Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w98 1/4 blz. 22-27
  • Mijn leven als lepralijder — Vreugdevol en geestelijk gezegend

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Mijn leven als lepralijder — Vreugdevol en geestelijk gezegend
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1998
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Ik sluit mij bij Gods volk aan
  • Lepra slaat toe
  • Zij dachten dat ik dood was
  • Tegenstand tegen mijn prediking
  • Druk om mij weg te sturen, houdt aan
  • De lees- en schrijfklas
  • Een Koninkrijkszaal in het kamp
  • Prediken tot lepralijders
  • De vreugde om mijn broeders te dienen
  • Melaatsheid
    Hulp tot begrip van de bijbel
  • Melaatsheid
    Inzicht in de Schrift, Deel 2
  • Melaatsheid
    Verklarende woordenlijst
  • Wat we leren van de wetten over melaatsheid
    Leven en dienen als christenen: werkboek voor vergaderingen 2020
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1998
w98 1/4 blz. 22-27

Mijn leven als lepralijder — Vreugdevol en geestelijk gezegend

ZOALS VERTELD DOOR ISAIAH ADAGBONA

Ik ben opgegroeid in Akure (Nigeria). Mijn familie verbouwde yam, bananen, cassave en cacao. Mijn vader wilde mij niet naar school laten gaan. Hij zei tegen me: „Je bent boer. Niemand zal je ooit vragen yam te lezen.”

TOCH wilde ik leren lezen. ’s Avonds stond ik aan het raam van een huis te luisteren waar enkele kinderen les kregen van een privé-leraar. Dat was in 1940, toen ik ongeveer twaalf was. Wanneer de vader van de kinderen mij zag, schreeuwde hij en joeg mij weg. Maar ik bleef terugkomen. Soms kwam de leraar niet opdagen, en dan sloop ik naar binnen om met de kinderen in hun boeken mee te kijken. Soms mocht ik hun boeken lenen. Zo leerde ik lezen.

Ik sluit mij bij Gods volk aan

Na verloop van tijd kreeg ik een bijbel en las er geregeld in voordat ik naar bed ging. Op een avond las ik Mattheüs hoofdstuk 10, waaruit blijkt dat Jezus’ discipelen door mensen gehaat en vervolgd zouden worden.

Ik herinnerde mij dat Jehovah’s Getuigen bij mij aan de deur waren geweest en slecht waren behandeld. Het leek me dat zij wel eens de mensen konden zijn over wie Jezus had gesproken. De volgende keer dat de Getuigen langskwamen, nam ik een tijdschrift van hen. Toen ik met hen begon om te gaan, werd ik het doelwit van spot. Maar hoe meer de mensen probeerden mij te ontmoedigen, hoe meer ik ervan overtuigd raakte en mij erover ging verheugen dat ik de ware religie had gevonden.

Wat werkelijk indruk op mij maakte, was dat de Getuigen in tegenstelling tot de andere religieuze groeperingen in mijn omgeving hun aanbidding niet vermengden met de gebruiken en tradities van de plaatselijke heidense religie. Mijn vader bijvoorbeeld deed een heiligdom voor de Joruba-god Ogun niet weg, hoewel mijn familie de anglicaanse kerk bezocht.

Nadat mijn vader gestorven was, zou ik het heiligdom erven. Ik wilde het niet hebben, aangezien ik wist dat de bijbel afgoderij veroordeelt. Ik maakte met Jehovah’s hulp geestelijke vorderingen en in december 1954 werd ik gedoopt.

Lepra slaat toe

Eerder dat jaar had ik bemerkt dat mijn voeten opgezwollen waren en ik er geen gevoel meer in had. Als ik op hete kolen stapte, voelde ik geen pijn. Na enige tijd verschenen er roodachtige zweren op mijn voorhoofd en lippen. Noch ik noch mijn familie wist wat er aan de hand was; wij dachten dat het eczeem was. Ik raadpleegde twaalf kruidendokters om genezen te worden. Uiteindelijk vertelde een van hen dat het lepra was.

Wat was dat een schok! Ik was van slag en sliep niet goed. Ik had nachtmerries. Maar mijn kennis van de bijbelse waarheid en mijn geloof in Jehovah hielpen mij de toekomst met vertrouwen tegemoet te zien.

Mensen zeiden tegen mijn moeder dat ik, als ik naar een orakel zou gaan om offers te brengen, beter zou worden. Dat weigerde ik, omdat ik wist dat zoiets Jehovah zou mishagen. Toen de vrienden van mijn moeder beseften dat mijn besluit vaststond, stelden zij haar voor mijn voorhoofd met een kolanoot aan te raken. Vervolgens kon zij de kolanoot aan het orakel aanbieden om die bij offers ten behoeve van mij te gebruiken. Ik wilde daar niet aan meedoen en vertelde haar dat. Uiteindelijk staakte zij haar pogingen om mij bij heidense religie te betrekken.

Tegen de tijd dat ik naar het ziekenhuis ging, bevond de lepra zich al in een vergevorderd stadium. Ik had over mijn hele lichaam zweren. In het ziekenhuis kreeg ik medicijnen en langzamerhand herstelde mijn huid zich.

Zij dachten dat ik dood was

Maar mijn problemen waren nog lang niet voorbij. Mijn rechtervoet raakte ernstig geïnfecteerd en in 1962 moest hij geamputeerd worden. Na de operatie deden zich medische complicaties voor. De artsen verwachtten niet dat ik in leven zou blijven. Een blanke missiepriester kwam om mij de laatste sacramenten toe te dienen. Ik was te zwak om te spreken, maar een verpleegster vertelde hem dat ik een van Jehovah’s Getuigen was.

De priester zei tegen me: „Wilt u van religie veranderen en katholiek worden zodat u naar de hemel kunt?” Ik moest inwendig lachen. Ik vroeg Jehovah in gebed of hij mij de kracht wilde geven om te kunnen antwoorden. Met grote inspanning lukte het mij „nee!” te zeggen. De priester draaide zich om en liep weg.

Mijn toestand verslechterde zo erg dat het ziekenhuispersoneel dacht dat ik dood was. Zij bedekten mijn gezicht met een laken. Zij brachten mij echter niet naar de lijkenkamer, aangezien een arts of een verpleegster eerst moest vaststellen dat ik dood was. Er was geen dienstdoende arts, en de verpleegsters waren allemaal naar een feestje. Dus lieten zij mij ’s nachts in de ziekenzaal achter. Toen de arts de volgende ochtend zijn ronde deed, kwam er niemand aan mijn bed omdat ik nog steeds onder het laken lag en voor dood werd gehouden. Uiteindelijk zag iemand dat het „lijk” onder het laken bewoog!

Welnu, ik herstelde en in december 1963 werd ik naar de Abeokuta Leprosy Hospital Settlement in Zuidwest-Nigeria overgebracht. Sindsdien woon ik daar.

Tegenstand tegen mijn prediking

Er waren ongeveer 400 lepralijders in de leprakolonie toen ik er kwam, en ik was de enige Getuige. Ik schreef naar het Genootschap en zij reageerden prompt door gemeente Akomoje te vragen contact met mij op te nemen. Ik heb dus nooit het contact met de broeders verloren.

Zodra ik in de leprakolonie aankwam, begon ik te prediken. De plaatselijke predikant was daar niet blij mee, en hij gaf mij aan bij de welzijnswerker die de leiding over het kamp had. De welzijnswerker was een oudere man uit Duitsland. Hij vertelde mij dat ik niet gerechtigd was de bijbel te onderwijzen, omdat ik geen opleiding of diploma daarvoor had; aangezien ik onbevoegd was, zou ik mensen niet goed onderwijzen. Als ik ermee zou doorgaan, zou ik uit de leprakolonie weggestuurd kunnen worden en geen medische behandeling meer krijgen. Hij gaf mij geen kans om iets terug te zeggen.

Vervolgens stelde hij de regel in dat niemand de bijbel met mij mocht bestuderen. Als gevolg daarvan kwamen degenen die belangstelling hadden getoond, niet meer naar mij toe.

Ik legde de kwestie in gebed aan Jehovah voor en vroeg hem om wijsheid en leiding. De volgende zondag ging ik naar de baptistenkerk in de leprakolonie, maar ik nam niet deel aan de religieuze dienst. Tijdens de dienst was er voor de aanwezigen gelegenheid tot het stellen van vragen. Ik stak mijn hand op en vroeg: „Als alle goede mensen naar de hemel gaan en alle slechte mensen ergens anders heen, waarom zegt Jesaja 45:18 dan dat God de aarde gemaakt heeft om bewoond te worden?”

Er ging heel wat gemompel in de gemeente op. Ten slotte zei de zendingspredikant dat wij de wegen van God niet kunnen doorgronden. Daarop beantwoordde ik mijn eigen vraag door schriftplaatsen voor te lezen die aantonen dat 144.000 personen naar de hemel zullen gaan, dat de goddelozen zullen vergaan en dat rechtvaardige mensen voor eeuwig op aarde zullen leven. — Psalm 37:10, 11; Openbaring 14:1, 4.

Iedereen klapte uit waardering voor mijn antwoord. De predikant zei toen: „Klap nog maar eens, want deze man kent de bijbel werkelijk.” Na de dienst kwamen sommigen naar mij toe en zeiden: „U weet meer dan de predikant!”

Druk om mij weg te sturen, houdt aan

Dat deed de vervolging grotendeels ophouden, en er kwamen weer mensen bij mij voor bijbelstudie. Maar er bleven tegenstanders die de welzijnswerker onder druk zetten om van mij af te komen. Ongeveer een maand na de kerkdienst riep hij mij bij zich en zei: „Waarom blijft u prediken? In mijn land zijn de mensen niet gesteld op Jehovah’s Getuigen, en hier is het net zo. Waarom bezorgt u mij moeilijkheden? Weet u niet dat ik u kan wegsturen?”

Ik antwoordde: „Papa, ik respecteer u om drie redenen. Ten eerste, omdat u ouder bent dan ik en de bijbel zegt dat wij eerbied moeten hebben voor het grijze haar. De tweede reden waarom ik u respecteer, is dat u uw land hebt verlaten om ons hier te helpen. De derde reden is dat u vriendelijk en edelmoedig bent en mensen in nood helpt. Maar op grond waarvan denkt u dat u mij kunt wegsturen? De president stuurt Jehovah’s Getuigen niet het land uit. De traditionele districtsbestuurder stuurt ons niet weg. Zelfs als u mij uit dit kamp wegjaagt, zal Jehovah nog steeds voor mij zorgen.”

Ik had nog nooit zo onomwonden tegen hem gesproken, en ik kon zien dat het indruk maakte. Hij liep weg zonder een woord te zeggen. Later, toen iemand over mij klaagde, antwoordde hij gefrustreerd: „Ik bemoei me niet meer met deze kwestie. Als u last hebt van zijn prediking, dan bespreekt u dat maar met hem!”

De lees- en schrijfklas

Degenen die de baptistenkerk in het kamp bezochten, bleven tegenstand tegen mijn prediking bieden. Toen kreeg ik een idee. Ik ging naar de welzijnswerker en vroeg of ik een lees- en schrijfklas mocht beginnen. Toen hij vroeg hoeveel ik daarvoor betaald wilde krijgen, zei ik dat ik gratis onderwijs zou geven.

Zij voorzagen in een klaslokaal, een schoolbord en krijt, en ik begon enkele kampbewoners te leren lezen. Ik gaf elke dag les. De eerste dertig minuten gaf ik leeslessen, vervolgens vertelde ik een verhaal uit de bijbel en lichtte het toe. Naderhand lazen wij het verslag in de bijbel.

Eén leerlinge heette Nimota. Zij had intense belangstelling voor geestelijke zaken en stelde steeds zowel in de kerk als in de moskee religieuze vragen. Zij kreeg daar geen antwoord op haar vragen, dus kwam zij met haar vragen naar mij. Uiteindelijk droeg zij haar leven aan Jehovah op en werd gedoopt. In 1966 trouwden we.

De meesten in onze huidige gemeente hebben in die klas leren lezen en schrijven. Ik had niet de wijsheid om met het voorstel voor die klas te komen. Het was echt duidelijk dat Jehovah’s zegen erop rustte. Nadien heeft niemand geprobeerd mij van het prediken af te houden.

Een Koninkrijkszaal in het kamp

Toen Nimota en ik trouwden, kwamen vier van ons geregeld bijeen om De Wachttoren samen te bestuderen. Ongeveer een jaar lang vergaderden wij in de ruimte waar lepreuze wonden werden gewassen. Toen zei de welzijnswerker, die intussen een vriend van mij was geworden, tegen me: „Het is niet goed dat je je God in een behandelingsruimte aanbidt.”

Hij zei dat wij in een lege timmerschuur konden vergaderen. Na verloop van tijd werd die schuur in een Koninkrijkszaal veranderd. In 1992 legden wij er met de hulp van de broeders uit de stad de laatste hand aan. Zoals u op de foto op bladzijde 24 kunt zien, is onze zaal een degelijk gebouw — gepleisterd en geschilderd, met een betonnen vloer en een goed dak.

Prediken tot lepralijders

De leprakolonie is al 33 jaar mijn gebied. Hoe is het om tot lepralijders te prediken? Hier in Afrika geloven de meeste mensen dat alle dingen van God afkomstig zijn. Dus wanneer zij aan lepra lijden, geloven zij dat God daar op de een of andere manier voor verantwoordelijk is. Sommigen zijn erg gedeprimeerd door hun toestand. Anderen zijn kwaad en zeggen: „Praat niet met ons over een God die liefdevol en barmhartig is. Als dat waar was, zou deze ziekte verdwijnen!” Dan lezen wij Jakobus 1:13 en redeneren over deze tekst, waar staat: ’God beproeft niemand met kwade dingen.’ Vervolgens leggen wij uit waarom Jehovah toelaat dat mensen door ziekte worden getroffen, en wij wijzen op zijn belofte van een paradijsaarde, waar niemand ziek zal zijn. — Jesaja 33:24.

Velen hebben gunstig gereageerd op het goede nieuws. Sinds ik naar dit kamp ben gekomen, heeft Jehovah mij gebruikt om meer dan 30 personen tot de opdracht en de doop te helpen, allemaal lepralijders. Velen zijn nadat zij genezen waren naar huis teruggekeerd, en enkelen zijn gestorven. Nu hebben wij 18 Koninkrijksverkondigers, en ongeveer 25 personen wonen geregeld de vergaderingen bij. Twee van ons dienen als ouderling, en wij hebben één dienaar in de bediening en één gewone pionier. Wat ben ik blij te zien dat nu zo velen in dit kamp Jehovah getrouw dienen! Toen ik hier kwam, was ik bang dat ik alleen zou zijn, maar Jehovah heeft mij op een schitterende manier gezegend.

De vreugde om mijn broeders te dienen

Vanaf 1960 tot ongeveer vijf jaar geleden heb ik medicijnen tegen lepra gebruikt. Nu ben ik volkomen genezen, net als de anderen in de gemeente. De lepra heeft haar sporen nagelaten — ik heb mijn onderbeen verloren, en ik kan mijn handen niet strekken — maar de ziekte is verdwenen.

Aangezien ik genezen ben, vragen sommigen waarom ik het kamp niet verlaat en naar huis terugga. Er zijn verschillende redenen waarom ik blijf, maar de voornaamste is dat ik mijn broeders en zusters hier wil blijven helpen. De vreugde om voor Jehovah’s schapen te zorgen, overtreft alles wat mijn familie mij zou kunnen geven als ik naar hen zou teruggaan.

Ik ben zo dankbaar dat ik Jehovah heb leren kennen voordat ik te horen kreeg dat ik aan lepra leed. Anders zou ik misschien zelfmoord hebben gepleegd. Er zijn in de loop der jaren veel moeilijkheden en problemen geweest, maar het waren niet de medicijnen die mij op de been hebben gehouden — het was Jehovah. Wanneer ik over het verleden nadenk, voel ik vreugde; en wanneer ik over de toekomst onder Gods koninkrijk nadenk, voel ik nog meer vreugde.

[Kader op blz. 25]

INFORMATIEBLAD OVER LEPRA

Wat is lepra?

Lepra is een ziekte die veroorzaakt wordt door een bacterie die in 1873 door Armauer Hansen werd geïdentificeerd. Uit waardering voor zijn werk wordt lepra door artsen ook wel de ziekte van Hansen genoemd.

De bacterie tast zenuwen, beenderen, ogen en bepaalde organen aan. Men verliest vaak het gevoel in handen en voeten. Als er niets aan gedaan wordt, kan de ziekte tot ernstige verminking van het gezicht en van de ledematen leiden. Men gaat er zelden aan dood.

Is genezing mogelijk?

Mensen die aan milde vormen van lepra lijden, worden zonder enige behandeling weer beter. De ernstiger gevallen kunnen met medicijnen genezen worden.

Het eerste medicijn tegen lepra, geïntroduceerd in de jaren ’50, werkte langzaam en werd steeds minder doeltreffend omdat de leprabacterie resistentie ertegen ontwikkelde. Er werden nieuwe medicijnen ontwikkeld, en vanaf het begin van de jaren ’80 werd de Multi-Drug Therapy (MDT) wereldwijd de standaardbehandeling. Deze behandeling combineert het gebruik van drie medicijnen — dapson, rifampicine en clofazimine. Hoewel MDT de bacterie doodt, wordt de reeds aangerichte schade er niet door ongedaan gemaakt.

MDT is heel doeltreffend voor de genezing van de ziekte. Het aantal leprozen is dan ook sterk gedaald, van 12 miljoen in 1985 tot ongeveer 1,3 miljoen halverwege 1996.

Hoe besmettelijk is het?

Lepra is niet bijzonder besmettelijk; de meeste mensen hebben een immuunsysteem dat sterk genoeg is om deze ziekte af te weren. Wanneer de besmetting toch optreedt, dan is dat gewoonlijk bij mensen die langdurig in nauw contact hebben gestaan met besmette personen.

Artsen weten niet zeker hoe de bacterie het menselijk lichaam binnenkomt, maar zij vermoeden dat dit via de huid of de neus gebeurt.

De vooruitzichten

Men heeft zich ten doel gesteld dat lepra tegen het jaar 2000 „als volksgezondheidsprobleem geëlimineerd moet zijn”. Dit betekent dat per gemeenschap niet meer dan 1 op de 10.000 personen aan lepra zal lijden. Onder Gods koninkrijk zal de ziekte volkomen verdwenen zijn. — Jesaja 33:24.

Bronnen: Wereldgezondheidsorganisatie; Internationale Federatie van Anti-Leprastichtingen; Manson’s Tropical Diseases, uitgave 1996.

[Kader op blz. 27]

IS LEPRA HETZELFDE ALS DE MELAATSHEID IN BIJBELSE TIJDEN?

In medische leerboeken wordt lepra thans nauwkeurig gedefinieerd; de wetenschappelijke naam voor de betreffende microbe is Mycobacterium leprae. De bijbel is natuurlijk geen medisch leerboek. De Hebreeuwse en Griekse woorden die in veel bijbelvertalingen met „melaatsheid” worden vertaald, hebben een veel ruimere betekenis. De bijbelse melaatsheid bracht bijvoorbeeld niet alleen bij mensen maar ook in kleding en in huizen waarneembare symptomen teweeg, iets wat een bacterie niet kan doen. — Leviticus 13:2, 47; 14:34.

Bovendien komen de symptomen bij mensen die in deze tijd op lepra wijzen, niet precies overeen met de beschrijving van melaatsheid in bijbelse tijden. Sommigen opperen dat de verklaring wellicht gelegen is in het feit dat de aard van ziekten met het verstrijken van de tijd verandert. Anderen menen dat de melaatsheid waarover in de bijbel wordt gesproken, een veelheid van ziekten omvat, waartoe al dan niet de door M. leprae veroorzaakte ziekte behoort.

De Theological Dictionary of the New Testament verklaart dat zowel het Griekse als het Hebreeuwse woord dat gewoonlijk met melaatsheid is vertaald, „betrekking heeft op dezelfde kwaal of groep kwalen . . . Of dit de ziekte is die wij thans lepra noemen, valt te betwijfelen. Maar de exacte medische identificatie van de ziekte oefent geen invloed uit op onze beoordeling van de verslagen over genezingen [van melaatsen door Jezus en zijn discipelen].”

[Illustratie op blz. 24]

De gemeente voor de Koninkrijkszaal in de leprakolonie

[Illustratie op blz. 26]

Isaiah Adagbona en zijn vrouw, Nimota

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen