Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w62 1/6 blz. 324-328
  • Een hartelijke geneesheer tekent het evangelie op

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Een hartelijke geneesheer tekent het evangelie op
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1962
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • DE GELEERDE ARTS
  • ’GOED NIEUWS VOOR DE ARMEN’
  • ANDERE UNIEKE KENMERKEN
  • De arts Lukas doet het beste werk
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1982
  • Bijbelboek nummer 42 — Lukas
    „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”
  • Juweeltjes uit Lukas’ evangelie
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1989
  • Lukas — Een geliefde medewerker
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2007
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1962
w62 1/6 blz. 324-328

Een hartelijke geneesheer tekent het evangelie op

EEN indrukwekkend verhaal dat goed is verteld. Dit kan vooral van het verslag worden gezegd dat de hartelijke geneesheer van het goede nieuws heeft gegeven. Ja, het uitgebreidste verslag over Jezus’ leven wordt door „de geliefde geneesheer Lucas” gegeven, zoals Paulus hem liefdevol noemt. Volgens autoriteiten zoals McClintock & Strong’s Cyclopædia heeft Lukas’ evangelie de meeste letterkundige waarde van alle vier evangeliën. — Kol. 4:14.

Zijn evangelie brengt aan het licht dat Lukas zowel een zeer ontwikkelde als een buitengewoon hartelijke geneesheer is geweest. Hoewel zijn naam er niet in voorkomt, getuigen alle vroege, christelijke schrijvers eenstemmig dat hij het heeft geschreven. Verder wordt door de schrijfstijl van het gehele evangelie te kennen gegeven dat het van hem is.

Jezus had zijn discipelen de verzekering gegeven dat de heilige geest hen in alle waarheid zou leiden, een belofte die ongetwijfeld ook van toepassing was op de metgezellen van de apostelen die God in zijn goedgunstigheid wenste te inspireren om aan het schrijven van de christelijke Griekse geschriften een aandeel te hebben, zoals Markus, Lukas, Jakobus en Judas. Dit wilde echter niet zeggen dat deze schrijvers louter automaten waren. Uit alles blijkt veeleer dat hun een zekere mate van vrijheid werd gegeven met betrekking tot datgene wat zij zouden schrijven en ook met betrekking tot de stijl van hun geschriften. Gods geest leidde hen hier echter bij, zodat datgene wat zij optekenden, werkelijk de waarheid was. — Joh. 16:13.

Lukas was naar alle waarschijnlijkheid een vergriekste jood. Argumenten dat hij geen jood was, berusten voornamelijk op de onderstelling dat Paulus te kennen wenste te geven dat Lukas niet besneden was door hem in een opsomming van personen na de „besnedenen” te vermelden. Dit vormt echter een zeer zwak bewijs, vooral met het oog op het feit dat „de woorden Gods” alleen aan de joden werden „toevertrouwd”. Wanneer Lukas geen jood was, zou hij onder de bijbelschrijvers een unieke plaats hebben ingenomen. — Kol. 4:11, 14; Rom. 3:2.

DE GELEERDE ARTS

Oude berichten delen ons mee dat Lukas een ontwikkelde inwoner van Antiochië in Syrië, een grote stad in zijn dagen, was. Uit het door hem geschreven boek Handelingen blijkt duidelijk dat hij goed met deze stad bekend was. Zijn klassieke inleiding, zijn verzorgde stijl en zijn uitgebreide woordenschat — groter dan die van de andere drie evangelisten samen — vormen kenmerken die wij van een dergelijke arts zouden kunnen verwachten.

Lukas gebruikt meer dan driehonderd medische uitdrukkingen, of woorden waaraan hij een medische betekenis toekent, die de andere schrijvers van de christelijke Griekse geschriften óf in het geheel niet óf niet in een medische betekenis hebben gebruikt. In Lukas 5:12 lezen wij bijvoorbeeld: „Zie, daar was een man, vol melaatsheid.” De andere schrijvers die deze gebeurtenis verhalen, gebruiken hetzelfde woord voor melaatsheid dat Lukas in Lukas 17:12 gebruikte om de geschiedenis van de tien melaatsen op te tekenen. Voor de anderen was melaatsheid melaatsheid, maar Lukas dacht hier anders over; deze man had een speciale, ernstiger of verder ontwikkelde vorm van melaatsheid. Het Griekse woord dat hij gebruikte om de ziekte van de bedelaar Lazarus te beschrijven en dat met „vol zweren” is vertaald, is ook uniek voor Lukas. Alleen Lukas vertelt ons dat Petrus’ schoonmoeder door „zware koorts” was bevangen. — Luk. 16:20; 4:38.

Uit welke bronnen heeft Lukas, die geen ooggetuige was geweest van datgene wat hij optekende, zijn materiaal geput? Hij zegt zelf dat hij ’alles van meet aan nauwkeurig is nagegaan’. Het is heel aannemelijk dat hij met Matthéüs’ evangelie op de hoogte was, daar dit verscheidene jaren vóór het evangelie van Lukas werd opgetekend. Door bemiddeling van de apostel Paulus zou hij ook de notities geraadpleegd kunnen hebben welke Markus had gemaakt, die hier op zijn beurt vele inlichtingen in had verwerkt welke hij rechtstreeks van de apostel Petrus had ontvangen. Het is bovendien zeer aannemelijk dat Lukas persoonlijk van Jezus’ moeder Maria inlichtingen heeft ontvangen, terwijl hij ook de door Johannes’ broer Jakobus gemaakte aantekeningen geraadpleegd kan hebben — een stelling die met het oog op de inhoud van zijn evangelie beslist niet ongegrond genoemd kan worden. Door het besluit van het boek Handelingen wordt te kennen gegeven dat zijn evangelie tussen de jaren 56 en 58 n. Chr. werd geschreven. — Luk. 1:1-3.

Hoewel Lukas minder geneigd was om personen bij hun naam te noemen dan sommige van de andere evangelieschrijvers, was hij toch angstvallig nauwgezet. Daar hij degenen voor wie hij zijn bericht optekende, in gedachten had, stelde hij het zich ten doel de gebeurtenissen met de wereldlijke geschiedenis in verband te brengen. Zo vertelt hij ons dat Johannes zijn bediening begon „in het vijftiende jaar van de regering van keizer Tiberius, toen Pontius Pilatus stadhouder over Judéa was, en Herodes viervorst over Galiléa, en zijn broeder Philippus viervorst over Ituréa en het land Trachonítis, en Lysánias viervorst over Abiléne”. Hoe zou hij het nog duidelijker hebben kunnen zeggen? — Luk. 3:1, 2; 1:5; 2:1.

Voor wie schreef Lukas zijn bericht? Niet voornamelijk voor de joden zoals Matthéüs, en ook niet voornamelijk voor de Romeinen, zoals Markus, maar voor de „mensen van goede wil” van alle natiën. Passend voert hij het geslachtsregister van Jezus terug tot „Adam, den zoon van God”. Hij toont aan dat Christus het middel is waardoor ’de sluier van de natiën wordt verwijderd’ en zegt dat ’alle vlees het heil Gods zal zien’. — Luk. 2:14, PC; 3:38; 2:29-32, NW; 3:6.

’GOED NIEUWS VOOR DE ARMEN’

Bij het optekenen van zijn evangelie, bediende Lukas zich voor één derde van zijn bericht van de verhaaltrant, terwijl hij twee derde ervan aan het gesproken woord wijdde. Hij maakt van elf gelijkenissen of illustraties en van zes wonderen melding die de andere drie evangelieschrijvers buiten beschouwing hebben gelaten. Alles bij elkaar genomen komt 59 percent van zijn evangelie — ongeveer 540 verzen — uitsluitend in zíjn verslag voor.

Lukas schijnt het thema van zijn boek aan te geven door er melding van te maken dat Jezus op een sabbat naar zijn vaderstad Nazareth ging, er de synagoge binnenstapte en de profetie las en op zichzelf van toepassing bracht: „Jehovah’s geest is op mij, omdat hij mij heeft gezalfd om de armen goed nieuws bekend te maken”, enzovoorts. — Luk. 4:17-21.

Lukas schijnt zich speciaal te hebben beziggehouden met de armen, de onderdrukten en de slachtoffers van vooroordeel. Als arts voelde hij zich geneigd om vooral vrouwen en kinderen te geven wat hun toekwam. Zo merken wij op dat alleen Lukas melding maakt van Elisabeths onvruchtbaarheid, haar ontvangenis en de geboorte van Johannes, en ook van Gabriëls verschijning aan Maria, haar antwoord dat zij nooit omgang met een man had gehad en haar loflied. Het kon alleen maar in de geest van een arts opkomen om te vermelden dat Elisabeths kind in haar schoot opsprong toen Maria tot haar sprak. Alleen Lukas vertelt over Jezus’ besnijdenis, hoe hij in de tempel werd voorgesteld en hoe de bejaarde profetes Anna getuigenis aflegde van het feit dat Jezus de hoop van Israël was. Alle inlichtingen die wij over de jeugd van zowel Johannes de Doper als Jezus bezitten, hebben wij aan Lukas te danken. — De hoofdstukken 1 en 2.

Op bijna elke bladzijde komen aanwijzingen voor waaruit Lukas’ sympathie en begrip voor het zwakkere geslacht blijkt. Alleen Lukas vertelt ons over het verdriet van de weduwe van Naïn toen zij haar enige zoon verloor en dat Jezus hem opwekte. Ook treffen wij alleen in zijn evangelie het verslag aan van de zondige vrouw die Jezus’ voeten — tot ergernis van de Farizeeër die zijn gastheer was — zalfde. Alleen Lukas maakt er melding van dat vrouwen Jezus vergezelden en dienden, terwijl ook alleen hij de schitterende raad heeft opgetekend die Jezus aan alle vrouwen heeft gegeven die geneigd zijn om hun geestelijke belangen te verwaarlozen ten einde voor de fysieke behoeften van hun man te zorgen, zoals Martha dit in tegenstelling tot Maria deed. Ook was het Lukas die het incident verhaalde van een vrouw die uitriep: „Zalig de schoot, die U heeft gedragen, en de borsten, die Gij hebt gezogen” en het incident in de synagoge, waar Jezus een vrouw genas die achttien jaar kreupel was geweest. Zo lezen wij ook dat Jezus op zijn weg naar Golgotha werd gevolgd door „een grote menigte van volk en van vrouwen, die zich op de borst sloegen en over Hem weeklaagden”. Jezus had zich toen tot de vrouwen gewend met de woorden: „Dochters van Jeruzalem, weent niet over Mij.” — Luk. 11:27, 28; 23:27, 28.

Als een hartelijke geneesheer toont Lukas in zijn gehele evangelie zijn medegevoel of empathie. Tot de andere onderdrukten — de vrouwen namen in Jezus’ dagen een onderdrukte positie in — behoorden de Samaritanen, de belastinginners en degenen die in moreel opzicht waren afgedwaald. Matthéüs was een verachte belastinggaarder geweest, maar wij zouden dit nooit uit Lukas’ verslag te weten zijn gekomen. Wanneer Lukas over Matthéüs’ feest als belastinginner spreekt, geeft hij hem een andere naam, Levi, terwijl hij aan Levi berouw en edelmoedigheid toeschrijft en daarbij toch Matthéüs spaart! Alleen Lukas heeft Jezus’ gelijkenis opgetekend van de twee mannen die naar de tempel gingen om te bidden, namelijk de Farizeeër en de belastinginner, en daarbij vermeld hoe niet de zelf rechtvaardige Farizeeër, maar de berouwvolle belastinginner door God werd gehoord. Het ontroerende verhaal van de kleine Zachéüs, een oppertollenaar die in een boom was geklommen om Jezus te zien en tot wie Jezus zei dat hij in zijn huis de maaltijd zou gebruiken, treffen wij ook alleen maar in Lukas’ evangelie aan.

Ten einde de Samaritanen te geven wat hun toekwam, vermeldde alleen Lukas Jezus’ gelijkenis van de barmhartige Samaritaan die de geslagen en beroofde man hielp, en ook de geschiedenis van de tien melaatsen van wie alleen de Samaritaan terugkeerde om God voor zijn genezing te danken. Jezus’ gelijkenis van de rijke man en Lazarus, ’door middel waarvan Jezus de tegenstelling illustreerde welke er tussen de geestelijken van zijn tijd en degenen die naar rechtvaardigheid hongerden en dorstten, bestond, was van dezelfde strekking. En voor de geschiedenis die terecht het „mooiste korte verhaal dat ooit is geschreven” is genoemd, namelijk, de gelijkenis van de verloren zoon, zijn wij wederom Lukas dank verschuldigd — nog een schitterende tentoonspreiding van erbarming.

Men heeft in dit verband opgemerkt dat Lukas’ evangelie door vele opvallende tegenstellingen wordt gekenmerkt die onmiddellijk een heldere geest en een warm kloppend hart verraden. Hiertoe behoren onder andere de tegenstelling tussen Simon de Farizeeër en de zondige vrouw; Maria en Martha; de dankbare melaatse en de negen ondankbare lepralijders; de barmhartige Samaritaan en de priester en leviet; de rijke man en de bedelaar Lazarus; de in de tempel biddende Farizeeër en de tollenaar; de verloren zoon en zijn oudere broer; de kwaaddoener die aan Jezus vroeg of deze hem wilde gedenken en de andere boosdoener die Jezus beschimpte.

ANDERE UNIEKE KENMERKEN

Als een van de andere unieke kenmerken van Lukas’ evangelie moet worden opgemerkt dat hij ons een afgerond en evenwichtig verslag heeft gegeven. Matthéüs legde de nadruk op Jezus’ prediking, Markus op Jezus’ activiteiten en Johannes op Jezus’ intieme gesprekken, maar Lukas heeft getracht een werkelijk representatief bericht op te tekenen, hetgeen er ongetwijfeld de reden voor vormt waarom zijn verslag het langste is van de vier evangeliën. Zo merken wij op dat hij slechts één van de wonderen vermeldt waarbij sprake is van het voeden van grote mensenmenigten, dat hij slechts een gedeelte van de Bergrede heeft opgetekend en Jezus’ vervloeking van de schriftgeleerden en Farizeeën slechts gedeeltelijk heeft weergegeven.

Hierdoor was er voor hem ruimte beschikbaar om behalve over de hiervoor genoemde dingen, over de eerste grote visvangst te spreken die de discipelen als gevolg van Jezus’ aanwijzingen meemaakten, waarna zij allen hun netten verlieten om Jezus te volgen; de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester, die van de ponden en die waarin wordt aangetoond dat, hoe meer men vergeeft, hoe meer liefde men ontwikkelt; ook het uitzenden van de zeventig evangelisten; de verwijzing naar het Koninkrijksverbond; Jezus’ latere bediening in Judéa en Perea; Jezus’ profetie dat Jeruzalem door puntige palen zou worden omringd en het verslag van de twee Emmausgangers die Jezus op de ochtend van zijn opstanding ontmoette.

In overeenstemming met zijn thema van troost voor de onderdrukten, bemerken wij dat Lukas enerzijds minder over ziekten en kwalen spreekt dan Matthéüs en Markus en het anderzijds meer over gezondmaking en genezing heeft dan deze twee. Het is opvallend dat hij de enige is die er melding van maakt dat Jezus het oor van de slaaf van de hogepriester genas nadat Petrus het er had afgeslagen, hoewel de andere drie wel zeggen dat Petrus het oor afhieuw en vermelden hoe Jezus hem daarna bestrafte. Lukas verwijst eveneens veel vaker naar vreugde en blijdschap dan Matthéüs en Markus.

Er is nog één opvallend kenmerk van Lukas’ evangelie dat vermeld dient te worden, en dat is de nadruk die op het gebed wordt gelegd. Lukas vertelt over de menigte die bad terwijl Zacharias in de tempel was, dat Johannes de Doper als antwoord op gebeden om een kind werd geboren en dat Anna de profetes dag en nacht bad. Hij alleen vertelt ons dat Jezus ten tijde van zijn doop bad, dat hij vóór het uitkiezen van de twaalven de gehele nacht in gebed had doorgebracht en dat hij gedurende zijn transfiguratie bad. Jezus’ aansporing om evenals een zekere weduwe wie onrecht was aangedaan, in het gebed te volharden, is eveneens uniek voor Lukas’ verslag. Alleen Lukas spreekt over het verzoek van de discipelen tot Jezus om hun te leren bidden, dat God een engel zond om Jezus als antwoord op zijn gebeden te versterken toen hij in Gethsémane was, over het verzoek van de boosdoener aan zijn zijde (dat in de vorm van een gebed werd gedaan) en over Jezus’ laatste gebed: „Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest.” — Luk. 23:46.

Misschien hebben velen zich met verwondering afgevraagd waarom God vier evangelieberichten heeft laten optekenen. Aan de hand van het voorgaande kunnen wij echter zien hoe individualistisch Lukas’ evangelie is. Ons geloof wordt hierdoor versterkt dat de evangeliën inderdaad afzonderlijke en onderscheiden berichten over het leven van Jezus Christus zijn.

Mocht een opgedragen christen soms denken dat zijn persoonlijkheid wordt verstikt omdat er van hem wordt gevraagd om instructies op te volgen en te doen wat anderen doen, laat hem er dan eens bij stilstaan dat Lukas, die toch dezelfde toewijzing had als Matthéüs, Markus en Johannes, ons een geheel eigen verslag over de feiten van Jezus’ leven heeft gegeven! Hij behoefde hiertoe geen zijpaden te betreden die hem buiten het leven van Jezus zouden voeren en ook behoefde hij niets te verzinnen om zijn verslag zo bijzonder te maken.

Het thema dat Lukas koos — de nadruk die hij op barmhartigheid, erbarming, medegevoel of empathie legde — doordringt ons terdege van de noodzaak om onze Meester wat het aan de dag leggen van deze zelfde hoedanigheden betreft, te imiteren. Indien Jezus, de volmaakte, wonderen verrichtende Zoon van God, zulk een liefdevolle zorg aan de dag kon leggen, zijn wij stellig verplicht dit in nog grotere mate te doen, daar wij zelf in vele opzichten tekort schieten en barmhartigheid en erbarming nodig hebben. Gods Woord is waarlijk ’een lamp voor onze voet en een licht op ons pad’. — Ps. 119:105.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen