Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g73 22/6 blz. 21-24
  • Opnieuw wrede vervolging

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Opnieuw wrede vervolging
  • Ontwaakt! 1973
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Weer terug in Malawi
  • Ooggetuigenverslagen
  • De vluchtelingen in Moçambique
  • Rechtgeaarde mensen met afschuw vervuld
  • Getrouw aan God ondanks wrede vervolging
    Ontwaakt! 1976
  • Wat gebeurt er met christenen in Malawi?
    Ontwaakt! 1973
  • Een schokkend verslag van onmenselijke daden
    Ontwaakt! 1973
  • Malawi — Wat is er thans aan de hand?
    Ontwaakt! 1976
Meer weergeven
Ontwaakt! 1973
g73 22/6 blz. 21-24

Opnieuw wrede vervolging

DE TEGENZIN waarmee Jehovah’s getuigen naar Malawi terugkeerden was alleszins gerechtvaardigd. Dit werd duidelijk toen wij vernamen wat er met degenen was gebeurd die waren teruggebracht.

Wat hun wachtte was opnieuw een regime van terreur. Er was niets veranderd. Nog altijd heerste er een vijandige houding tegen hen. De regering van Malawi had geen stappen gedaan om de situatie te verbeteren.

Weer terug in Malawi

Toen de Getuigen op het vliegveld van Lilongwe in Malawi aankwamen, werden degenen die bekendstonden als de leidinggevende opzieners, gearresteerd en in de gevangenis geworpen. Onder hen bevond zich John Chiwele, die de leiding had gehad over het kamp te Sinda Misale, en Lazarus Chirwa, die daar zijn assistent was geweest.

Op het vliegveld werden de Getuigen toegesproken door regeringsfunctionarissen van Malawi. Een van hen was de heer Kumbweza Banda, de minister van het Centrale gebied. Ook aanwezig was de heer Qaniso Chibambo, minister van het Noordelijke gebied. Er werd de Getuigen gezegd dat zij Malawi uit eigen vrije wil verlaten hadden, hetgeen onwaar was, en dat zij uit eigen vrije wil weer naar Malawi waren teruggekomen, hetgeen eveneens onwaar was.

Vervolgens zeiden de functionarissen dat het de bedoeling was dat de Getuigen naar hun respectieve dorpen zouden terugkeren en partijkaarten zouden kopen. Toen een van de Getuigen iets te berde wilde brengen, werd hem de mond gesnoerd. Daarna kregen politiemensen en Jonge Pioniers — leden van de militante jeugdgroep in de Malawi-Congrespartij — het bevel alle Getuigen te fouilleren. Zij namen bijbels, bijbelse lectuur, paspoorten en andere documenten die de Getuigen bij zich hadden in beslag. Hierna moesten de Getuigen naar hun dorpen teruglopen. Zij die heel ver weg woonden, werden met vrachtwagens naar een plaats in de omgeving van hun gebied gebracht en moesten daarna de rest van de afstand lopen.

De Getuigen die familieleden in hun dorpen hadden wonen, konden wel een slaapplaats vinden, maar de meesten moesten buiten in de open lucht slapen; sommigen legden zich met hun kinderen onder de bomen te ruste. Een wreed lot stond hun echter te wachten, zoals weldra bleek. De Londense Sunday Telegraph van 14 januari, waarin een verslag werd gegeven van de radiorede die president Banda bij het begin van het nieuwe jaar had gehouden, verhaalt ons wat er met enkele Getuigen gebeurde. Het bericht luidde als volgt:

„Banda zei dat de Jehovah’s Getuigen er door hun eigen mensen toe waren misleid — naar hij zei — te geloven dat ’iemand, genaamd Armageddon, Malawi op 15 november zou vernietigen en voor hen een nieuwe stad zou bouwen te Lilongwe’.

Terwijl hij nog sprak werden de heer en mevrouw Gorson Kamanga, leden van de sekte van middelbare leeftijd, die naar hun huis in Nkhata Bay aan het Meer waren gerepatrieerd, naakt uitgekleed en vervolgens gedwongen door de straten te lopen daar zij, opnieuw, hadden geweigerd partijkaarten te kopen.

En in een dorp nabij Lilongwe werden tijdens een beestachtige ranseling door Jonge Pioniers de armen en benen van vijf ’gerepatrieerde’ Getuigen gebroken. Bij één man werden er spijkers door zijn handen geslagen. In het Lilongwe Ziekenhuis weigerde men hen te behandelen omdat zij geen partijkaarten hadden.”

Iedereen die enigszins bekend is met de leer van Jehovah’s getuigen weet natuurlijk dat zij nooit hebben geloofd of geleerd dat Armageddon een persoon is. Noch hebben zij ooit geleerd dat Malawi op 15 november vernietigd zou worden, of dat daar voor hen een nieuwe stad zou worden gebouwd.

Dergelijke vijandige opmerkingen aan hun adres wakkerden echter wel de vlammen van de vervolging weer aan. Wederom werden de Getuigen voor de keus geplaatst: wel of geen partijkaart kopen. En als deze ’gerepatrieerde’ Getuigen wegens hun neutrale standpunt inzake politieke aangelegenheden, opnieuw weigerden een kaart te kopen, werden zij op beestachtige wijze mishandeld.

Ooggetuigenverslagen

De berichten hierover zijn niet alleen afkomstig uit buitenlandse kranten. Ze zijn ook vernomen uit de mond van de slachtoffers zelf. Er zijn vele vraaggesprekken gehouden met deze ’gerepatrieerden’ die opnieuw door een golf van terreur werden overspoeld.

Uit deze ooggetuigenverslagen blijkt dat de stamhoofden, dorpshoofden, partij- en regeringsfunctionarissen van elke Getuige die naar zijn dorp terugkeerde, de aanschaf van een partijkaart hebben geëist. Typerend voor wat er is gebeurd zijn de volgende voorvallen:

Een van Jehovah’s getuigen, Gilbert July uit het dorp Chimongo, vertelde: „Op 3 januari 1973 werd er een bijeenkomst georganiseerd voor alle dorpshoofden in het Mchinji-district, voorgezeten door de heer Cheuche, lid van het parlement voor het Mchinji-gebied. Op deze vergadering werd besloten dat als de Getuigen uit Sinda Misale nog steeds zouden weigeren partijkaarten te kopen, er zonder mededogen tegen hen diende te worden opgetreden. Na deze vergadering werden alle broeders en zusters van de gemeente Kandama in het dorp Chimongo (waarvan de heer Duwa het hoofd is) uit hun dorp verjaagd omdat zij weigerden partijkaarten te kopen. De broeders en zusters vluchtten de rimboe in.”

Getuige Rightwell Moses is afkomstig uit het dorp Kachijere, waarvan de heer Mbelwa het hoofd is. Moses vertelde dat zodra de Getuigen naar hun dorp waren teruggekeerd, zij door jongeren wreed werden geslagen omdat zij weigerden partijkaarten te kopen. Hastings Mzamo, de presiderende opziener van de plaatselijke gemeente aldaar, werd zo ernstig mishandeld dat hij zijn gehoor gedeeltelijk is kwijtgeraakt.

Rightwell voegde nog de volgende details aan zijn verslag toe: „Twee dagen nadat wij thuisgekomen waren, kwam de heer Mahara Banda, een lid van het parlement, in het dorp aan en waarschuwde de mensen op een bijeenkomst dat niemand zonder een kaart in het dorp zou mogen blijven. Toen, op 1 januari 1973, kwam de heer Mahara Banda opnieuw met zijn auto naar het dorp, nu met twee jongeren bij zich. De achternamen van deze opgeschoten jongens waren Jere en Tembo. Hij parkeerde zijn auto buiten het dorp en wachtte daar terwijl de jongens het dorp ingingen. De jongens gingen als eerste naar zuster Oliva en mijn dochter Joicy toe, en vroegen naar hun partijkaarten. De zusters waren natuurlijk niet in het bezit van een kaart, wat voor de jongens aanleiding was om hen met hun vuisten te gaan stompen. De kleren werden de jonge zusters van het lijf gescheurd, waarna de jongens hen met stokken op hun blote lichaam begonnen te slaan. Daarna grepen zij de broeders en begonnen ook hen te slaan. Toen zij moe werden, gingen ze terug naar de auto, schreeuwend dat ze zouden terugkomen om de broeders en zusters opnieuw af te ranselen. Zodra zij weg waren, vluchtten de broeders en zusters uit het dorp de rimboe in en verlieten Malawi.”

Een andere Getuige, zuster Likeness Kamanga, was teruggezonden naar haar dorp Vithando, waarvan de heer Chindi hoofd is. Zij vertelt het volgende: „Bij aankomst in ons dorp werden wij uitgenodigd voor een vergadering te Bulale. De bijeengekomenen werden toegesproken door Adamson Dindi, districtsvoorzitter van de Malawi-Congrespartij. Dit was op 4 januari 1973. Twaalf Getuigen, onder wie ook ik, waren op deze vergadering aanwezig. Er werd ons allemaal geboden een partijkaart te kopen. Wij legden echter uit dat wij dat niet zouden doen. De heer Dindi en de andere aanwezigen werden daarop zo woedend dat zij ons geboden Malawi onmiddellijk, op staande voet, te verlaten. Wij mochten niets meenemen. In kleine groepjes trokken wij het oerwoud in. Op de tweede dag van mijn vlucht kreeg ik van mijn familieleden te horen dat een van de Getuigen die de voorgaande dag met ons op de vergadering was geweest, gedood was.”

Geleson Esaya, een Getuige uit het dorp Mwelekela, verhaalt: „Op 2 januari 1973 ontvingen wij de uitnodiging een vergadering bij te wonen die in ons dorp zou worden gehouden. Dorpshoofd Lombwa zou de voorzitter zijn. Wij waren in totaal met twintig Getuigen. In de loop van de vergadering ontvingen wij het bevel kaarten van de Malawi-Congrespartij te kopen; anders zouden wij moeten sterven. Wij legden uit dat wij geen kaart konden kopen. Hij gaf ons daarop het bevel het dorp onmiddellijk te verlaten. Vriendelijk maar vastberaden gaven wij hem ten antwoord dat wij gaarne een brief van hem zouden ontvangen waarin de redenen werden vermeld waarom wij uit het dorp werden verdreven. Hij weigerde dit. Wij besloten toen naar het politiebureau in Mchinji te gaan. Maar in plaats van naar ons te luisteren, gaf de dienstdoende politiebeambte ons de opdracht naar ons dorp terug te keren. Wij hadden zodoende geen ander alternatief meer dan Malawi te verlaten.”

Talloze andere ooggetuigenverslagen maken melding van een zelfde wrede behandeling. Elk van de meer dan honderd Getuigen die zijn ondervraagd, bevestigde dat er van regeringswege niets was gedaan om de vervolging een halt toe te roepen. Zij spraken allen de vrees uit dat de situatie nog erger zou worden. Vele Getuigen zijn daarom opnieuw het oerwoud ingevlucht en hebben Malawi verlaten.

De vluchtelingen in Moçambique

Duizenden getuigen van Jehovah waren reeds tijdens het begin van de vervolging in 1972 naar Moçambique gevlucht. Nu zijn ook velen van de ’gerepatrieerden’ die opnieuw gedwongen waren Malawi uit te vluchten, de richting van Moçambique opgegaan.

Hoe staat het op dit moment met de vluchtelingen in Moçambique? Wel, ook zij hebben het moeilijk, maar naar het schijnt staan zij niet aan rechtstreekse vervolging bloot. Hoewel hun levensomstandigheden moeilijk zijn en zij lange en inspannende werkdagen maken, heeft de regering van Moçambique de Getuigen niet mishandeld.

De Getuigen hebben bepaalde gebieden toegewezen gekregen nabij de grens, waar zij het land moeten ontginnen en gewassen moeten verbouwen, zodat zij in hun eigen onderhoud kunnen voorzien. Elders hebben Jehovah’s getuigen pogingen ondernomen om goederen naar deze gebieden te verzenden, maar de autoriteiten hebben elk aanbod in deze richting afgewezen en gezegd dat zij de kwestie zelf wel zullen regelen.

De Portugese autoriteiten stonden de Getuigen ook vriendelijk een stuk grond van ruim 100 hectare af, nabij Fort Mlangeni, om een kamp op te richten. De autoriteiten kwamen onder de indruk van het feit dat de Getuigen onmiddellijk aan het werk gingen en het kamp op efficiënte wijze organiseerden. Zij legden sanitaire voorzieningen voor mannen, vrouwen en kinderen aan en bouwden een eigen ziekenhuis waar vroedvrouwen bevallingen konden leiden — tegen 15 december hadden hier reeds 78 borelingen het levenslicht aanschouwd! Het aantal Getuigen van Jehovah was op dat moment volgens de berichten tot 7670 gestegen.

In de laatste helft van december was een districtsopziener van Jehovah’s getuigen in de gelegenheid enkele van deze gebieden te bezoeken. Hij berichtte dat er heel hard werd gewerkt, maar ook dat de Getuigen niet vervolgd werden. Hij had geconstateerd dat zij christelijke vergaderingen mochten houden en de bijbel mochten bestuderen.

In december werden er in de vluchtelingenkampen in Moçambique zelfs 217 personen gedoopt. Dit vormt er een aanwijzing voor dat er zich onder de vluchtelingen ook ongedoopte, geïnteresseerde personen hebben bevonden.

Rechtgeaarde mensen met afschuw vervuld

De vervolging van Jehovah’s getuigen door Malawi heeft rechtgeaarde mensen in de gehele wereld met ontzetting en afschuw vervuld. De reputatie van Malawi is langzamerhand zwaar geschaad.

Veel personen die geen getuigen van Jehovah zijn, hebben hun medeleven uitgesproken. Zij zeggen dat zij Jehovah’s getuigen kennen als fatsoenlijke mensen die de wet eerbiedigen en oprechte liefde voor God hebben. Eén zo’n commentaar van iemand op de Bahama-eilanden stond afgedrukt in de Guardian, een gezaghebbend Engels nieuwsblad. Deze ingezonden brief was een reactie op een eerder in de Guardian verschenen artikel waarin de wrede vervolging van Jehovah’s getuigen was beschreven. Deze man verklaarde:

„Na het artikel ’Witnesses Slain’ [’Getuigen gedood’] te hebben gelezen, had ik tranen in de ogen. Ik ken deze mensen, en ieder ander die hen kent weet dat geen Getuige in welk deel van de wereld maar ook dat soort van behandeling verdient. . . .

Is hun liefde voor God niet groter dan voor al het andere op aarde? Dient ons niet onmiddellijk iets op te vallen aan een man die wreed wordt doodgeslagen omdat hij weigert zich bij een groep aan te sluiten die anderen doodt — iets wat volkomen in strijd is met het woord van God?

Deze man gelooft in zijn God, houdt van zijn God en stelt vertrouwen in zijn God. Natuurlijk zou het veel gemakkelijker zijn geweest om zich aan te sluiten en in leven te blijven, maar dat zou hetgeen hij leert tot een aanfluiting maken en daarom tegen het geloof van een ware christen indruisen. . . .

Met andere woorden, het was voor hen een eer om voor de God te sterven die zij zo zonder terughoudendheid liefhadden. . . .

Zij hoeden zich er angstvallig voor de wetten van het land waarin zij leven te overtreden, maar houd in gedachten, zij zullen ook nooit de wetten van hun God overtreden.

Ik ben geen getuige van Jehovah, maar ik heb deze Getuigen van zeer nabij meegemaakt, en zij behoren tot de prettigste mensen die ik ooit heb ontmoet. Men hoeft alleen maar in hun ogen te kijken om hun liefde en geloof te zien, hun liefde voor en geloof in de God die zij zo geduldig en volhardend aan anderen willen bekendmaken.”

En de Amerikaanse publikatie The Christian Century had het volgende op te merken:

„Hoewel de Getuigen in de ogen van veel christenen bemoeiziek lijken, dient hun hardnekkige weigering om ondanks vervolging en gewelddaad met hun geloof te schipperen, bij ons allen toch op zijn minst wel enige bewondering te wekken. In deze dagen van groeiend nationalisme vormen de Getuigen een van de weinige groepen die nog getuigen van het christelijke standpunt dat men God meer dan mensen moet gehoorzamen. En in de Verenigde Staten, het land dat het verwarde beeld te zien geeft van een quasi-religieuze staat, is het een verkwikking om door de Jehovah’s Getuigen herinnerd te worden aan onze eerste en voornaamste verplichting.”

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen