Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • g74 8/4 blz. 16-23
  • Waarom de wereldomvattende inflatie?

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Waarom de wereldomvattende inflatie?
  • Ontwaakt! 1974
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • Een grondoorzaak
  • De Amerikaanse begroting
  • Waarom zo’n groot tekort?
  • Een voorbeeld
  • Hetzelfde in het groot
  • Bestedingen overzee
  • Goud en de rol die het heeft gespeeld
  • Laatste beperking opgeheven
  • Ook buitenlanders krijgen „nul op het rekest”
  • Wat is de toekomst van het geld?
  • Waar het op zal uitlopen
  • De dollar overzee in moeilijkheden
    Ontwaakt! 1971
  • Hoe wordt geld gecreëerd?
    Ontwaakt! 1983
  • De inflatie versterkt haar greep
    Ontwaakt! 1980
  • Gevraagd: Een economisch systeem dat werkt
    Ontwaakt! 1972
Meer weergeven
Ontwaakt! 1974
g74 8/4 blz. 16-23

Waarom de wereldomvattende inflatie?

VANAF de Tweede Wereldoorlog is bijna elk land op aarde geplaagd door het verschijnsel van stijgende prijzen, aangeduid met de term inflatie. Het vreemde aan de inflatie die we thans waarnemen, is dat ze overal op aarde gelijktijdig plaatsgrijpt, hetgeen voordien nog nooit is gebeurd.

Voorts geraakt de inflatie in land na land in een hogere versnelling. Wat zijn de oorzaken van deze wereldinflatie? Is er nog enige hoop dat de prijzen niet meer zullen stijgen, misschien zelfs naar beneden zullen gaan — en daarna stabiel zullen blijven?

Een grondoorzaak

Inflatie kan uiteenlopende oorzaken hebben. Een daarvan is een tekort aan goederen. In hun verlangen de artikelen te bemachtigen waarvan een tekort is, zullen mensen sneller bereid zijn de hogere prijzen te betalen die de handel ervoor vraagt. En momenteel zijn er over de hele wereld genomen heel wat produkten, niet in de laatste plaats voedsel, waaraan een tekort dreigt te ontstaan.

Maar een van de hoofdoorzaken van inflatie is in veel gevallen toch wel een regeringsbegroting waarop de uitgaven de inkomsten — in de vorm van o.m. belasting — overtreffen. Het is interessant deze hoofdoorzaak wat verder uit te diepen, want reeds lang is ze in diverse landen de factor waarop de inflatie voornamelijk kan worden teruggebracht. Hieromtrent staat in de World Book Encyclopedia:

„Sedert de ontwikkeling van bank- en papiergeld, zoals die zich de afgelopen 200 à 300 jaar heeft voltrokken, heeft de oorzaak van inflatie altijd hoofdzakelijk gelegen aan tekorten op de begroting van de regering. Wanneer een regering meer uitgeeft dan ze ontvangt, schept ze een tekort.”

Bij het ontstaan van een tekort, moet een regering naar wegen gaan zoeken om het gat op de rekening te dichten. De wijze waarop dit gedaan wordt, hangt af van de soort van regering. In veel Westerse landen doet men dit onder meer met geld dat men door middel van obligatieleningen van eigen burgers leent. Daarmee is het tekort echter meestentijds niet te dekken.

Wat dan vaak gebeurt, is dat regeringen geld van hun eigen centrale of nationale bank gaan lenen. Waar halen deze banken het geld vandaan? Wanneer de regering hiertoe toestemming geeft, verschaffen ze krediet of drukken eenvoudig meer papiergeld. Dit geld „lenen” ze aan de regering tegen een bepaalde rentevoet. Uiteindelijk verwacht men dan de lening en de rente te kunnen aflossen met het geld dat van de belastingbetalers binnenkomt.

Sommige regeringen nemen niet eens de moeite naar hun centrale bank te gaan. Ze geven hun gelddrukkers gewoon opdracht meer geld te drukken. En met dit nieuwe geld betalen ze dan hun rekeningen.

Maar wanneer regeringen meer geld in de economie pompen zonder dat dit geld door iets van enige waarde wordt gedekt, betekent dit dat er meer geld beschikbaar komt om een gelijkgebleven hoeveelheid produkten te kunnen kopen. Hierdoor stijgen de prijzen. Dit verschijnsel heeft wel iets weg van wat er gebeurt op een openbare veiling: wanneer er onder de mensen op een veiling meer geld beschikbaar is, lopen de prijzen van de voorwerpen hoger op, doordat men langer tegen elkaar opbiedt.

Het Amerikaanse Instituut voor Economisch Onderzoek maakte de volgende opmerking aangaande inflatie:

„Een kwart eeuw lang nu hebben de belangrijkste geld- en kredietstelsels ter wereld de waarde van hun respectieve betaalmiddel [papiergeld] verlaagd. Voorop in deze ontwikkeling onder de meer geïndustrialiseerde landen, gaan de Verenigde Staten.

De Verenigde Staten zijn in deze ontwikkeling niet alleen voorop gegaan door de schepping van uitzinnig grote hoeveelheden betaalmiddel voor binnenlands gebruik maar ook door de export van inflatoire betaalmiddelen in de vorm van subsidies, leningen en investeringen in het buitenland, die zulk een omvang hebben aangenomen dat grote hoeveelheden dollars in het bezit zijn gekomen van buitenlanders, met inbegrip van centrale bankiers, welke hebben gewerkt in de illusie dat een stukje papier evenveel waard was als goud.”

De Amerikaanse begroting

Gelet op het feit dat de Verenigde Staten ’voorop gaan in de inflatoire ontwikkeling’, is het interessant na te gaan hoe de bestedingsgewoonten van de V.S. zijn geweest.

De afgelopen drieënveertig jaar heeft de binnenlandse begroting zesendertig maal een tekort vertoont! Ja, in 84 percent van dat aantal jaren, werd dus meer besteed dan ontvangen.

Het gevolg hiervan was dat de staatsschuld in het fiscale jaar 1972 meer dan 427 miljard dollar bedroeg. Dat is de hoogste schuld in de geschiedenis, en hij loopt nog steeds op. Niemand denkt er ernstig over hem af te lossen. Trouwens hoe zou dat moeten; alleen al de jaarlijkse rente-aflossingen belopen momenteel meer dan drieëntwintig miljard dollar!

Dit soort van overbesteding op lange termijn moet onherroepelijk tot moeilijkheden leiden. En dat heeft ze ook gedaan — een aanhoudende inflatie.

Waarom zo’n groot tekort?

Zoals we hebben gezien, leiden tekorten tot inflatie. En tekorten ontstaan wanneer een regering meer besteedt dan ze ontvangt. Maar waarom lopen de uitgaven van tal van regeringen in deze tijd zo hoog op?

Een van de hoofdoorzaken is OORLOG. Van alle posten op de meeste regeringsbudgets is die van defensie vaak de grootste. In de Verenigde Staten lopen de militaire uitgaven elk jaar in de vijfenzeventig tot tachtig miljard dollar!

Maar oorlog vernietigt; het cultureel en maatschappelijk welzijn wordt er niet door verhoogd. Zelfs in vredestijd kan men met oorlogsmaterieel niets nuttigs uitrichten. In plaats daarvan moet het wegens veroudering voortdurend vervangen worden, doorgaans door duurdere apparatuur. Dergelijke bestedingen scheppen weliswaar werkgelegenheid, maar tevens reusachtige schulden, zodat het land er per saldo niets rijker van wordt.

Integendeel, het gehele defensieapparaat lijkt meer op een bloedzuigende parasiet die de natie berooft van kracht welke veel beter voor andere doeleinden had kunnen worden aangewend. Wat voor goeds zou er, om maar iets te noemen, niet gedaan kunnen worden met de vijfenzeventig tot tachtig miljard dollar op de Amerikaanse defensiebegroting, wanneer men die voor vreedzame doeleinden zou gebruiken. Hetzelfde kan gezegd worden met betrekking tot de Sovjet-Unie of elk willekeurig ander land. Natuurlijk zou er nieuwe werkgelegenheid moeten worden geschapen, maar denk eens aan de mogelijkheden in verband met de herbouw en sanering van steden, en de bouw van nieuwe huizen. Denk aan de verbeteringen die zouden kunnen worden aangebracht op het gebied van de gezondheidszorg, het transportwezen, recreatie en parkbeheer, of wat er zou kunnen worden gedaan op het vlak van armoede en vervuiling.

Een voorbeeld

Laten wij, om beter te begrijpen welk een invloed oorlog en grote militaire uitgaven op een economie kunnen hebben, eens twee naast elkaar wonende gezinnen in gedachten nemen. Elk bezit een leuk huisje plus wat bezittingen en net genoeg inkomen om alle rekeningen te betalen.

Veronderstel nu dat een van de gezinnen het andere begint te wantrouwen en ter bescherming een geweer koopt. Het andere gezin doet hetzelfde. En daarmee zijn ze in een spiralerende kringloop terechtgekomen; er worden niet alleen steeds meer en steeds duurdere wapens gekocht, maar ook steeds hogere leningen afgesloten, immers ze kunnen deze wapens niet bekostigen.

En uiteindelijk is het dan zover: er breekt een „oorlog” uit en ze vernietigen elkaars eigendommen. Heeft die vernietiging ook maar iets tot de verhoging van hun levensstandaard bijgedragen? Nauwelijks.

Dan, na de „oorlog”, moeten ze gaan herbouwen. Maar de achterdocht die ze jegens elkaar koesteren, is gebleven, zodat ze onverminderd doorgaan met de aankoop van meer kostbaar wapentuig. Om dit te bekostigen en ook van dag tot dag nog wat te eten te hebben, lenen ze voortdurend meer geld en raken steeds verder achter met het aflossen van hun reeds bestaande schulden.

Zal de levensstandaard van deze gezinnen na verloop van tijd werkelijk verbeterd zijn? Reëel niet, want hun welvaart is geen greintje toegenomen. Hun levensstandaard wordt zelfs nadelig beïnvloed door hun aankoop van wapens en het herstel van hun „oorlogsschade”, want het geld dat daarvoor nodig is, moet aan andere posten op de gezinsbegroting onttrokken worden. Voor een moment kan het erop lijken dat hun toestand een reële verbetering doormaakt, namelijk wanneer zij zwaar geleend hebben om zich alles aan te schaffen wat zij willen. Maar wanneer de schuldeisers aan de deur komen, blijkt hoe zij er in werkelijkheid voor staan.

Hetzelfde in het groot

Op veel grotere schaal hebben wij tijdens ons leven bovenstaande gefingeerde ontwikkeling zich in werkelijkheid kunnen zien voltrekken, tussen de landen van de wereld. Deze hebben zichzelf uitgezogen om de oorlogsgod hun schatting te kunnen blijven betalen.

Met hun doorlopende oorlogvoering en vermeerdering van oorlogsmaterieel is een groot stuk rijkdom en welvaart teloor gegaan. En alsof dat nog niet genoeg is, besteden ze zelfs grote hoeveelheden geld aan de instandhouding van kostbare wapens en legers in vredestijd.

Om dat alles te betalen en nog meer dingen te bekostigen waar ze hun zinnen op hebben gezet, hebben de meeste landen meer geld uitgegeven dan verdiend. Het gevolg? Inflatie. Een waarnemer schreef dienaangaande in de New York Times:

„De basisoorzaak van inflatie is bovenal gelegen in de massale defensieuitgaven en het achterwege blijven van een adequate bekostiging daarvan uit de belastingkas. . . .

Een aanzienlijk deel van deze grote hoeveelheid dollars en voorraden ontvalt aan onze binnenlandse economie, wat de vuren van de inflatie nog eens extra opstookt, terwijl aan kritieke binnenlandse behoeften nauwelijks aandacht wordt geschonken.”

Behalve dat de regeringen meer besteden dan ze ontvangen, doen de laatste tijd grote aantallen mensen hetzelfde. Zij zijn op een reuzenmanier aan het geld lenen gegaan om maar te krijgen waar ze hun zinnen op hebben gezet. En voor een moment leven zij inderdaad ruimer en beter. Maar vroeg of laat komt toch de dag waarop er afrekening moet worden gehouden met de crediteur.

Daarbij komt nog dat dit lenen van kredietinstellingen zoals banken, tot geld-„schepping” leidt. Het ligt in de aard van het bankwezen opgesloten dat een bank voor elke gulden die ze in deposito heeft, een veelvoud aan leningen kan afsluiten. En aangezien de meeste geldtransacties per cheque plaatsvinden in plaats van met contant geld, worden er aldus grote hoeveelheden papiergeld „geschapen” in de vorm van chequebedragen.

Al dit extra geld komt echter op een markt met een zelfde hoeveelheid beschikbare produkten. Dat, plus de extra overheidsuitgaven, gooit meer olie op het inflatievuur.

Hoe ver is dit overmatige bestedingsproces al voortgeschreden in de Verenigde Staten? De totale overheids- en privéschuld van dat land bedraagt thans meer dan twee biljoen dollar ($2.000.000.000.000)! Een bedrag dat ver en ver uitkomt boven het nationale jaarinkomen van het gehele land! En deze schuld neemt elk jaar met een schrikbarende snelheid toe.

Bestedingen overzee

Maar er is meer. Er is een factor die de situatie nog onstabieler maakt — de bestedingen overzee.

Op het internationale vlak hebben de Verenigde Staten constant meer geld uitgegeven dan ze ontvingen, met het gevolg dat ze zich in het buitenland voor miljarden dollars in de schuld hebben gestoken.

Business Week beschrijft het als volgt: „Er zijn te veel dollars geschapen, zodat er boven de wereldmarkt een reusachtig, onverteerbaar saldo hangt.” Sommigen ramen dat „onverteerbare saldo” op minstens 100 miljard dollar.

Waarom hebben de Verenigde Staten in het buitenland zulke onnoemelijke schulden opgebouwd? De Economic Education Bulletin van mei 1972 antwoordt:

„Ten eerste heeft de Amerikaanse regering aan het buitenland meer geld en krediet verstrekt dan ze heeft terugontvangen. Ten gevolge van haar uitgebreide en overmatig edelmoedige buitenlandse hulpprogramma en ten gevolge van grote militaire uitgaven in andere landen, heeft ze deze vorderingen in handen gespeeld van buitenlandse regeringen, centrale banken en individuele personen. . . .

Ten tweede hebben de Verenigde Staten zich al meer dan drie decennia de weelde gepermitteerd van een opvallende en langdurige inflatie . . . Deze ontwikkeling heeft tot zo’n grote prijstoename geleid [van Amerikaanse produkten] dat tal van Amerikaanse fabrikanten op de wereldmarkt niet meer kunnen concurreren.”

Natuurlijk zijn er tijden waarin zulke buitenlandse bestedingen vrijwel in evenwicht zijn met de inkomsten. Maar de overheersende tendens in het Amerikaanse geldverkeer met het buitenland was toch de laatste paar decennia identiek aan die binnen de grenzen van de V.S. De Verenigde Staten hebben constant meer geld besteed dan ze binnenkregen.

Wat is het gevolg geweest van deze binnen- en buitenlandse overbesteding? Zowel binnen als buiten de grenzen hebben de schulden zich opgehoopt. Hoe deze schulden betaald moeten worden? De hoop was dat er een omkering in de tendens zou komen, dat de inkomsten van lieverlee de uitgaven zouden overtreffen, en zodoende de schuld langzaam zou afnemen. Maar dat is niet gebeurd — integendeel, het omgekeerde. Vandaar nogmaals de vraag: hoe had men gedacht deze schulden te zullen afbetalen?

Er is een tijd geweest dat het antwoord op die vraag luidde — met GOUD.

Goud en de rol die het heeft gespeeld

Al duizenden jaren is het de gewoonte dat mensen die iets kopen daarvoor in ruil iets van gelijke waarde terugbetalen. Het grootste deel van die periode hebben zij dit gedaan door er andere goederen van gelijke waarde voor te geven.

Na verloop van tijd bleek één artikel waardevoller en gewenster te zijn dan andere — namelijk goud. Goud had unieke eigenschappen. Het behield tot onbepaalde tijd zijn uiterlijk en glans en kon tot prachtige sieraden, munten en andere voorwerpen worden verwerkt.

Langzamerhand werd goud het beste „geld”, dat altijd werd geaccepteerd. Toen er papiergeld in gebruik kwam, dekte men dit vaak door dit echte geld — goud. Zolang het papier kon worden ingewisseld tegen goud, stelden mensen er hun vertrouwen in.

Er is een tijd geweest dat de Verenigde Staten de ’gouden standaard’ aanhielden. Elke Amerikaanse staatsburger kon wanneer hij maar wilde, zijn papiergeld inleveren en daarvoor een gelijke waarde aan goud terugontvangen. Maar omdat het zakendoen met papiergeld veel handiger was, gaven de mensen aan het gebruik daarvan de voorkeur. Zij deden dit met het volste vertrouwen, want het was toch „even goed als goud”.

Toen trad in 1929 de grote malaise in. De Amerikaanse regering begon grote schulden te maken, en meer uit te geven dan ze ontving. Als uitvloeisel hiervan bepaalde de regering in 1933 dat geen enkele Amerikaan voor zijn papieren geld nog goud kon krijgen. Bovendien werd iedereen gelast zijn gouden munten en gouden staven in te leveren in ruil voor papiergeld. Deze maatregel van de regering had ten doel de Amerikaanse goudvoorraad te beschermen tegen uitputting door mensen die uit angst voor waardeverlies van hun papiergeld, goud zouden komen vorderen.

Niettemin eiste de wet dat de regering voor elke vier dollar die in het binnenland in omloop waren, minstens één dollar aan echt goud in voorraad had. Dit was een beperking om te verhinderen dat de regering meer papiergeld zou drukken dan door 25 percent goud gedekt kon worden.

Laatste beperking opgeheven

Maar in 1968 kwam ook daar verandering in. De Amerikaanse Senaat keurde een wetsontwerp goed, waarbij de 25-percent-gouddekking werd afgeschaft. Van een van de gevolgen hiervan werd melding gemaakt door het Amerikaanse Instituut voor Economisch Onderzoek. Dit verklaarde:

„Met de opheffing van de verplichte goudreserve ter dekking van het bankpapier van de Federal Reserve Board [Amerikaanse centrale bank], waartoe begin 1968 werd besloten, verdween ook het laatste restje inflatiebeteugeling en werd de laatste band tussen de Amerikaanse valuta en het goud doorgesneden.

Sindsdien is de koerswaarde van de dollar volledig bepaald door de beslissingen van monetaire autoriteiten die niet langer onderworpen zijn aan de discipline van het goud.”

Toen deze laatste beperking was opgeheven, begon men te bemerken dat de regering „meer en meer ging toegeven aan de toenemende politieke inflatiedruk”.

Bovendien werden alle munten ontdaan van zilver, waarmee het gehele Amerikaanse geldsysteem elke waardedekking verloor.

Waar dit alles op neerkwam was dat het door de regering uitgegeven geld voortaan maar op basis van vertrouwen moest worden geaccepteerd. Doch in de Economic Education Bulletin stond:

„Het huidige geld- en kredietsysteem van de Verenigde Staten is gebaseerd op een gebroken belofte.

Wij zinspelen op de belofte die men aantrof op de bankbiljetten van de Federal Reserve Board, die nu aan de circulatie zijn onttrokken, de belofte dat ’aan toonder dezes op verzoek een bedrag van x dollar’ zal worden uitbetaald, waarbij een ’dollar’ volgens de wet was gedefinieerd als het vijfendertigste deel van een ounce puur goud.

Een verbroken belofte is niet zo’n geschikt fundament voor een duurzaam geld- en kredietsysteem.”

Waar op het papiergeld eens als opdruk de belofte stond dat de Verenigde Staten „aan toonder dezes op verzoek” het dollarbedrag van het bankbiljet in werkelijk geld (goud of zilver) zou uitbetalen, staat nu: „Dit bankbiljet is wettig betaalmiddel voor alle staats- en privéschulden.” Het papieren biljet dat eeuwenlang slechts de waarde van het werkelijke geld (goud, of zelfs zilver) had vertegenwoordigd, was thans tot echt geld verklaard. Maar waarin zou dan de mensen ten tijde van een crisis hun vertrouwen stellen — in een stukje papier of goud?

Ook buitenlanders krijgen „nul op het rekest”

Hoewel de Amerikanen hun dollars niet langer konden inwisselen tegen goud, konden buitenlanders dat wel. Goud was nog altijd het vereiste betaalmiddel in het internationale betalingsverkeer. Dat was de regeling waarover de Westerse landen lang geleden met elkaar tot overeenstemming waren gekomen.

Maar de aanhoudende inflatie in Amerika, maakte de buitenlanders voortdurend wantrouwender ten aanzien van hun V.S.-dollars. Velen begonnen ze derhalve in te wisselen tegen goud. Gestaag lekte het goud weg uit de Amerikaanse schatkist. Onderstaand staatje verschaft een blik op de ontwikkeling (bedragen afgerond op miljarden dollars):

Jaar Amerikaanse goudvoorraad

1950 $22.820.000.000

1960 17.804.000.000

1970 11.072.000.000

Tegen 1971 was de goudsituatie in één woord erbarmelijk. In het buitenland bevond zich vijfenveertig miljard dollar aan papiergeld, terwijl de Amerikaanse goudvoorraad naar schatting was gedaald tot tien miljard dollar. Onder de buitenlandse dollarhouders ontstonden tekenen van paniek; er dreigde een „run” op het laatste restje Amerikaans goud.

In augustus 1971 gingen de Verenigde Staten tot drastische maatregelen over. Het ’goudloket’ werd gesloten, en de goudbetalingen aan de buitenlandse schuldeisers opgeschort. De belofte dat bij internationale transacties te allen tijde dollars konden worden ingewisseld tegen goud, was geschonden. Andere landen reageerden geschokt.

Wat waren de consequenties? Volgens sommige waarnemers kwam het er in de praktijk op neer dat de Verenigde Staten zichzelf in het internationale handelsverkeer bankroet hadden verklaard. Dit is nog een andere reden waarom de wereldgeldmarkt de laatste jaren onstabieler is geworden. En het is ook de reden waarom de prijs van het goud op de „vrije” Europese markt van het ene op het andere ogenblik met een sprong omhoogging van $35 tot $100 per ounce.

Wat is de toekomst van het geld?

Samenvattend kan worden gezegd dat de Verenigde Staten, het anker van de Westerse economie, de volgende — volgens vele economen de ’dollar onwaardige’ — stappen heeft genomen, namelijk: 1. binnenlands verbod op de inwisseling van papiergeld tegen goud (of zilver), 2. binnenlands verbod op particulier goudbezit, behoudens in de vorm van juwelen en bijzondere munten, 3. afschaffing van elke binnenlandse gouddekking, 4. weigering aan buitenlanders dollars in te wisselen tegen goud, 5. meer geld uitgegeven dan ontvangen, met als resultaat hoge schulden en een toenemende stroom van papiergeld om die te dekken.

Natuurlijk kan leven van geleend geld, een economie stimuleren. Als iemand ƒ 300 per week verdient en hij leent er elke week nog eens een extra ƒ 300 bij, en hij doet dit week na week, jaar na jaar, dan leeft hij er natuurlijk beter van — althans voor een poosje. Zo ook in het groot. Overbesteding stimuleert tijdelijk een economie, maar leidt uiteindelijk tot ontzagwekkende schulden en versnelde inflatie.

Bovendien is een land bijna net zo onderhevig aan economische wetten als een particulier; de verschillen zijn niet zo groot. Men oogst wat men zaait. Vroeg of laat breekt de afrekeningsdag aan. Elk individu en elke natie die meer uitgeeft dan hij ontvangt, gaat op een goede keer bankroet. Op die regel bestaan geen uitzonderingen.

Terzelfder tijd is het niet waarschijnlijk dat goud, zilver of enig ander kostbaar metaal onbeperkt gebruikt kan worden ter dekking van papiergeld. De bevolking van de aarde groeit, en noodwendig het geld dat in omloop is, ook. Maar de goudvoorraad in de aarde is beperkt. Er bestaat derhalve een dilemma, en wel het volgende — men verliest het vertrouwen in papiergeld omdat dit niet wordt gedekt door goud (of zilver), maar vroeg of laat komt er een moment waarop deze edelmetalen hoe dan ook geen dekking meer zullen kunnen verschaffen aan al het geld dat in omloop is. Dit dilemma legt bloot hoe onstabiel in wezen geld is.

Waar het op zal uitlopen

Hoe het ook zij, tal van landen hebben in het gestaag afnemen van beperkende bepalingen gerede aanleiding gezien om reusachtige schulden op te bouwen. Ze hebben hun economie overspoeld met papiergeld om hun rekeningen te betalen. Sommige economen hebben zich al laten ontvallen dat wanneer een burger zoiets zou bestaan, hij onmiddellijk beschuldigd zou worden van valsemunterij.

Eén economisch naslagwerk verklaarde dat geld gedrukt zonder dekking, „even vals en waardeloos is als was het gedrukt door valsemunters in een souterrain; met dit verschil dat [de autoriteiten] een vergunning hebben en de valsemunters niet. Tragisch genoeg is het effect op de economie precies hetzelfde.”

Over dit proces schreef de bekende econoom M. Friedman in Newsweek:

„Economen kennen reeds meer dan anderhalve eeuw — ten minste bij tussenpozen — twee stellingen: ten eerste, dat tot elke gewenste graad van [economische] activiteit kan worden gestimuleerd door maar genoeg geld te drukken; ten tweede dat het uiteindelijke gevolg een ineenstorting van de valuta is.

Het Amerikaanse publiek heeft de eerste stelling geleerd. Het kende eens de tweede maar is die nu vergeten. En het lijkt erop dat het die slechts weer door ervaring zal leren.”

Dit is een echo van de waarschuwing die al vele jaren terug werd geuit in het boek Banking, van het Alexander Hamilton Instituut:

„Bepaalde regeringen hebben geldpapier uitgegeven zonder daaraan de belofte te verbinden of de bedoeling te hebben het desgevraagd in goud of iets anders om te wisselen, en hebben het zonder meer tot wettig betaalmiddel verheven. . . .

Elk experiment met ongedekt geld is uitgelopen op een ramp omdat geen enkele regering die zich hieraan heeft gewaagd aan de verleiding is kunnen ontkomen er buitensporig grote hoeveelheden van uit te geven, ten gevolge waarvan het geld in waarde daalde en ten slotte geheel waardeloos werd.”

Alles op het terrein van de economie en de politiek schijnt erop te duiden dat de zaken er momenteel weinig anders voorstaan. Vele regeringen geven papiergeld uit zonder er iets van waarde tegenover te hebben staan. Aangezien „elk experiment met [dit soort van] geld op een ramp is uitgelopen” bestaat er stellig geen enkele redelijke basis om te veronderstellen dat onze tijd een uitzondering zal vormen.

[Illustratie op blz. 17]

Een van de oorzaken van inflatie is het verschijnsel dat men sneller geneigd is hogere prijzen te betalen wanneer er een tekort aan produkten bestaat

[Illustratie op blz. 22]

Toen de Verenigde Staten in 1971 hun ’goudloket’ sloten, schonden ze hun belofte dat de dollar te allen tijde inwisselbaar zou zijn tegen goud

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen