Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • ad blz. 1238-1240
  • Petrus, brieven van

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Petrus, brieven van
  • Hulp tot begrip van de bijbel
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • WANNEER GESCHREVEN
  • VANUIT BABYLON GESCHREVEN
  • ÉÉN PETRUS
  • OVERZICHT VAN DE INHOUD
  • TWEE PETRUS
  • OVERZICHT VAN DE INHOUD
  • De apostel Petrus ’versterkt zijn broeders’
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1977
  • Bijbelboek nummer 60 — 1 Petrus
    „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”
  • Petrus, De brieven van
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Bijbelboek nummer 61 — 2 Petrus
    „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”
Meer weergeven
Hulp tot begrip van de bijbel
ad blz. 1238-1240

PETRUS, BRIEVEN VAN.

Twee door de apostel Petrus geschreven geïnspireerde brieven van de christelijke Griekse Geschriften; in de openingswoorden van elke brief maakt Petrus zich als de schrijver ervan bekend (1 Petr. 1:1; 2 Petr. 1:1; vergelijk 2 Petrus 3:1). Aanvullende interne aanwijzigingen duiden onmiskenbaar op Petrus als de schrijver. Hij zegt over zichzelf dat hij een ooggetuige van de transfiguratie van Jezus Christus was — een voorrecht dat alleen Petrus, Jakobus en Johannes ten deel viel (2 Petr. 1:16-18; Matth. 17:1-9). En zoals uit Johannes 21:18, 19 blijkt, was Petrus de enige die gezegd kon hebben: „Het afleggen van mijn tent [staat] spoedig . . . te geschieden, zoals ook onze Heer Jezus Christus mij te kennen heeft gegeven” (2 Petr. 1:14). Het verschil in stijl tussen de twee brieven kan toegeschreven worden aan het feit dat Petrus zich voor het schrijven van zijn eerste brief van Silvanus (Silas) had bediend en dit bij zijn tweede brief schijnbaar niet had gedaan (1 Petr. 5:12). Beide brieven waren algemene brieven en klaarblijkelijk aan joodse en niet-joodse christenen gericht. De eerste brief is specifiek aan de christenen in Pontus, Galatië, Kappadocië, Asia en Bithynië, landstreken in Klein-Azië, gericht. — 1 Petr. 1:1; 2:10; 2 Petr. 1:1; 3:1; vergelijk Handelingen 2:5, 9, 10.

De brieven van Petrus stemmen volledig met andere bijbelboeken overeen, want ook Petrus beklemtoont in zijn brieven een juist gedrag en de daaruit voortvloeiende zegeningen; hij beschouwde de andere bijbelboeken als het gezaghebbende Woord van God en deed er derhalve aanhalingen uit. Er worden aanhalingen gedaan uit Genesis (18:12; 1 Petr. 3:6), Exodus (19:5, 6; 1 Petr. 2:9), Leviticus (11:44; 1 Petr. 1:16), Psalmen (34:12-16; 118:22; 1 Petr. 3:10-12; 2:7), Spreuken (11:31 [LXX]; 26:11; 1 Petr. 4:18; 2 Petr. 2:22) en Jesaja (8:14; 28:16; 40:6-8; 53:5; 1 Petr. 2:8; 2:6; 1:24, 25; 2:24). Uit de brieven van Petrus blijkt dat bijbelse profetieën het produkt van Gods geest zijn (2 Petr. 1:20, 21; vergelijk 2 Timotheüs 3:16). Gods belofte betreffende nieuwe hemelen en een nieuwe aarde wordt herhaald (2 Petr. 3:13; Jes. 65:17; 66:22; Openb. 21:1). De parallellen tussen 2 Petrus (2:4-18; 3:3) en Judas (5-13, 17, 18) geven klaarblijkelijk te kennen dat de discipel Judas de tweede brief van Petrus als geïnspireerd aanvaardde. Opmerkelijk is ook het feit dat Petrus de brieven van de apostel Paulus onder „de overige Schriften” rangschikt. — 2 Petr. 3:15, 16.

WANNEER GESCHREVEN

Uit de teneur van de brieven valt op te maken dat ze vóór het uitbreken van de vervolging door Nero (64 v.G.T.) werden geschreven. Het feit dat Markus bij Petrus was, geeft naar alle waarschijnlijkheid te kennen dat de eerste brief tussen 62 en 64 G.T. werd opgetekend (1 Petr. 5:13). Voordien bevond Markus zich in Rome, toen de apostel Paulus daar voor de eerste maal gevangenzat (ca. 60–61 G.T.), en tijdens Paulus’ tweede gevangenschap in Rome (ca. 65 G.T.) vroeg hij of Timotheüs en Markus naar hem toe wilden komen (Kol. 4:10; 2 Tim. 4:11). Waarschijnlijk schreef Petrus zijn tweede brief niet lang na zijn eerste, en wel omstreeks 64 G.T.

VANUIT BABYLON GESCHREVEN

Zoals uit Petrus’ eigen woorden blijkt, heeft hij zijn eerste brief geschreven terwijl hij zich in Babylon bevond (1 Petr. 5:13). Mogelijkerwijs heeft hij van daar uit ook zijn tweede brief geschreven. Het beschikbare bewijsmateriaal laat duidelijk zien dat „Babylon” betrekking heeft op de stad aan de Eufraat en niet op Rome, zoals sommigen hebben beweerd. Van Petrus, aan wie ’het goede nieuws voor de besnedenen’ was toevertrouwd, kon men verwachten dat hij in een centrum van het judaïsme, zoals Babylon, diende (Gal. 2:8, 9). Aangezien Petrus aan „de tijdelijke inwoners die verstrooid zijn in [het letterlijke] Pontus, Galatië, Kappadocië, Asia en Bithynië” (1 Petr. 1:1) schreef, volgt daaruit logischerwijs dat met „Babylon”, de plaats van waar uit de brief werd geschreven, de letterlijke stad Babylon bedoeld was. De bijbel geeft nergens te kennen dat Babylon specifiek betrekking heeft op Rome, en ook wordt er niet in gezegd dat Petrus ooit in Rome is geweest. De eerste die beweerde dat Petrus in Rome de marteldood stierf, is Dionysius, bisschop van Korinthe in de tweede helft van de tweede eeuw. Voordien liet Clemens van Rome — ofschoon hij Paulus en Petrus samen noemde — uitkomen dat de prediking van Paulus zowel in het O. als in het W. een opvallend kenmerk van die apostel was, waardoor hij te kennen gaf dat Petrus nooit in het W. was geweest. Aangezien de boosaardige christenvervolging door de Romeinse regering (onder Nero) schijnbaar nog niet was begonnen, zou Petrus geen reden hebben gehad de identiteit van Rome door het gebruik van een andere naam te verhullen. Toen Paulus aan de Romeinen schreef en aan velen in Rome, die hij bij naam noemde, groeten zond, maakte hij geen melding van Petrus. Indien Petrus daar een toonaangevende opziener was geweest, zou Paulus hem waarschijnlijk hebben genoemd. In de brieven van Paulus die hij vanuit Rome schreef (Efeziërs, Filippenzen, Kolossenzen, 2 Timotheüs, Filemon, Hebreeën), wordt Petrus ook niet genoemd onder degenen die groeten zenden.

ÉÉN PETRUS

De christenen aan wie de apostel Petrus zijn eerste brief richtte, ondergingen zware beproevingen (1 Petr. 1:6). Derhalve was het voor hen een tijd om „waakzaam [te zijn] met het oog op gebeden” (1 Petr. 4:7; vergelijk Mattheüs 26:40-45). Bovendien hadden zij aanmoediging nodig om getrouw te kunnen volharden — precies die aanmoediging die de apostel hun gaf.

OVERZICHT VAN DE INHOUD

I. Begroeting en zegenwensen (1:1, 2)

II. De wijze waarop christenen, die een nieuwe geboorte tot een levende hoop hadden ontvangen, zich dienen te gedragen (1:3–5:11)

A. Vreugde ondanks beproevingen, aangezien beproevingen de beproefde hoedanigheid van het geloof, die noodzakelijk is om gered te worden, tot gevolg hebben (1:3-12; vergelijk 4:12, 13)

B. De geest tot activiteit versterken, de zinnen volledig bij elkaar houden, heilig worden, zich met vrees gedragen, de broeders intens liefhebben en morele slechtheid, bedrog, huichelarij, gevoelens van afgunst en achterklap wegdoen (1:13–2:3)

C. Als een deel van Gods geestelijke tempel, die op Christus Jezus gebouwd is, en ook als een deel van Gods heilige natie zijn zij vreemdelingen en tijdelijke inwoners en dienen ’een voortreffelijk gedrag onder de natiën te bewaren’ (2:4-12)

1. Op juiste wijze onderworpen zijn (2:13–3:6)

a. Aan een koning en aan stadhouders (2:13-17)

b. Huisknechten aan hun eigenaars, zelfs indien die moeilijk te behagen zijn; aan Christus een voorbeeld nemen wanneer men onrechtvaardig lijdt (2:18-25)

c. Vrouwen aan hun man (3:1-6)

(1). Kunnen ongelovige man door goed gedrag winnen (3:1, 2)

(2). Niet uiterlijke versiering, maar stille en zachtaardige geest is belangrijk; Sara navolgen (3:3-6)

2. Mannen moeten hun vrouw eer toekennen (3:7)

3. Allen moeten gelijkgezind zijn, broederlijke liefde aan de dag leggen en geen kwaad met kwaad vergelden; zelfs als men ter wille van de rechtvaardigheid zou lijden, zal men gelukkig zijn; gereed zijn om de hoop te verdedigen; een goed geweten behouden (3:8-22)

4. Dezelfde gezindheid als Christus bezitten en zich rein houden van de verdorven praktijken van de natiën (4:1-6)

5. Aangezien „het einde van alle dingen” nabij is gekomen, moet men gezond van verstand en waakzaam met het oog op gebeden zijn, intense liefde voor medechristenen hebben, gastvrij zijn en elkaar opbouwen (4:7-11)

6. Om de naam van Christus lijden, maar nooit als wetsovertreder (4:12-19)

7. In de gemeente moeten de juiste onderlinge betrekkingen worden bewaard (5:1-5)

a. De oudere mannen moeten de kudde gewillig weiden; niet over de schapen heersen, maar voorbeelden voor hen zijn (5:1-4)

b. De jongere mannen moeten aan de oudere mannen onderworpen zijn; allen moeten zich met ootmoedigheid des geestes omgorden (5:5)

8. Zich onder de hand van God vernederen; standpunt tegen de Duivel innemen (5:6-11)

III. Tot besluit een aanmoediging en groeten (5:12-14)

TWEE PETRUS

Het doel van Petrus’ tweede brief was christenen te helpen hun roeping en verkiezing vast te maken en zich niet door valse leraren en goddeloze mensen binnen de gemeente op een dwaalspoor te laten brengen (2 Petr. 1:10, 11; 3:14-18). Christenen worden aangespoord geloof, deugd, kennis, zelfbeheersing, volharding, godvruchtige toewijding, broederlijke genegenheid en liefde te hebben (2 Petr. 1:5-11), en worden vermaand om acht te geven op het geïnspireerde „profetische woord” (2 Petr. 1:16-21). Voorbeelden uit het verleden, toen Jehovah het oordeel aan goddeloze personen voltrok, worden aangehaald om te laten zien dat degenen die het pad van rechtvaardigheid verlaten, niet aan Gods gramschap zullen ontkomen (2 Petr. 2:1-22). Ongeacht wat spotters in de „laatste dagen” ook mogen zeggen, toch is de komst van Jehovah’s dag, een dag waarop goddeloze mensen terechtgesteld zullen worden, net zo zeker als datgene wat over de wereld in Noachs dagen kwam. Ook is Gods belofte van nieuwe hemelen en een nieuwe aarde betrouwbaar en dient christenen aan te sporen zich ijverig in te spannen om van Gods standpunt uit bezien onbesmet bevonden te worden. — 2 Petr. 3:1-18.

OVERZICHT VAN DE INHOUD

I. Begroeting (1:1)

II. Christenen worden herinnerd aan vereisten voor het verkrijgen van Gods goedkeuring en de ingang in het koninkrijk (1:2–3:18)

A. Geloof, deugd, kennis, zelfbeheersing, volharding, godvruchtige toewijding, broederlijke genegenheid en liefde zijn noodzakelijk (1:2-15)

B. Christenen moeten acht geven op het profetische woord, dat een produkt van Gods geest is en dat door middel van het transfiguratievisioen des te vaster is gemaakt (1:16-21)

C. Christenen moeten op hun hoede zijn voor valse leraren en andere verdorven personen (2:1-22)

1. Er zullen valse leraren onder christenen opstaan; zij zullen het oordeel niet ontvlieden, zoals blijkt uit datgene wat ongehoorzame engelen, de wereld in Noachs dagen alsook Sodom en Gomorra overkwam (2:1-10)

2. Beschrijving van degenen die begerig zijn het vlees te verontreinigen en op heerschappij neerzien (2:10-19)

3. Wie zich van het pad der rechtvaardigheid afwendt, lijkt op een hond die tot zijn uitbraaksel terugkeert en op een gebade zeug die teruggaat om zich in de modder te rollen (2:20-22)

D. Christenen moeten Jehovah’s dag en de belofte van nieuwe hemelen en een nieuwe aarde in gedachte houden (3:1-18)

1. De komst van Jehovah’s dag is zeker; spotters negeren de vernietiging der goddelozen in de dagen van Noach (3:1-7)

2. Jehovah is niet traag, maar geduldig, doordat hij personen in de gelegenheid stelt berouw te hebben en aan de vernietiging te ontkomen (3:8-10)

3. Met het oog op de komende vernietiging en de invoering van nieuwe hemelen en een nieuwe aarde is het noodzakelijk een juist gedrag aan de dag te leggen en zich ervoor te hoeden op een dwaalspoor te worden gebracht (3:11-18)

Zie het boek „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”, blz. 251-256.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen