De gewilligen van hart in Spanje spelen het „onmogelijke” klaar
JEHOVAH’S GETUIGEN hadden sedert 1919 in Spanje gepredikt. Toen brak in 1936 de burgeroorlog uit en kwam hun werk vrijwel stil te liggen. De autoriteiten namen het kleine bijkantoor van het Wachttorengenootschap in Madrid over en legden beslag op de drukkerij-uitrusting. De buitenlandse pioniers, of volle-tijdpredikers, moesten uit het land vluchten om niet in de gevangenis te belanden. In het voorjaar van 1939 had generaal Franco de oorlog gewonnen en werd het land een katholieke fascistische dictatuur opgelegd. De enige religieuze organisatie die wettig en in het openbaar mocht functioneren, was de Rooms-Katholieke Kerk. Zouden Jehovah’s Getuigen onder zulke omstandigheden ooit weer grond onder de voeten kunnen krijgen?
Voor de geïsoleerde groepjes Spaanse Getuigen destijds leek een herstel onmogelijk. Toch kregen Jehovah’s Getuigen in 1970, na 34 jaar ondergrondse activiteit „in de catacomben”, eindelijk wettelijke erkenning in Spanje. Na even zoeken vonden zij een gebouwtje in Barcelona dat als centraal kantoor en Bethelhuis voor het personeel van hun hoofdbureau dienst zou doen. Die oorspronkelijke Bethelfamilie begon met slechts twaalf leden. In 1972, toen het verbouwde gebouw door N. H. Knorr (de toenmalige president van het Wachttorengenootschap) werd ingewijd, predikten in Spanje elke maand gemiddeld 15.668 Getuigen. Vier jaar later was dat aantal verdubbeld tot meer dan 36.000! De Bethelfaciliteiten in Barcelona waren alweer te klein voor de bestaande behoeften. Maar waar zou een geschikt groter perceel te vinden zijn?
Een van de problemen was, dat er een bestemmingsplan rust op bouwgrond. Normaal gesproken zijn bepaalde terreinen alleen voor industriële bebouwing bestemd of uitsluitend voor woningbouw. Wat men nodig had, was een stuk land dat voor beide doeleinden kon worden gebruikt, aangezien de leden van de Bethelfamilie die in de drukkerij, werkplaatsen en kantoren werken ook in hetzelfde gebouwencomplex wonen. Het hele land werd betrokken in een speurtocht naar een geschikt terrein om er een gebouw neer te zetten of naar een bestaand gebouw dat toereikend zou zijn voor toekomstige expansie. De maanden en jaren gingen voorbij zonder dat men werkelijk iets vond.
In 1980 werd de impasse eindelijk doorbroken. Ongeveer 24 kilometer buiten Madrid, aan de rand van het dorp Ajalvir, werd een groot fabrieksgebouw met vijf vleugels gevonden. Het gebouw was vrijwel gloednieuw en slechts gedeeltelijk afgewerkt, en de plaatselijke autoriteiten waren bereid daar een gemengd gebruik toe te staan. Maar er was één groot probleem — de financiën.
Hoe zouden de broeders reageren?
Ruim dertig jaar had de Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania in de Verenigde Staten het predikingswerk in Spanje gefinancierd. Maar wegens enorme uitgaven ten gevolge van de uitbreiding op het hoofdkantoor in Brooklyn in die tijd kon het Genootschap onmogelijk nieuwe Bethelfaciliteiten in Spanje financieren. Wilde Spanje een nieuwe bijkantooraccommodatie krijgen, dan zouden de Spaanse Getuigen die zelf moeten financieren. Dit was een nieuwe uitdaging van veel grotere proporties dan alles waarmee men in het Spaanse veld ooit was geconfronteerd. Het scheen zelfs onmogelijk dat de Spaanse broeders met hun betrekkelijk lage lonen voldoende geldmiddelen zouden kunnen bijdragen om de kosten van deze onderneming te dekken.
Maar misschien herinnert u zich wat er gebeurde toen de Israëlieten in de dagen van Mozes het voorrecht kregen een tabernakel te bouwen voor de aanbidding van Jehovah. Mozes had tegen de Israëlieten gezegd: „Zamelt uit uw midden een bijdrage voor Jehovah in. Iedereen met een gewillig hart brenge haar als een bijdrage voor Jehovah.” Vrijwillig gaven zij goud, zilver, edelstenen en andere voorwerpen (Exodus 35:5-9). Op dezelfde openhartige wijze werd de kwestie voorgelegd aan de 751 gemeenten in Spanje. Tijdens de districtscongressen in 1980 werd de noodzaak duidelijk uiteengezet. Wat was de reactie?
Na het eind van de congressen stonden de mensen in de rij om hun juwelen, gouden en zilveren ringen en armbanden bij te dragen. Op het congres in San Sebastián gaf een bejaarde zuster een zware gouden armband af. Toen haar werd gevraagd of zij zeker wist dat zij een zo kostbaar voorwerp wilde schenken, antwoordde zij: „Broeder, het is aan het nieuwe Bethelhuis beter besteed dan aan mijn pols!”
Een jong echtpaar schonk geld dat zij hadden bestemd voor hun huwelijksreis. Een oudere zuster kwam een stapel vochtige, muffe bankbiljetten brengen die zij door de jaren heen onder de vloer van haar huis had verborgen.
De ene week na de andere verstreek en mannen en vrouwen, jong en oud, rijk en arm schonken met een gewillig hart een bijdrage opdat Spanje de benodigde nieuwe Bethelfaciliteiten kon krijgen. Zelfs speciale pioniers, die slechts een geringe maandelijkse toelage ontvangen, droegen het hunne bij. Ook kinderen stuurden hun bijdrage naar het bijkantoor. Een tienjarige verklaarde: „Ik ben de oudste van vijf kinderen en wij hebben gehoord dat wij geld mogen sturen voor het nieuwe Bethel. Wij willen graag het geld geven dat in onze spaarpot zit. Het is wel niet zo erg veel, maar wij denken dat jullie er toch wel iets voor kunnen kopen.” Ook regelden jonge mensen het op allerlei manieren zo dat zij geld konden verdienen om naar het Genootschap te sturen. Een tiener die voor een gitaar aan het sparen was, schonk het geld voor het Bethelproject.
Nieuwe uitdagingen
De Spaanse broeders reageerden zo positief dat wat onmogelijk had geschenen werkelijkheid werd. Het fabrieksgebouw werd in oktober 1980 gekocht. Maar nu deden zich nieuwe uitdagingen voor. Het onvoltooide gebouw moest nu worden verbouwd en afgemaakt. Er zouden aparte woningen moeten worden gebouwd. Er moest een bouwploeg van vrijwilligers worden gevormd. Er waren specialisten nodig om te tekenen, ontwerpen en bouwen, voor de elektriciteit en voor het loodgieterswerk. Op het eerste gezicht leek dit allemaal onmogelijk. Maar het was al net zo’n uitdaging als die waarvoor Mozes zich bij de bouw van de tabernakel geplaatst zag. Dus ging de volgende oproep voor vrijwilligers uit: „Laten alle wijzen van hart onder u komen en alles vervaardigen wat Jehovah geboden heeft” (Exodus 35:10). Nu waren er deskundigen nodig voor de Bethelbouw, en ging er een soortgelijke oproep uit voor gewillige werkers.
Een speciale pionier, een ingenieur, werd met vrouw en kind naar de bouw gehaald en heeft er verscheidene jaren gewerkt. Een broeder uit Madrid, een bevoegd technisch architect, bood eveneens zijn diensten aan voor de kwaliteitsbewaking van de bouw. Ook een architect in Barcelona die geen Getuige is, werd ertoe bewogen zijn diensten vrijwillig aan te bieden voor een aantal weekends. Er waren onder Jehovah’s Getuigen in Spanje echter betrekkelijk weinig van dergelijke specialisten beschikbaar. Maar er kwam ook deskundige hulp van buiten Spanje. Er meldden zich broeders uit heel wat landen — uit Griekenland, Duitsland, Zweden, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten, om er slechts enkele te noemen.
Er waren echter niet alleen deskundigen met een gewillig hart nodig, maar ook honderden permanente en tijdelijke vrijwilligers om de reusachtige hoeveelheid handenarbeid te verrichten en ook voor het huishoudelijke werk — koken, wassen en schoonmaken. Hoe reageerden de Getuigen? Net als de Israëlieten die vanuit een gewillig hart reageerden. — Exodus 35:20-35.
Gedurende de drie jaren die het vergde om het project te voltooien, hebben duizenden Getuigen uit heel Spanje vrijwillig aangeboden om als volle-tijdwerkers of in weekends en vakanties te komen helpen in Ajalvir. En hun voortreffelijke hulp en voorbeeld werd tevens een getuigenis. Hoe dat zo? Gedurende een periode van tien maanden zetten de oorspronkelijke eigenaars van de fabriek hun bedrijf voort in twee van de vleugels van het gebouw terwijl de Getuigen aan de rest van het project werkten. De vroegere eigenaars raakten zo onder de indruk van de ijver en het gedrag van de broeders dat zij in hun bedrijf als beleid invoerden dat alle toekomstige werknemers Getuigen moesten zijn — en daaraan hebben zij zich gehouden!
Het „onmogelijke” volbracht
In de herfst van 1982 werd een streefdatum vastgesteld voor de voltooiing van de nieuwe Bethelfaciliteiten — 9 oktober 1983. De maanden vlogen om en het leek een formidabele opgaaf. Het was al heel wat om voor elkaar te krijgen dat het hoofdgebouw en de wooneenheden er als een Bethelcomplex gingen uitzien, maar de duizenden details afwerken was nog een heel ander verhaal. Tot diep in de nacht van zaterdag 8 oktober waren er nog vrijwilligers aan het werk om de laatste hand te leggen aan de marmeren vloeren en spiegelplafonds in de lobby. Maar op de ochtend van 9 oktober — de dag van de inwijding — stond daar dan toch op de top van een heuvel, met uitzicht over een typisch Castiliaans landschap in zijn okergele herfsttinten, het blinkend wit met grijze Bethelcomplex in een decor van groene gazons en kleurige bloemperken.
De honderden bezoekers die uit Spanje en andere oorden kwamen toegestroomd, stonden versteld. Wie zou kunnen geloven dat een organisatie die tot 1970 vrijwel van de kaart geveegd en tot ondergronds werken gedwongen was, slechts dertien jaar later over zo’n prachtig hoofdkantoor zou kunnen beschikken! Jehovah had beslist het woord vervuld dat hij bij monde van de profeet Jesaja gesproken had: „De kleine zelf zal tot duizend worden, en de geringe tot een machtige natie. Ikzelf, Jehovah, zal het te zijner tijd bespoedigen.” — Jesaja 60:22.
Het programma begon al goed met ervaringen en uitspraken van oudgedienden die de beproevingen van de jaren dertig hadden doorgemaakt en van zendelingen die vroeger in Spanje hadden gediend. Vervolgens hield F. W. Franz, de president van het Wachttorengenootschap, een lezing over inwijding en heiliging. Deze verhandeling werd niet alleen door de 956 aanwezigen op het nieuwe Bethel aandachtig gevolgd, maar via een telefoonverbinding ook door meer dan 62.000 personen in twaalf stadions in het gehele land. Door hun schenkingen en vrijwilligerswerk hadden de meeste aanwezigen bijgedragen aan dit schitterende nieuwe Bethelcomplex. Tijdens de jaren van hard werken waren zij zich werkelijk bewust geweest van de woorden van de wijze koning Salomo: „Als Jehovah zelf het huis niet bouwt, is het tevergeefs dat de bouwers ervan er hard aan hebben gewerkt” (Psalm 127:1). Zij behoorden tot de gewilligen van hart die het, met Jehovah’s zegen, allemaal mogelijk hadden gemaakt.
[Illustratie op blz. 10]
Een luchtfoto van het Spaanse Bethelhuis
[Illustratie op blz. 11]
De eerste Spaanse „Ontwaakt!” komt van de M.A.N.-rotatiepers