische veld. Men vermoedt dat elektrische stromen in de buitenkern van de aarde de voornaamste verwekkers zijn van het aardmagnetische veld. Dit veld omgeeft de aarde, zoals een magnetisch veld een staafmagneet omgeeft, en is van groot belang voor het leven, aangezien het een schild vormt tegen schadelijke straling uit de buitenaardse ruimte. Het bevordert bovendien de overdracht van radioboodschappen en heeft ongetwijfeld nog andere onontdekte nuttige effecten. Geladen deeltjes afkomstig van de zon en uit de ruimte, veroorzaken bij het volgen van de magnetische veldlijnen de prachtige noorder- en zuiderlichtverschijnselen. Zeelieden en reizigers stellen reeds lang hun vertrouwen in het aardmagnetische veld voor het bepalen van de kompasrichting.
Door onbekende oorzaken ondergaat het magnetische veld in de loop van de tijd echter kleine wijzigingen. De ligging van de magnetische polen varieert in de tijd. (Er bestaat een verschil tussen het „geomagnetische” noorden, wat het noordelijke einde is van het aardmagnetische veld, en de magnetische pool waarnaar het kompas wijst. Het zelfde geldt voor het geomagnetische zuiden en de magnetische pool van het zuidelijk halfrond.) De werkelijke geografische noordpool (het noordeinde van de draaiingsas van de aarde) ligt momenteel honderden kilometers van het geomagnetische en magnetische noorden af. Zo bevindt zich ook de zuidpool niet op dezelfde plaats als de geomagnetische en magnetische zuidpool.
Onderzoekingen van blijvend gemagnetiseerde rotslagen in diverse delen der aarde, lijken erop te duiden dat in het verre, verre verleden de magnetische polen over de aarde hebben „gezworven” en verschillende malen met elkaar van positie hebben gewisseld. Ja, momenteel biedt het inwendige van de aarde evenveel raadsels als bepaalde verschijnselen in het buitenaardse heelal, hetgeen alleen maar de woorden van de profeet beklemtoont over de grote Schepper en Soeverein, Jehovah God:
„Wie heeft de wateren louter in de holte van zijn hand gemeten en de afmetingen van de hemel zelf opgenomen met louter een span en het stof der aarde in een maat gevat, of met een balanswijzer de bergen gewogen, en de heuvels in een weegschaal? Zie! De natiën zijn als een druppel uit een emmer; en als het stoflaagje op de weegschaal zijn ze geacht. Zie! De eilanden heft hij op als louter fijn stof. . . . Er is er Een die woont boven het rond der aarde — waarvan de bewoners als sprinkhanen zijn — Degene die de hemelen uitspant net als een fijn gaas, die ze uitspreidt als een tent om in te wonen.” — Jes. 40:12-22.
[Diagram op blz. 9]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
Binnenkern
Buitenkern
Mantel
Aardkorst
1280 km
2175 km
2900 km
5 tot 32 km