„Dit goede nieuws van het koninkrijk”
1. Welke vragen betreffende ’s mensen hoop voor de toekomst doen zich voor?
WAT is uw hoop voor de toekomst? Verwacht u slechts enkele jaren op aarde te leven terwijl u hoopt enig genoegen en geluk te verwerven in de korte tijd voordat de dood een einde aan uw leven maakt? Welke hoop hebt u op een leven na de dood? Wat biedt de toekomst voor de mensheid in het algemeen die op aarde is? Zullen de aarde en al het leven op de aarde ten slotte door de een of andere ramp worden vernietigd?
2. (a) Hoe beantwoorden de mensen in verschillende plaatsen deze vragen? (b) Wat is de verstandige handelwijze ten einde een stellige hoop voor de toekomst te hebben, en waarom?
2 In verschillende delen der wereld zullen de mensen deze vragen enigszins anders beantwoorden. Er zijn vele verschillende religiën en vele verschillende ideeën over hetgeen de toekomst de mensheid zal bieden. Anderen zijn tot hun eigen gevolgtrekkingen gekomen met betrekking tot hun toekomst. Indien wij een stellige hoop voor de toekomst willen hebben, is het zeker de verstandige handelwijze te weten te komen wat de oppermachtige en almachtige God zich heeft voorgenomen met betrekking tot de mens en deze aarde, die ’s mensen tehuis is. Daar Hij de mens heeft geschapen, is Hij degene die onze bestemming moet bepalen, en dit heeft Hij gedaan. Voor hen die de Schepper behagen, is er een gelukkige toekomst, deze gelukkige toekomst werd door bemiddeling van een speciale vertegenwoordiger van de Schepper, Jezus Christus, aan de mens op aarde bekendgemaakt. Hij noemde zijn boodschap „dit goede nieuws van het koninkrijk.” — Matth. 24:14, NW.
3. Waar vinden wij de nodige inlichtingen opdat wij alles omtrent „dit goede nieuws” kunnen begrijpen, en waarom vinden wij die inlichtingen alleen daar?
3 Wat is „dit goede nieuws”? Ten einde te begrijpen wat het is, en wat „het koninkrijk” is waarover hier wordt gesproken, en hoe het de mensheid zegeningen zal brengen, is het noodzakelijk iets te weten omtrent de voornemens van de Allerhoogste God en omtrent de wijze waarop hij met de mensheid omgaat. Deze inlichtingen vinden wij in een boek, de Bijbel. Iemand die de zon, de maan en de sterren kan scheppen, alsmede deze aarde en alle wonderbaarlijke dingen die er op zijn, de vissen, vogels, dieren, bomen en bloemen, en de mens, kon ook een boek scheppen. Aangezien het het voornemen van de Schepper is, deze inlichtingen over de gehele wereld op zulk een wijze beschikbaar te stellen dat een ieder de inlichtingen voor zichzelf zou kunnen nagaan, moest er een geschreven bericht zijn dat men ter staving kon raadplegen. Het enige geschreven bericht over het voornemen van de Schepper met betrekking tot de mens en de aarde, is de Bijbel, het heilige Boek dat God door de eeuwen heen heeft bewaard en dat in honderden talen is vertaald. In dit Boek zullen wij de antwoorden vinden op alle belangrijke vragen omtrent ons leven hier op aarde en onze verwachtingen voor de toekomst.
4. Wat zijn enkele van de belangrijke vragen die in de Bijbel voor ons worden beantwoord, en wat zullen wij nu daarom doen?
4 Wie is God? Hoe en waarom heeft hij de mens gemaakt? Waarom is er goddeloosheid en ellende op de aarde? Wanneer zal hieraan een einde komen? Wat is de toekomst voor de aarde en de mens, en wat moet iemand doen ten einde leven van God te verwerven? Al deze en vele andere vragen worden in de Bijbel voor ons beantwoord. De Bijbel is Gods Woord, waarin hij zichzelf en zijn voornemens aan ons openbaart (Joh. 17:17; 2 Tim. 3:15-17). Laten wij daarom dit Boek onderzoeken en iets van zijn inhoud te weten komen.
DE WAARACHTIGE GOD
5. Wat moeten wij betreffende God erkennen indien wij leven wensen te ontvangen, en waarom is het verkeerd te trachten een beeld van God te maken om dat te aanbidden?
5 Er is slechts één waarachtige God, die almachtig en oppermachtig is en die de Schepper is, die de „hemel, en de aarde, en de zee, en alle dingen, die in dezelve zijn,” heeft gemaakt (Hand. 4:24). Een ieder die leven wenst te ontvangen, met inbegrip van zijn voornaamste Zoon, Christus Jezus, moet Zijn oppermacht erkennen en aan hem onderworpen zijn (1 Kor. 15:28). God is onzichtbaar voor menselijke ogen, en „niemand heeft ooit God aanschouwd” (1 Joh. 4:12). Daarom is het dus verkeerd wanneer de mens een beeld van God tracht te maken om dat te aanbidden. Hij is met niemand of niets te vergelijken. Hij heeft zijns gelijke niet. De profeet Jesaja schreef in het 40ste hoofdstuk van zijn boek, de verzen 18 en 25, het volgende over hem: „Bij wien dan zult gij God vergelijken, of wat gelijkenis zult gij Hem toepassen?” Hij is de bron van al het leven en daarom moeten wij naar hem zien wanneer wij in de toekomst eeuwig leven hopen te ontvangen.
6. Waarom heeft God een naam, wat is die naam, en waarom moeten wij hem bij zijn naam kennen?
6 Ten einde zich te onderscheiden van de vele valse goden die worden aanbeden, heeft de Almachtige God een persoonlijke naam. Die naam is Jehovah. In Psalm 83:19 (Pa) staat over hem geschreven: „Zoo worden zij ’t gewaar, dat Gij, wiens naam JEHOVA is, dat Gij alleen zijt Opperheer der gansche aarde!” Wanneer men een ware aanbidder van hem wil worden, moet men hem daarom bij zijn naam Jehovah leren kennen.
CHRISTUS JEZUS
7. Wie is de voornaamste van Gods schepselen, en waarom werd hij het Woord genoemd?
7 De voornaamste van Gods schepselen, die onder Hem staan, is zijn zoon die naar de aarde is gekomen en de naam Jezus heeft aangenomen. De Bijbel toont aan dat deze Zoon voordat hij naar de aarde kwam, als een geestelijk schepsel in de hemel had geleefd. In die tijd werd hij het Woord genoemd; dat wil zeggen, hij was Jehovah’s woordvoerder voor alle andere schepselen die tot bestaan werden gebracht. — Joh. 1:1; Kol. 1:16; Openb. 19:13.
8. Zijn Jezus en Jehovah God dezelfde persoon en zijn zij gelijk? Wat zeide Jezus hierover?
8 Jezus en Jehovah God zijn niet dezelfde persoon, evenmin is Jezus gelijk aan God. Jehovah alleen is oppermachtig. Daarom zeide Jezus over Jehovah: „De Vader immers is groter dan Ik” (Joh. 14:28, KB). Hij is altijd gehoorzaam geweest aan zijn Vader in de hemel en is dit nog, en hij is altijd verenigd of in eenheid met hem geweest in Gods werken van rechtvaardigheid. Omdat zij samen in harmonie waren, kon Jezus zeggen: „Ik en de Vader zijn één” (Joh. 10:30). Maar hij bedoelde niet dat zij één persoon waren. Het zou dwaas zijn dat te zeggen, daar wij Jezus later in een gebed tot zijn Vader horen zeggen: „Mijn Vader, indien het mogelijk is, laat dezen drinkbeker van Mij voorbijgaan! doch niet, gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt.” — Matth. 26:39; vergelijk Johannes 17:20-22.
9. Waarvan is Jezus thans de regeerder geworden, en waarom leerde hij zijn volgelingen bidden?
9 Jezus is Gods voornaamste Zoon en meest Geliefde en hij is de Koning van Gods koninkrijk geworden, door middel waarvan rechtvaardigheid en vrede tot stand gebracht zullen worden in een nieuwe wereld. Toen hij op aarde was, leerde hij zijn volgelingen om dat koninkrijk bidden en dat gebed tot Jehovah, hun hemelse Vader, richten: „Gij dan bidt aldus: Onze Vader, Die in de hemelen zijt! Uw Naam worde geheiligd. Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel alzo ook op de aarde” (Matth. 6:9, 10). Maar laten wij, voordat wij verder bespreken waarom Jezus als mens naar de aarde is gekomen en is gestorven, en waarom zijn prediking over het Koninkrijk zulk een goed nieuws was, teruggaan tot de tijd waarin God de eerste mens in de hof van Eden schiep.
ZONDE, DOOD EN DE DUIVEL
10. Hoe werden de eerste man en vrouw in het leven geroepen en wat werd hun geboden te doen?
10 Oorspronkelijk schiep God een eerste man en vrouw, Adam en Eva genaamd. Zij waren volmaakt en God plaatste hen in een paradijsachtige hof in het gedeelte van de aarde dat Eden werd genoemd. Hij gebood hun: „Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en [vult] de aarde, en onderwerpt haar”; en zij moesten heerschappij hebben over alle andere schepselen op de aarde. — Gen. 1:27-31.
11. Hoe werd hun gehoorzaamheid op de proef gesteld, en door welk schepsel werden zij er toe gebracht te handelen zoals zij hebben gedaan?
11 Indien zij getrouw en gehoorzaam aan hun Schepper waren, zouden zij voor altijd in vrede op aarde leven terwijl zij alles zouden hebben wat hun hart zou begeren. Maar alhoewel zij volmaakt naar lichaam en geest waren, waren zij nog niet op de proef gesteld, en God gaf hun de gelegenheid hun gehoorzaamheid aan hem onder beproeving te bewijzen. Hij gaf Adam het gebod, zeggende: „Van allen boom dezes hofs zult gij vrijelijk eten; maar van den boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage, als gij daarvan eet, zult gij [stellig] den dood sterven” (Gen. 2:16, 17, KJ). Bewezen zij getrouw te zijn onder deze beproeving? Het Bijbelse bericht geeft te kennen dat zij niet getrouw zijn gebleven. In het 3de hoofdstuk van Genesis wordt beschreven hoe eerst de vrouw en daarna de man in gebreke bleef Gods gebod te houden, en zij aten van de verboden vrucht van de boom. Wie was het die hen bedroog? Het bericht spreekt over een slang, maar er moet de een of andere onzichtbare bovenmenselijke macht achter de handelingen van de slang hebben gestaan. Wij zullen weldra vernemen wie die onzichtbare macht was.
12. Wat gebeurde er met Adam en Eva nadat zij hadden gezondigd, en wie was de onzichtbare macht die achter de slang in de hof van Eden stond?
12 God had in zijn gebod aangaande de vrucht van deze boom, tot Adam gezegd: „Ten dage, als gij daarvan eet, zult gij [stellig] den dood sterven” (Gen. 2:17, KJ). En nu deed God dit vonnis derhalve van kracht worden. Allereerst verdreef hij Adam en Eva uit de paradijsachtige hof, en van die dag af begonnen zij te sterven, en ter bestemder tijd stierven zij werkelijk en keerden terug tot het stof waaruit zij waren genomen. Hun daad van ongehoorzaamheid aan God, hun opstand tegen Gods gebod, bracht de dood voor hen teweeg; en aangezien al hun kinderen werden geboren nadat zij hadden gezondigd, droegen zij de zonde en de dood op hun nakomelingen en derhalve op ons over. ’Door één mens is de zonde in de wereld ingekomen, en door de zonde de dood; en alzo is de dood tot alle mensen doorgegaan, in welken allen gezondigd hebben’ (Rom. 5:12). De onzichtbare macht welke achter de slang stond en die hen er toe bracht tegen God in opstand te komen, was daarom verantwoordelijk voor hun dood en hij was een moordenaar. Jezus identificeerde die moordenaar voor ons toen hij tot andere volgelingen van die boze zeide: „Gij zijt uit den vader den duivel, en wilt de begeerten uws vaders doen; die was een mensenmoorder van den beginne, en is in de waarheid niet staande gebleven; want geen waarheid is in hem. Wanneer hij de leugen spreekt, zo preekt hij uit zijn eigen; want hij is een leugenaar, en de vader derzelve leugen” (Joh. 8:44). Satan de Duivel was dus de onzichtbare macht welke achter de slang in Eden stond en hij is de grote opstandeling tegen God en zijn voornemens.
13. (a) Hoe ontstond de Duivel? (b) Wie had de waarheid verteld omtrent de gevolgen die zouden voortvloeien uit het eten van de verboden vrucht, en hoe heeft de Duivel getracht datgene wat hij tot Eva had gezegd, te ondersteunen?
13 De Duivel was oorspronkelijk een geestelijke zoon van God en als zodanig was hij volmaakt; maar hij liet trots en begeerte naar macht om gelijk God te zijn, in zijn hart ontwikkelen, en dit bracht hem er toe in opstand te komen en Adam en Eva zo ver te krijgen dat zij zich bij hem in zijn opstand aansloten. Hij wilde de Allerhoogste God gelijk zijn en wilde dat de schepselen hem zouden aanbidden en dienen (Ezech. 28:14, 15, 17). De wijze waarop hij Adam en Eva er toe kreeg hem te volgen, was, hun een leugen te vertellen. U zult zich herinneren dat God had gezegd, dat indien het eerste mensenpaar van de verboden vrucht zou eten, zij zouden sterven, maar de Duivel zeide door middel van de slang: „Gijlieden zult [gewis] den dood niet sterven; maar God weet, dat, ten dage als gij daarvan eet, zo zullen uw ogen geopend worden, en gij zult als God [goden] wezen, kennende het goed en het kwaad” (Gen. 3:4, 5; LV). Wie had de waarheid verteld, God of de Duivel? Is Adam werkelijk gestorven? Het Bericht zegt van wel: „Zo waren al de dagen van Adam, die hij leefde, negen honderd jaren, en dertig jaren; en hij stierf” (Gen. 5:5). Ten einde te trachten zijn oorspronkelijke leugen voort te zetten, heeft Satan echter het idee voortgebracht dat wanneer de mens sterft, het slechts schijnt alsof hij sterft, dat het slechts het lichaam is dat sterft, maar dat iets binnenin hem, een ziel of geest, voortleeft, die hetzij aan een ander menselijk schepsel wordt wedergeboren hetzij in een beest wordt wedergeboren, of naar de een of andere geestenwereld verdwijnt. Is dat waar? Wat gebeurt er met de mens bij zijn dood?
14. Waarschuwde God Adam dat alleen het lichaam zou sterven, en welke Bijbelverzen tonen aan of de ziel van een dode persoon ergens anders leeft of niet?
14 Toen God zeide dat Adam wegens ongehoorzaamheid zou sterven, zeide hij er niets over dat slechts het lichaam zou sterven en zijn ziel ergens anders zou voortleven. Hij zeide alleen: ’Gij zult STELLIG den dood sterven.’ Neem nota van de volgende Bijbelteksten, die duidelijk aantonen dat een persoon, wanneer hij sterft, volledig dood is en niet ergens anders leeft. „Vertrouwt niet op edelen, op een mensenkind, bij wien geen heil is; gaat zijn adem uit, dan keert hij weder tot zijn aarde, te dien dage vergaan zijn plannen” (Ps. 146:3, 4, NBG). „Want de levenden weten, dat zij sterven zullen, maar de doden weten niet met al; zij hebben ook geen loon meer, maar hun gedachtenis is vergeten. Alles, wat uw hand vindt om te doen, doe dat met uw macht; want er is geen werk, noch verzinning, noch wetenschap, noch wijsheid in het graf, waar gij heengaat” (Pred. 9:5, 10). „Ziet, alle zielen zijn Mijne; gelijk de ziel des vaders, alzo ook de ziel des zoons, zijn Mijne; de ziel, die zondigt, die zal sterven.” — Ezech. 18:4.
15. Gaat de ziel van een persoon bij diens dood dus rechtstreeks naar de een of andere onzichtbare wereld, en waarop zijn dat soort van leerstellingen gebaseerd?
15 Wanneer een persoon sterft, gaat zijn ziel dus niet rechtstreeks naar de hemel, evenmin gaat zijn ziel naar een plaats van kwelling, „hel” genaamd, en evenmin zou die ziel in staat zijn als een „geest” terug te komen ten einde de verwanten van de dode persoon te bezoeken. Al zulke leerstellingen zijn gebaseerd op Satans oorspronkelijke leugen, dat de mens niet sterft, en hij heeft velen er toe bewogen zulke leerstellingen te geloven ten einde hen door vrees in zijn macht te houden en hen van het ware begrip van Gods voornemens af te keren.
16. Tot welk geloof zijn de mensen gebracht met betrekking tot zogenaamde „geesten” der doden en tovenaars, en wat heeft de Bijbel over het beoefenen van toverij te zeggen?
16 Vele mensen zijn er toe gebracht te geloven dat ziekte en kwalen worden veroorzaakt door de invloed van de „geesten” der doden, en deze personen zijn naar toverdokters gegaan, mensen die beweren dat zij de „geesten” kunnen verzoenen. Er zijn tovenaars die beweren dat zij in contact kunnen komen met de doden en boodschappen aan de levenden kunnen overbrengen, of dat zij door de hulp van de „geesten” der doden bovennatuurlijke krachten bezitten. Het geloof hierin is eveneens gebaseerd op de leugen van de Duivel en hij heeft er voor gezorgd dat een dergelijk geloof is verbreid ten einde de mens te doen geloven dat hij bij de dood niet sterft. In de Bijbel wordt uitdrukkelijk gewaarschuwd voor een ieder die zulke dingen als toverij beoefent. „Onder u zal er niemand worden aangetroffen, die zijn zoon of zijn dochter door het vuur doet gaan, die waarzeggerij pleegt, geen wichelaar, uitlegger van voortekenen, of tovenaar, geen bezweerder, niemand, die den geest van een dode of een waarzeggenden geest ondervraagt of die de doden raadpleegt. Want ieder die deze dingen doet, is den HERE een gruwel, en ter wille van deze gruwelen drijft de HERE, uw God, hen voor u weg.” — Deut. 18:10-12, NBG.
17. Wat gebeurt er dus met de mens wanneer hij sterft? En welke voorziening heeft God daarom voor het stervende menselijke geslacht getroffen?
17 De eenvoudige waarheid omtrent de aangelegenheid is, dat wanneer een persoon sterft, hij dood en onbewust is en niets weet. Nu, zult u wellicht vragen: Daarin ligt geen toekomst opgesloten, niet waar? Indien de mens, wanneer hij sterft, naar het graf gaat en dat het einde voor hem is, wat voor hoop is er dan voor ons? Nu wij op dit punt van de bespreking zijn aangeland, brengt de Bijbel, als antwoord op deze vragen, Jehovah’s meest wonderbaarlijke en barmhartige voorziening voor het menselijke geslacht onder onze aandacht, en dat is:
HET RANTSOEN
18. Wat is een rantsoen? Hoe voorzag God in een rantsoen voor de mensheid, en met welk voordeel voor de mens die er geloof in oefent?
18 Een rantsoen is iets wat losmaakt, iets wat bevrijding teweegbrengt, iets waardevols dat wordt betaald ten einde verlossing uit dienstbaarheid teweeg te brengen. In de Bijbel betekent het Gods voorziening om de mensen van de zonde en de dood ten gevolge van de zonde, te bevrijden; en derhalve lezen wij in Mattheüs 20:28: „De Zoon des mensen [is niet] gekomen om gediend te worden, maar om te dienen, en Zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen.” Aldus voorzag Jehovah God, doordat hij zijn Zoon, Jezus Christus, naar de aarde zond, door bemiddeling van hem en zijn dood, in een rantsoenprijs. Mensen die geloof oefenen in deze voorziening en die God getrouw dienen, kunnen de gave des levens ontvangen, doordat zij worden vrijgemaakt van de overgeërfde zonde en van de eeuwige dood ten gevolge van de zonde. Aldus lezen wij in Romeinen 6:23: „Want de bezoldiging der zonde is de dood, maar de genadegift Gods is het eeuwige leven, door Jezus Christus, onzen Here.”
19. Wat werd er voor het betalen van het rantsoen vereist, en hoe werd deze waardevolle prijs in Jezus verschaft?
19 Zoals wij reeds hebben vernomen, zijn zonde en dood de wereld binnengekomen toen Adam tegen God in opstand kwam. Adam verloor voor zichzelf en voor zijn nakomelingen volmaakt menselijk leven op een paradijsachtige aarde. Door middel van het rantsoen heeft Christus datgene teruggekocht wat verloren was gegaan, namelijk, volmaakt menselijk leven met zijn rechten en aardse vooruitzichten. Gods wet in Deuteronomium 19:21 bepaalde, dat gelijk vergolden moest worden; er moest derhalve een volmaakt menselijk leven worden geofferd voor het volmaakte menselijke leven dat verloren was gegaan. Geen mens op aarde die een afstammeling van de zondaar Adam was, kon in dit rantsoen voorzien, omdat een ieder zelf onder de veroordeling van de zonde en de dood stond doordat hij dit van Adam had geërfd. Zij hadden geen volmaakt menselijk leven dat zij konden offeren. Daarom kon alleen God in het rantsoen voorzien, en hij heeft dit gedaan door het leven van zijn eniggeboren Zoon, die bij hem in de hemel was, naar de schoot van Maria, een Joodse maagd, over te brengen (Matth. 1:23). Jezus werd dus zonder de hulp van een aardse vader op wonderbaarlijke wijze geboren. Op deze wijze erfde hij niet de veroordeling van Adam. Dit kind, Jezus, groeide op en werd een volmaakte man, en als zodanig bezat hij de waardevolle prijs, een volmaakt menselijk leven, dat als een rantsoen kon dienen.
20. Waarom moest Jezus als een slachtoffer sterven, en hoe werd hij in staat gesteld de waarde van het rantsoen aan te bieden? Waar en aan wie?
20 Toen Johannes de Doper Jezus tot zich zag naderen, vergeleek hij hem met een lam dat ten offer werd gebracht en hij zeide: „Zie het Lam Gods. Dat de zonde der wereld wegneemt” (Joh. 1:29). Het volmaakte menselijke leven waarvan Jezus afstand deed in de dood, is die waardevolle prijs waardoor in een rantsoen wordt voorzien. Drie dagen na zijn dood werd Jezus opgewekt, en veertig dagen later voer hij op naar de hemel. Hij nam bij zijn opstanding het menselijke leven niet terug, maar hij werd als een geestelijk schepsel opgewekt (1 Petr. 3:18). Toen hij naar de hemel was opgevaren, bood hij de waarde van zijn volmaakte menselijke leven als het offer, of slachtoffer, dat zonden kon wegnemen, aan God aan. — Hebr. 9:24, 26.
21. Wie zijn degenen die voordeel trekken van het rantsoen, en hoe verkrijgen zij geloof?
21 Wie zijn degenen die voordeel trekken van het rantsoen? Het antwoord is: Alleen zij die geloven of geloof oefenen. In Johannes 3:36 staat: „Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem.” Adam was een opzettelijke zondaar en werd terecht ter dood veroordeeld, en daarom zal hij geen voordeel hebben van het rantsoen. Insgelijks zullen alle andere opzettelijke opstandelingen tegen Jehovah geen voordeel ontvangen van deze barmhartige regeling. Indien de mensen gered willen worden van de dood die te wijten is aan de gevolgen van de zonde, moeten zij zich op de hoogte stellen van Gods barmhartigheid door bemiddeling van Christus Jezus en vervolgens geloof hebben in deze voorziening die Hij heeft getroffen. Zulk een geloof verkrijgt men ten gevolge van een studie van Gods Woord, waarin Gods voorziening van het rantsoen duidelijk wordt gemaakt. Zij moeten erkennen dat zij zondaren zijn en onder de veroordeling van de dood staan omdat zij van Adam afstammen. Zij beseffen dat zij het rantsoen nodig hebben.
22. Welke hoop werd door de voorziening van het rantsoen onthuld, en waar zal die verwezenlijkt worden?
22 De voorziening van het rantsoen heeft daarom een hoop op eeuwig leven onthuld. In de Bijbel wordt aangetoond dat door middel van het rantsoen sommigen leven in de hemelen zouden ontvangen en anderen op de aarde. Laten wij nu onderzoeken wat de Bijbel over deze toekomstige hoop op leven te zeggen heeft.
HET KONINKRIJK DES HEMELS
23. (a) Hoe wordt het woord „hemelen” in de Bijbel gebruikt? (b) Waarom nam God zich voor een nieuwe heerschappij over de aarde op te richten, en wie of hoevelen zullen die heerschappij uitoefenen?
23 Met het woord „hemel,” wanneer het betrekking heeft op het tehuis van met verstand begaafde schepselen, wordt het geestenrijk bedoeld. In dit rijk woont God met zijn heilige engelen. De uitdrukking „hemelen” heeft eveneens betrekking op regeerders die hoger en machtiger zijn dan de mens of op de onzichtbare regering der aarde door geestelijke machten. Oorspronkelijk bezat Satan, toen hij nog de „overdekkende cherub” was en voordat hij zondigde, autoriteit ten opzichte van de mens op aarde en hij was dus de onzichtbare „hemelen” of de onzichtbare regerende macht die rechtstreeks boven hem stond. Toen de overdekkende cherub in opstand kwam, nam God zich voor een nieuwe hemelse heerschappij over de aarde op te richten. Deze heerschappij zou het „koninkrijk der hemelen” worden genoemd (Matth. 3:2, NW). Dit hemelse koninkrijk werd afgebeeld door Zion, de hoofdstad van de natie Israël, die eens Gods uitverkoren volk was. Het hemelse koninkrijk, of Zion, zou worden gevormd door beproefde en getoetste schepselen die hun rechtschapenheid tot in de dood zouden handhaven door getrouw in de voetstappen van Christus Jezus te volgen. In de hoofdstukken 7 en 14 van Openbaring wordt het aantal van deze personen tot 144.000 beperkt, een tamelijk klein aantal in vergelijking met de bevolking van de aarde. Toen Jezus op aarde was, begon hij degenen die met hem in dit hemelse koninkrijk verenigd zouden worden, uit te kiezen. Hij vergeleek hen met schapen en zeide: „Vreest niet, gij klein kuddeken, want het is uws Vaders welbehagen, ulieden het Koninkrijk te geven” (Luk. 12:32). Sedert de tijd van Jezus tot nu toe heeft het uitkiezen van de leden van het hemelse koninkrijk voortgeduurd, en thans, na negentien eeuwen waarin er mensen zijn uitgekozen, is er nog een klein overblijfsel van de 144.000 op aarde.
24. Hoe worden dezen tot dat hemelse koninkrijk geroepen, en wanneer zal dat koninkrijk worden voltooid?
24 Zij die deze klasse van het koninkrijk des hemels vormen, worden door middel van Jehovah’s Woord en zijn geest „geroepen”; dat wil zeggen, door middel van Jehovah’s Woord leren zij deze hoop van dienst in het hemelse koninkrijk kennen, en door zijn geest, die ten aanzien van hen werkzaam is, maakt hij hen tot zijn geestelijke zonen en overtuigt hen er van dat deze hoop voor hen is. In Romeinen 8:16, 17 lezen wij: „Dezelve Geest getuigt met onzen geest, dat wij kinderen Gods zijn. En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen van God, en medeërfgenamen van Christus; zo wij anders met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden.” (Zie ook Johannes 3:3-5.) Wanneer de laatste leden van de klasse van het Koninkrijk hun aardse loopbaan getrouw tot in de dood eindigen, zal het hemelse koninkrijk van de 144.000 onder Christus Jezus, de Koning, worden voltooid doordat zij uit de dood tot leven in de hemel worden opgewekt. Het zal regeren over alle andere schepselen in de hemelen en over allen die leven op aarde verwerven.
25. Wie hebben de opdracht ontvangen „dit goede nieuws van het koninkrijk” te prediken, en waarom is dit nieuws „goed”?
25 Degenen van deze klasse die thans nog in het vlees op aarde verblijven (het overblijfsel), hebben van God de opdracht ontvangen het „goede nieuws van het koninkrijk” te prediken. En hoe goed is dit nieuws over het Koninkrijk! Dit hemelse koninkrijk zal alle opstand uitroeien en vrede en rechtvaardigheid in het universum herstellen. Het zal Satan en al zijn handlangers vernietigen. Onder de rechtvaardige regering van het Koninkrijk zal het oorspronkelijke voornemen van de Schepper ten uitvoer worden gebracht, namelijk, de aarde met mensen te bevolken die hun liefderijke God zullen dienen, loven en eren. Door dit alles zullen de naam, het woord en het voornemen van Jehovah God worden gerechtvaardigd of gezuiverd. Er zal door worden aangetoond dat hij oppermachtig is. Daar dit tot stand gebracht zal worden door het koninkrijk des hemels, betekent het dat het Koninkrijk van groter belang is dan iets anders en dat de leer over het Koninkrijk de belangrijkste leerstelling in de Bijbel is.
LEVEN OP AARDE
26. Waar zal men zich in eeuwig leven verheugen volgens de hoop welke in Psalm 37:11, 29 wordt gegeven? Hoe stemt het gebed dat Jezus zijn volgelingen leerde, hiermede overeen?
26 Lang geleden schreef de psalmist profetisch: „De zachtmoedigen . . . zullen de aarde erfelijk bezitten, en zich verlustigen over groten vrede. De rechtvaardigen zullen de aarde erfelijk bezitten, en in eeuwigheid daarop wonen” (Ps. 37:11, 29). Jezus deed later, in Mattheüs 5:5, een aanhaling uit deze psalm en bevestigde aldus dat deze hoop van eeuwig leven op aarde waarachtig is. Sommige religieuze organisaties bieden het vooruitzicht op hetzij leven in de hemel hetzij eeuwige kwelling in een hellevuur. Zoals wij hebben vernomen, wordt in de Bijbel het idee van eeuwige kwelling niet ondersteund en de Bijbel beperkt de hoop op een toekomstig leven in vrede en geluk niet slechts tot de hemel. Onder het hemelse koninkrijk (waarvoor slechts een beperkt aantal personen zijn geroepen) zal een onbeperkt aantal mensen de zegen ontvangen van volmaakt menselijk leven op aarde. Daarom leerde Jezus zijn volgelingen tot God bidden: „Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde.” — Matth. 6:9, 10, NW.
27. Wat voor soort van mensen worden afgezonderd en krijgen deze hoop op aards leven, en hoe sprak Jezus, gelijk een herder, over deze mensen?
27 De roep tot hen die de hemelse erfenis deelachtig zullen worden, wordt nu afgesloten, maar in de Bijbel wordt duidelijk gemaakt dat Jehovah thans een grote schare zachtmoedige mensen, die hem wensen te dienen en wier hoop het is op een paradijsachtige aarde onder het hemelse koninkrijk te leven, afzondert en aan zijn zijde van gunst plaatst. Jezus sprak in Johannes 10:16 gelijk een herder over deze andere schapen: „Ik heb nog andere schapen, die van dezen stal niet zijn; deze moet Ik ook toebrengen, en zij zullen Mijn stem horen; en het zal worden één kudde, en één Herder.”
28. (a) Welke veranderingen zouden er moeten komen opdat de mensheid zulk een zegen deelachtig zou kunnen worden? (b) Wat is daarom het „goede nieuws” voor deze tijd?
28 Maar voordat de mensheid zulke zegeningen deelachtig zou kunnen worden, zouden er grote veranderingen moeten komen, niet waar? Opdat vrede en rechtvaardigheid hier mogen bloeien, moeten goddeloosheid, vernietiging, ziekte en dood van de aarde verdwijnen. Wanneer en hoe zal dat geschieden? In de Bijbel wordt aangetoond dat dit alles zou geschieden na de tweede komst van Christus Jezus en de oprichting van zijn koninkrijk in de hemel. Het goede nieuws in deze tijd is, dat Christus Jezus is wedergekomen, dat Gods koninkrijk onder hem is opgericht en dat hij thans in de hemel regeert, en dat Satan, zijn goddeloze engelen en zijn zichtbare dienstknechten op aarde binnenkort in de strijd van Armageddon vernietigd zullen worden. Hoe weten wij dit?
JEZUS’ TEGENWOORDIGHEID IN KONINKRIJKSMACHT
29. Is Jezus’ tweede komst zichtbaar voor menselijke ogen? Welke feiten en schriftuurplaatsen stellen het antwoord vast?
29 Toen Jezus zeide dat hij zou wederkomen, bedoelde hij niet dat hij in het vlees en zichtbaar voor de mensen op aarde, zou terugkeren. Hij heeft dit aardse leven opgegeven als een rantsoen en kan daarom zulk een leven niet wederom terugnemen. Toen hij de eerste keer in menselijke gedaante naar de aarde kwam, was dat een vernedering voor hem (Hebr. 2:9). In zijn tweede tegenwoordigheid komt hij echter niet als een mens, die „minder dan de engelen” is, maar hij komt als een geestelijk schepsel in al zijn heerlijkheid (Matth. 25:31). Als zodanig is zijn wederkomst in Koninkrijksmacht onzichtbaar voor de mens op aarde. Voordat hij van de aarde wegging, had hij tot zijn discipelen gezegd: „Nog een kleinen tijd, en de wereld zal Mij niet meer zien” (Joh. 14:19). Jezus is nu het „uitgedrukte Beeld” van zijn Vader gemaakt en woont daarom bij zijn Vader in een licht dat „geen mens gezien heeft, noch zien kan” (Hebr. 1:3; 1 Tim. 6:16). Jezus’ tweede komst of tegenwoordigheid wordt dus niet met de letterlijke ogen gezien, maar met de ogen des verstands. — Ef. 1:18.
30. Door middel waarvan zouden zij die op aarde zijn, vernemen dat Jezus wederom tegenwoordig was en Koning was?
30 Als bewijs dat Jezus in Koninkrijksmacht tegenwoordig zou zijn, voorzeide hij zekere opvallende aanwijzingen die een groot „teken” zouden vormen. Door deze zichtbare aanwijzingen die het „teken” vormen, te zien en door te begrijpen wat ze betekenen, zouden zij die op aarde leven, weten dat Jezus zijn Koninkrijksmacht in de hemel had opgenomen en daarom als Koning van het lang beloofde Koninkrijk tegenwoordig was. Welke gebeurtenissen zouden dit „teken” vormen?
31. Hoe brachten Jezus’ apostelen hun vraag hierover onder woorden, en wat zou volgens Jezus’ zeggen het begin der weeën zijn?
31 Die vraag rees in de geest van Jezus’ apostelen, want zij vroegen: „Zeg ons, wanneer zal dat geschieden, en wat is het teken van uw komst en van de voleinding der wereld?” (Matth. 24:3, NBG). Als antwoord zeide Jezus: „Want volk zal opstaan tegen volk, en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen nu hier, dan daar, hongersnoden en aardbevingen zijn. Doch dat alles is het begin der weeën.” — De verzen 7 en 8, NBG.
32. Hoe werd deze voorzegging van het „begin der weeën” vervuld, en hoe voorzeide Jezus de tijd der weeën sindsdien?
32 Volgens deze beschrijving zou het grote teken dus beginnen met een wereldoorlog. In de jaren 1914 tot 1918 waren dertig natiën met elkaar in een oorlog gewikkeld, en daarom werd die oorlog de eerste Wereldoorlog genoemd. Deze oorlog ging vergezeld van hongersnoden en pestilentiën in vele plaatsen, en nadat de 1ste Wereldoorlog was geëindigd, bleven deze dingen wee en ellende over de aarde brengen. Er stierven inderdaad meer mensen aan de pestilentie dan er in de vier jaren van de oorlog waren gedood. Eveneens zijn er sinds 1914 meer aardbevingen gerapporteerd dan ooit tevoren in de geschiedenis, wat er de oorzaak van is geweest dat zowel bezittingen als levens op grote schaal zijn vernietigd. Toch zeide Jezus: „Dat alles is het begin der weeën.” En derhalve heeft de tijd der weeën sedert de eerste Wereldoorlog voortgeduurd en heeft nog een wereldoorlog omvat die zelfs verschrikkelijker was dan de eerste. Thans bestaat er vrees voor weer een oorlog waarin nog verschrikkelijker vernietigingswapens gebruikt zullen worden. De mensheid wordt nog steeds door hongersnood geteisterd en eveneens door aardbevingen. De gehele mensheid verkeert in een gevoel van onzekerheid daar zij zich afvraagt wat de toekomst nu precies voor hen in petto heeft. Jezus gaf een goede beschrijving van deze toestanden, die een deel zijn van het teken dat hij heeft geprofeteerd. Hij zeide dat er „op de aarde benauwdheid der volken [zou zijn] met twijfelmoedigheid, als de zee en watergolven groot geluid zullen geven; en den mensen het hart zal bezwijken van vrees en verwachting der dingen, die het aardrijk zullen overkomen.” — Luk. 21:25, 26.
33, 34. In welk jaar begon Jezus dus te regeren, en door welke gebeurtenissen in de hemel werd deze geboorte van het Koninkrijk gevolgd?
33 Alle aanwijzingen tonen derhalve aan dat Jezus in het jaar 1914 zijn Koninkrijksmacht heeft opgenomen en zijn regering van de hemel uit is begonnen. Maar waarom zou deze wonderbaarlijke gebeurtenis vergezeld gaan van weeën en ellende op aarde? In het boek Openbaring, het 12de hoofdstuk, wordt ons het antwoord gegeven.
34 Satan, die de voornaamste tegenstander van Jehovah God is, was tot aan die tijd in staat geweest zich onder Gods schepselen in de hemel te begeven. Satan wilde niet dat het Koninkrijk begon te regeren, of werd „geboren,” zoals dit in symbolische taal in het 12de hoofdstuk van Openbaring wordt beschreven. Satan wilde de heerschappij over de aarde voor zichzelf hebben; toen derhalve de tijd aanbrak waarin Jehovah zijn Zoon, Christus Jezus, het bevel zou geven te regeren, zou er stellig een strijd ontbranden tussen het pasgeboren Koninkrijk en Satan. Wij lezen in Openbaring 12:7-10: „En er werd krijg in den hemel: Michaël en zijn engelen krijgden tegen den draak, en de draak krijgde ook en zijn engelen. En zij hebben niet vermocht, en hun plaats is niet meer gevonden in den hemel. En de grote draak is geworpen, namelijk de oude slang, welke genaamd wordt duivel en Satanas, die de gehele wereld verleidt, hij is, zeg ik, geworpen op de aarde; en zijn engelen zijn met hem geworpen. En ik hoorde een grote stem, zeggende in den hemel: Nu is de zaligheid en de kracht, en het koninkrijk geworden onzes Gods; en de macht van Zijn Christus; want de verklager onzer broederen, die hen verklaagde voor onzen God dag en nacht, is nedergeworpen.”
35. Waarom duren weeën en ellende derhalve voort op aarde, maar waarom dienen wij, zoals Jezus zeide, de hoop niet te verliezen bij het zien van deze toestanden?
35 Alhoewel deze overwinning over Satan een reden was tot vreugde in de hemelen, werd Satans invloed over de aarde er niet door verwijderd. Hij was nu tot de aarde beperkt en daarom zou hij, daar hij wist dat zijn einde naderbijkwam, alles doen wat hij kon om de bewoners der aarde van Jehovah af te keren. In vers 12 staat: „Hierom bedrijft vreugde, gij hemelen, en gij, die daarin woont! Wee dengenen, die de aarde en de zee bewonen, want de duivel is tot u afgekomen, en heeft groten toorn, wetende, dat hij een kleinen tijd heeft.” Maar dat wij deze toestanden zien, dient ons niet de hoop te doen verliezen, want ze zijn er het teken van dat het lang beloofde Koninkrijk in de hemelen is opgericht. Het betekent dat Satans tijd kort is en dat hij en al zijn handlangers spoedig vernietigd zullen worden in de beslissende strijd van Armageddon; daarom zeide Jezus: „Als nu deze dingen beginnen te geschieden, zo ziet omhoog, en heft uw hoofden opwaarts, omdat uw verlossing nabij is.” — Luk. 21:28.
36. Welk deel van het „teken” wordt in Mattheüs 24:14 voorzegd, en hoe heeft u zelf gezien dat dit deel van het teken in vervulling gaat?
36 Er is nog een deel van het teken dat wij nog niet hebben vermeld, en hiernaar wordt in Mattheüs 24:14 verwezen: „En dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt met het doel een getuigenis aan alle natiën te geven, en dan zal het volbrachte einde komen” (NW). Terwijl de wereld dus onder wee en ellende gebukt gaat en vrees heeft voor de toekomst, zouden er, overeenkomstig de profetie, in alle natiën mensen rondgaan die prediken, en zij zouden „dit goede nieuws van het koninkrijk” prediken. Zij zouden de mensen vertellen over het opgerichte Koninkrijk. Dit deel van het teken gaat eveneens in vervulling en u hebt dit zelf gezien. Is er niet iemand bij u gekomen die u over het Koninkrijk heeft verteld? En over de gehele wereld, in meer dan 150 landen en eilanden der zee en in meer dan honderd talen wordt dit goede nieuws over het opgerichte Koninkrijk door Jehovah’s getuigen gepredikt.
37. Welk andere deel van het „teken” is gevolgd als resultaat van deze prediking?
37 Wegens hun getrouwheid in dit werk, dat bestaat in het prediken van het Koninkrijk, zijn Jehovah’s getuigen in alle landen hevig vervolgd. Dit werd hun eveneens door Jezus voorzegd: „Gij zult gehaat worden van alle volken, om Mijns Naams wil.” — Matth. 24:9.
38. Wat is het doel van deze prediking, en waarmede worden zij die in gunstige zin luisteren, vergeleken en waarmede zij die niet luisteren?
38 Het doel van dit predikingswerk is, dat zij die van goede wil zijn jegens Jehovah en hem wensen te aanbidden zodat zij de vernietiging die over Satans wereld zal komen, kunnen ontvlieden en daarna voor eeuwig in een nieuwe wereld van rechtvaardigheid kunnen leven, gewaarschuwd mogen worden en de juiste handelwijze kunnen volgen. Degenen die naar de boodschap zouden luisteren en er in zouden geloven, vergeleek Jezus met schapen. Degenen die de boodschap verwerpen en bestrijden, vergeleek hij met bokken. De prediking over het Koninkrijk veroorzaakt daarom een scheiding in de wereld: aan de ene kant de schapen; en aan de andere kant de bokken. „Wanneer de Zoon des mensen komen zal in Zijn heerlijkheid, en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op den troon Zijner heerlijkheid. En voor Hem zullen al de volken vergaderd worden, en Hij zal ze van elkander scheiden, gelijk de herder de schapen van de bokken scheidt. En Hij zal de schapen tot Zijn rechterhand zetten, maar de bokken tot Zijn linkerhand.” — Matth. 25:31-33.
HET EINDE VAN DIT SAMENSTEL VAN DINGEN
39. (a) Wat wordt bewezen doordat dit „teken” in zijn verschillende delen in vervulling gaat? (b) Wat wordt met het einde van het „samenstel van dingen” bedoeld?
39 Wij zien dus alle verschillende delen van het teken waarover Christus Jezus sprak, in vervulling gaan: Wereldoorlog, hongersnoden, pestilentie, wereldomvattende verslagenheid, weeën op de aarde, de prediking van „dit goede nieuws van het koninkrijk,” de vervolging van de predikers van dat goede nieuws en het feit dat de mensen in twee klassen worden verdeeld. De vervulling van dit teken bewijst niet alleen dat Christus Jezus van de hemel uit regeert, maar eveneens dat het einde van dit „samenstel van dingen” ophanden is (Matth. 24:3, NW). Dit wil niet zeggen dat er een einde aan onze letterlijke aarde komt, want er staat in de Bijbel geschreven: „De aarde staat in der eeuwigheid” (Pred. 1:4). Datgene waaraan een einde komt, is de goddeloze wereld waarover Satan de god is, doordat hij en zijn goddeloze demonen en allen die hem op de aarde volgen, worden vernietigd (2 Kor. 4:4, LV). Aldus zal de aarde van alle goddeloosheid worden gereinigd.
40. Welke beslissende oorlog is nog noodzakelijk, en waarom zullen Gods dienstknechten er geen aandeel aan hebben?
40 Omdat Satan nog steeds vast besloten is zijn positie als „god dezer wereld” te handhaven, moet er nog een oorlog tussen hem en Jehovah worden gevoerd, en die oorlog is de strijd van Armageddon (Openb. 16:14-16). Gods dienstknechten op aarde behoeven niet aan de strijd deel te nemen. Christus Jezus zal de hemelse legerscharen van Jehovah’s engelen in de laatste aanval tegen Satan en zijn organisatie leiden, terwijl hij deze organisatie volkomen zal vernietigen en de gehoorzame mensheid zal bevrijden en hen een nieuwe wereld van rechtvaardigheid zal binnenleiden (Openb. 19:11-16). Dit samenstel van dingen aldus tot een einde te brengen, is de enige manier waarop de wereld bevrijd kan worden van boosheid en er plaats gemaakt kan worden opdat vrede en rechtvaardigheid kunnen bloeien. Dit zou alleen door de Almachtige God, Jehovah, gedaan kunnen worden.
41. Wat prediken Jehovah’s getuigen nog meer, behalve zegeningen voor hen die God liefhebben, en waarom?
41 Hebben de mensen soms succes gehad met het verwijderen van goddeloosheid en onrechtvaardigheid van de aarde? Zijn zij in staat geweest eenheid en harmonie tot stand te brengen tussen de natiën die wegens taal, ras en religie zo verdeeld zijn? Neen. „Dit goede nieuws van het koninkrijk” spreekt daarom over het enige blijvende geneesmiddel. „Dit goede nieuws” heeft eveneens betrekking op het einde dezer wereld en om deze reden spreken Jehovah’s getuigen niet alleen getrouw over de zegeningen welke Jehovah heeft weggelegd voor hen die hem liefhebben en dienen, maar eveneens over zijn vernietigende oordelen tegen hen die hem tegenstaan en goddeloos zijn. De opdracht van de HERE God gebiedt hun „een blijde boodschap te brengen den zachtmoedigen; . . . om uit te roepen het jaar van het welbehagen des HEREN, en den dag der wraak onzes Gods; om alle treurigen te troosten.” — Jes. 61:1, 2.
42. Welke dingen zullen binnenkort voor eeuwig verdwijnen, en welke toestanden zullen heersen onder hen die zich thans tot God keren, zoals in de profetieën is voorzegd?
42 Ja, het is goed nieuws te weten dat nu binnenkort alle goddeloosheid, immoraliteit, strijd, oorlog, ja, en ziekte met het verdriet dat er mede gepaard gaat, voor eeuwig zullen verdwijnen. Sprekend over de toestanden die zullen heersen onder hen die zich gedurende deze tijd van het einde van dit samenstel van dingen tot Jehovah God keren, luidt het Bijbelse bericht: „En zij zullen hun zwaarden slaan tot spaden, en hun spiesen tot sikkelen; het ene volk zal tegen het andere volk geen zwaard opheffen, en zij zullen den krijg niet meer leren. Maar zij zullen zitten, een ieder onder zijn wijnstok, en onder zijn vijgeboom, en er zal niemand zijn, die ze verschrikke; want de mond des HEREN der heirscharen heeft het gesproken” (Micha 4:3, 4). Niet alleen zal er vrede zijn tussen de mensen onderling, maar ook tussen de mensen en de dieren. „De wolf zal met het lam verkeren, en de luipaard bij den geitenbok nederliggen; en het kalf, en de jonge leeuw, en het mestvee te zamen, en een klein jonske zal ze drijven. De koe en de berin zullen te zamen weiden, haar jongen zullen te zamen nederliggen, en de leeuw zal stro eten, gelijk de os. En een zoogkind zal zich vermaken over het hol van een adder; en een gespeend kind zal zijn hand uitsteken in den kuil van den basilisk. Men zal nergens leed doen noch verderven op den gansen berg Mijner heiligheid; want de aarde zal vol van kennis des HEREN zijn, gelijk de wateren den bodem der zee bedekken.” — Jes. 11:6-9.
43. Hoe komt het gebed van de psalmist ten behoeve van de Zoon van de Koning, met het voorgaande overeen?
43 De rechtvaardige Koning Christus Jezus, de Zoon van de eeuwige Koning Jehovah God, zal de volledige heerschappij uitoefenen en zij die dan op de aarde wonen, zullen de voordelen ondervinden van zijn juiste en rechtvaardige regering. Daarom zond de geïnspireerde psalmist het volgende gebed op: „O God! geef den Koning Uw rechten, en Uw gerechtigheid den zoon des Konings. Zo zal hij Uw volk richten met gerechtigheid, en Uw ellendigen met recht. De bergen zullen den volke vrede dragen, ook de heuvelen, met gerechtigheid. Hij zal de ellendigen des volks richten; hij zal de kinderen des nooddruftigen verlossen, en den verdrukker verbrijzelen. Zij zullen U vrezen, zolang de zon en maan zullen zijn, van geslacht tot geslacht.” — Ps. 72:1-5.
44. Hoe kunt u in zulk een volmaakte wereld leven, en wat dient u terwijl u zulk een vooruitzicht hebt, volgens Jezus’ zeggen te doen bij het zien van het „teken”?
44 Wat een wonderbaarlijk vooruitzicht om naar uit te zien! Zou u in zulk een volmaakte wereld willen leven? U kunt dit indien u blijk geeft van de zachtaardige hoedanigheden van zachtmoedigheid en bereidwilligheid om de Juiste Herder, Christus Jezus, te volgen en dit thans ook doet, en u aan Jehovah’s zijde schaart door geloof te stellen in „dit goede nieuws van het koninkrijk.” Met het vooruitzicht van nieuwe-wereld-toestanden voor ogen kunnen de zachtmoedigen de woorden van Christus Jezus ter harte nemen, toen hij nadat hij het teken van zijn tegenwoordigheid had besproken, zeide: „Wanneer deze dingen beginnen te geschieden, richt u rechtop en heft uw hoofd op, omdat uw bevrijding naderbijkomt. Waarlijk ik zeg u: Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan totdat alle dingen geschieden” (Luk. 21:28, 32, NW). Ja, u kunt een van de „schapen” zijn die in dit geslacht leven en die bevrijd zullen worden, door de laatste strijd van Armageddon heen gebracht zullen worden en de gereinigde aarde zullen betreden. Wat moet men doen om een van de „andere schapen” van de Here Jezus te worden en zijn zegen te verwerven? Laten wij de stappen onderzoeken welke wij, zoals in de Bijbel wordt aangetoond, moeten doen.
OPDRACHT
45. Wat is eerst noodzakelijk voordat wij kunnen doen wat God van ons eist?
45 Voordat wij kunnen doen wat God van ons eist, moeten wij Hem leren kennen, wij moeten op de hoogte zijn van zijn voornemens en wij moeten geloof oefenen in hem en zijn Zoon, Christus Jezus. Geloof is gebaseerd op kennis, en de juiste kennis wordt in de Bijbel gevonden. Jehovah heeft er in deze tijd op toegezien dat de zachtmoedigen der aarde in aanraking worden gebracht met zijn Woord, want hij zendt zijn getuigen onder de mensen die „dit goede nieuws van het koninkrijk” prediken en degenen die van goede wil zijn, helpen Gods Woord te bestuderen en aldus de kennis te verwerven die hen tot het leven zal leiden. „Zo is dan het geloof uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods.” — Rom. 10:17.
46. Wat wil het zeggen, geloof te hebben? En wat betekent het, zich op te dragen?
46 Dat een persoon geloof heeft, wil zeggen dat hij, wegens de Bijbelkennis welke hij heeft verworven, een vaste verzekering heeft dat God bestaat en dat Hij degenen zal belonen die hem ernstig zoeken, en dat de Bijbel waarachtig is en ’s mensen betrouwbare gids is. Geloof hebben betekent eveneens dat men Jezus erkent als zijn Redder en Degene die in het rantsoen heeft voorzien. Zulk een geloof maakt dat iemand een verandering in zijn levenswijze aanbrengt. Hij volgt niet langer de goddeloosheid van deze wereld en dient niet langer zijn eigen zelfzuchtige verlangens maar keert zich tot het doen van Gods wil. Beseffend dat hij alles wat hij bezit, aan God te danken heeft en dat de enige manier waarop hij God kan behagen, is, Hem te dienen, draagt hij er zich vervolgens aan op Gods wil te doen. Dat wil zeggen, hij komt overeen alles te doen wat Gods Woord hem zegt te doen. Jezus zeide: „Indien iemand achter mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme zijn martelpaal op en volge mij voortdurend.” — Matth. 16:24, NW.
47. Hoe doet men een openbare bekendmaking van zijn opdracht, zoals door het voorbeeld van Jezus duidelijk wordt gemaakt en door hem werd onderricht?
47 Jezus droeg zich er aan op de wil van zijn Vader te doen en hij deed een openbare belijdenis van zijn opdracht. Op welke wijze? Door in water te worden gedoopt. Hij onderrichtte zijn volgelingen ’discipelen te maken van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest’ (Matth. 28:19, NW). Daarom moet een ieder die overeenkomt Gods wil te doen, worden gedoopt. — Ps. 40:9; Mark. 1:9-11; Hebr. 10:7.
48. Wat wordt door de doop tot stand gebracht, en hoe dient de doop te worden verricht?
48 Wat wordt door de doop tot stand gebracht en hoe dient de doop te worden verricht? Jezus werd gedoopt doordat hij volledig werd ondergedompeld in het water van de rivier de Jordaan. De doop in deze tijd moet daarom op dezelfde wijze worden verricht, door onderdompeling in water. Door deze onderdompeling wordt degene die wordt gedoopt, niet van zonde gereinigd. Dat is niet het doel van de doop van Christenen. Het onder water gaan, symboliseert dat degene die wordt gedoopt, dood is geworden ten aanzien van zijn oude levenswijze. Hij heeft het doen van zijn eigen wil vrijwillig opgegeven ten einde Gods wil te doen. Dat hij uit het water wordt opgeheven, beeldt af dat hij te voorschijn komt om Gods wil te doen.
49. Wat moet de opgedragen en gedoopte persoon vervolgens doen ten einde iemand te zijn die door Jehovah in zijn nieuwe wereld wordt gewenst?
49 Degene die zich heeft opgedragen en is gedoopt, moet er vervolgens mee voortgaan Jehovah God getrouw te dienen. Hij moet Gods Woord blijven bestuderen ten einde te weten te komen wat Gods wil is en hij moet op Jehovah’s geest vertrouwen opdat hij er door wordt gesterkt die wil getrouw na te komen. Zijn verwachtingen zijn nu op de nieuwe wereld van Jehovah gericht. Hij zal zich met anderen die dat zelfde geloof zijn toegedaan, willen verbinden en geregeld met een gemeente van Gods volk willen samenkomen. Indien hij echter ten slotte Jehovah’s goedkeuring wil verwerven, moet hij helemaal tot aan Armageddon en tot in de nieuwe wereld getrouw aan Jehovah blijven. Indien u tot een van deze personen wilt behoren, moet u er blijk van geven het soort van persoon te zijn dat door Jehovah in zijn nieuwe wereld wordt gewenst.
50. Waarnaar dienen wij niet langer gevormd te worden, en met welke persoonlijkheid dienen wij ons te bekleden? Op welke wijze?
50 De apostel Paulus geeft ons in Romeinen 12:2 de raad: „Wordt niet langer naar dit samenstel van dingen gevormd, maar wordt veranderd door uw geest te hervormen, opdat gij voor u zelf de goede en aangename en volledige wil van God moogt beproeven” (NW). Wij mogen daarom niet langer gelijk de mensen van deze wereld zijn, die vervuld zijn van strijd, jaloersheid en haat, terwijl overal in deze wereld oneerlijkheid en stelen, liegen en moorden, onreinheid en immoraliteit voorkomt. „Wegens die dingen komt de gramschap Gods. In deze zelfde dingen hebt ook gij eens gewandeld toen gij er in placht te leven. Maar doet ze nu werkelijk alle van u weg, gramschap, toorn, schadelijkheid, schimpende woorden, en ontuchtige praat uit uw mond. Liegt niet tegen elkander. Trekt de oude persoonlijkheid met haar praktijken uit, en bekleedt u met de nieuwe persoonlijkheid die door nauwkeurige kennis wordt vernieuwd overeenkomstig het beeld van degene die ze schiep.” — Kol. 3:6-10, NW.
51. (a) Welke instructies worden aan Christelijke dienstknechten gegeven? (b) Welke verandering zal het toepassen van Bijbelse beginselen in het huisgezin teweegbrengen voor echtgenoten, vrouwen en kinderen?
51 Een Christen gaat anders te werk dan deze wereld in alles wat hij doet. Wij zien in deze wereld mensen die bij anderen in loondienst zijn maar die trachten hun werkgevers te bedriegen en niet getrouw voor hen werken. In de Schrift wordt echter de raad gegeven: „Gij slaven, weest gehoorzaam in alles aan hen die uw meesters zijn in een vleselijk opzicht, niet met daden van ogendienst, als die mensen behagen, maar met oprechtheid des harten, met vrees voor Jehovah. Al wat gij doet, doet het met geheel uw ziel als voor Jehovah, en niet voor mensen” (Kol. 3:22, 23, NW). Door Bijbelse beginselen in uw huisgezin toe te passen, zult u bemerken dat daar eveneens een verandering zal geschieden. Hoeveel huisgezinnen zijn er niet waar vrede en harmonie ontbreken, waar de echtgenoten hun vrouw op hardvochtige wijze onderdrukken of waar de vrouw onhandelbaar is en geen achting voor haar echtgenoot toont! „Gij vrouwen, weest in onderworpenheid aan uw echtgenoot, zoals het welvoeglijk is in de Heer. Gij echtgenoten, blijft uw vrouwen liefhebben en zijt niet bitter toornig op haar. Gij kinderen, weest gehoorzaam aan uw ouders in alles, want dit is welbehagelijk in de Heer” (Kol. 3:18-20, NW). Ja, ook kinderen moeten thans leren in overeenstemming met de nieuwe wereld te leven, en de wijze waarop zij dit kunnen doen, is, door gehoorzaam te zijn aan hun ouders die Christenen zijn geworden en die hen opleiden hoe zij God kunnen dienen.
BESLUIT
52. (a) Wat hebben wij, nu wij aan het einde van deze bespreking zijn gekomen, geleerd met betrekking tot God, de reden voor zonde en dood in de wereld, en de middelen waardoor en de methode waarop de mensheid bevrijd zal worden? (b) Waarom is dit nieuws goed, en wat moet u thans met dit nieuws doen?
52 In onze korte, gezamenlijke studie van Gods Woord hebben wij het antwoord vernomen op de vragen die in het begin van dit artikel werden opgeworpen. Wij zijn te weten gekomen wie God is, dat hij de Schepper is, dat zijn naam Jehovah is, dat hij de mens heeft gemaakt opdat deze voor eeuwig in vrede op aarde zou kunnen leven; maar ten gevolge van Satans opstand en doordat de eerste man en vrouw zich bij hem aansloten in trouweloosheid, zijn zonde en dood de wereld binnengekomen, wat veel ellende en goddeloosheid tot gevolg heeft gehad. U hebt eveneens vernomen dat bevrijding van zonde en dood wordt verkregen door het rantsoenoffer van Christus Jezus en Gods koninkrijk onder hem, en dat uiteindelijke bevrijding zal komen wanneer God door bemiddeling van Christus Jezus, in de naderende strijd van Armageddon Satan en alle goddeloosheid vernietigt. Dan zal Gods koninkrijk in de hemelen blijvende zegeningen brengen aan de mensheid op aarde. Deze inlichtingen die wij hebben bestudeerd, zijn derhalve goed nieuws, niet waar? Het is het enige goede nieuws omdat het te maken heeft met het koninkrijk van de Allerhoogste God, Jehovah, welk koninkrijk en de zegeningen die er mede verbonden zijn, nimmer zullen eindigen (Ps. 145:13). U bent het nu aan God en aan uw medemens verschuldigd „dit goede nieuws van het koninkrijk” tot anderen te prediken.