Watchtower ONLINE LIBRARY
Watchtower
ONLINE LIBRARY
Nederlands
  • BIJBEL
  • PUBLICATIES
  • VERGADERINGEN
  • w64 15/7 blz. 441-443
  • Een uitermate voldoening schenkend beroep

Voor dit gedeelte is geen video beschikbaar.

Helaas was er een fout bij het laden van de video.

  • Een uitermate voldoening schenkend beroep
  • De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1964
  • Onderkopjes
  • Vergelijkbare artikelen
  • DIENST IN ZUID-AMERIKA
  • Mijn doel in het leven nastreven
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1957
  • Onze speurtocht naar schatten is met succes bekroond
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 2007
  • Welke toekomst heeft de religie in Chili?
    Ontwaakt! 1972
  • Mijn doel in het leven nastreven
    De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1961
Meer weergeven
De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk 1964
w64 15/7 blz. 441-443

Een uitermate voldoening schenkend beroep

Zoals verteld door Kathe B. Palm

MEER dan dertig jaar is het mijn grootste vreugde geweest al mijn tijd aan het uitoefenen van een beroep te besteden dat eveneens door de apostel Paulus was uitgekozen — de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk. Het waren uitermate voldoening schenkende jaren, want in plaats van mijn leven te verknoeien door zelfzuchtig het materialisme na te jagen, kon ik mij geheel en al geven aan het helpen van anderen.

De keuze van mijn beroep als pionierster, iemand die de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk als haar belangrijkste werk ziet, begon in 1931. Dat jaar hielden Jehovah’s opgedragen dienstknechten een groots congres te Columbus in Ohio. Het was voor mij bijzonder opwindend, want het was mijn eerste congres. Verscheidene voorafgaande jaren was ik met behulp van publikaties van de Watch Tower Bible and Tract Society en studiën in groepsverband in kennis van Gods voornemen gegroeid. Deze eerste vergadering met Gods volk betekende daarom heel wat voor mij. Tijdens dit congres werd bekendgemaakt dat Zijn volk een nieuwe naam had gekregen, namelijk, Jehovah’s getuigen. Toen ik de ochtend nadat dit was bekendgemaakt, ontwaakte, nam ik het besluit mijn leven op te dragen aan de enige ware God, Jehovah, en te werk te gaan zoals in Matthéüs 6:33 (NW) wordt aangeraden: „Blijft dan eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken.”

Nadat ik was gedoopt, stuurde ik mijn aanvraagformulier voor de pioniersdienst op naar het hoofdbureau van het Wachttorengenootschap in Brooklyn. Vanaf dat jaar, 1931, toen ik met het gezegende beroep van de pioniersdienst begon, zijn er meer dan dertig jaren van voortdurende zegeningen voorbijgegaan. Ik zou geen ander werk kunnen noemen dat mij zoveel tevredenheid of zoveel geestelijke beloningen had kunnen schenken. Ik ben Jehovah nederig dankbaar voor al de dienstvoorrechten die hij mij gedurende deze jaren heeft gegeven.

Na het goede nieuws van het Koninkrijk enige maanden in de stad New York gepredikt te hebben, nodigde een vriendin mij uit om naar Dorchester County in de staat Maryland te komen en het goede nieuws daar te prediken. Terwijl ik hier verbleef, ontving ik van het Genootschap een uitnodiging om naar Zuid-Dakota te gaan. Zou ik er zin in hebben met een partner samen te werken die een door een paard getrokken woonwagen bezat? Ja! Natuurlijk had ik er belangstelling voor en niets stond mij in de weg. Aangekomen in Sioux City in de staat Iowa, waar mijn partner woonde, vond ik de „huifkar” zoals wij haar noemden, bijna klaar voor het vertrek. De man van mijn partner was niet in orde en kon niet meegaan. Tegenwoordig zouden wij zeggen dat ze een vakantiepionierster was omdat wij er alleen maar voor de zomermaanden op uit zouden trekken.

Daar de boeren in Zuid-Dakota door verscheidene jaren van droogte en een sprinkhanenplaag erg arm waren, hadden zij behoefte aan de vertroostende waarheden over Gods koninkrijk. Wij waren erg gelukkig hun deze waarheden te kunnen brengen. In ruil voor de bijbelse hulpmiddelen die wij bij hen achterlieten, gaven zij ons voedsel en tevens voer voor ons paard. Toen de zomer op zijn eind liep en mijn partner terug moest om haar huishoudelijke plichten weer op zich te nemen, ging ik alleen door met een rijpaard dat ik van een boerengezin dat in de waarheid was, had gekregen in ruil voor het paard dat de „huifkar” had getrokken.

Toen ik hoorde dat er in 1934 in Los Angeles een congres zou worden gehouden, wilde ik er dolgraag naartoe. De enige manier om er te komen, was liften. Zonder ooit mijn duim op te hoeven steken om mee te mogen rijden, stopten de wagens om mij verscheidene honderden kilometers verder te brengen. Op deze manier bereikte ik Los Angeles. Gedurende deze lange reis kon ik met vele automobilisten over de vertroostende waarheden van Gods Woord spreken. Het was tijdens dit congres dat er een brief aan Hitler werd gezonden om te protesteren tegen zijn mishandeling van Jehovah’s getuigen in Duitsland. Na een prachtige week met liefdevolle broeders in Los Angeles keerde ik op dezelfde manier naar Zuid-Dakota terug. Nadat mijn zendingswerk daar geëindigd was, ontving ik een uitnodiging om te Colombia in Zuid-Amerika te komen helpen.

DIENST IN ZUID-AMERIKA

Zodra ik in Colombia van boord was gegaan, ging ik aan het werk met behulp van een gedrukt toespraakje in het Spaans, toen „Getuigeniskaart” genaamd. Twee maanden later ontmoette ik in de Colombiaanse stad Cali, Hilma Sjoberg. Zij was degene die het Genootschap om hulp had geschreven en mijn reis naar Zuid-Amerika had betaald. Samen predikten wij in de stad Cali en gingen vervolgens naar Bogotá, de hoofdstad van Colombia. Na een jaar moest zij naar de Verenigde Staten terugkeren, maar voordat zij vertrok, raadde zij mij aan naar Chili te gaan; daar woonde een Duitse vriendin van haar die zij tijdens haar reizen had ontmoet. Er werd een brief naar deze vriendin gezonden, waarop ik werd uitgenodigd het goede nieuws in Santiago te komen helpen verbreiden.

In 1936 verliet ik Buenaventura en zette ik met een Chileense vrachtboot koers naar Valparaiso in Chili. Broeder Traub en zijn vrouw haalden mij van de boot af en betoonden mij een gastvrijheid die onverminderd tot op de dag van vandaag is blijven voortduren. In dat jaar waren er in geheel Chili slechts ongeveer vijftig Getuigen. Kunt u zich mijn vreugde voorstellen dit aantal tot meer dan 3100 in 1963 te zien groeien en te beseffen dat ik mocht helpen deze vooruitgang te bereiken? Ik zou deze hartverwarmende ervaring niet hebben meegemaakt als ik het pionieren niet als beroep had gekozen.

In die dagen bestond ons zendingswerk in het achterlaten van bijbelse lectuur bij de mensen. Broeder Traub dacht dat het voor mij het beste zou zijn om te proberen zoveel mogelijk provincies in Chili te bezoeken. Zo werkte ik van Chili’s noordelijkste stad Arica, tot het zuidelijkste deel, namelijk Vuurland. Ik bracht het goede nieuws in de nitraatkampen in het hoge Andesgebergte, naar de zwavelkampen in de pampa’s van Tocopilla, Iquique en Antofagasta, naar de zilvermijnen en de grote schapenfokkerijen.

Hoog op de hellingen van de uitgedoofde vulkaan Calbuco, groeien reusachtige mammoetbomen die roodhout leveren en door sommige arme gezinnen die op de berghellingen leven, worden omgekapt om er dakplanken van te maken. Zij waren verbaasd mij te zien en konden niet begrijpen wat mij ertoe had gebracht daar helemaal naartoe te komen. Zij waren overgelukkig de Koninkrijksboodschap te horen, en hielden mij op bij hun kampvuur terwijl ik hen tot laat in de avond uit de bijbel voorlas en deze uitlegde. Dit was voor het eerst dat zij een exemplaar van Gods geschreven Woord zagen.

Daar de afstand van de ene estancia of boerderij naar de andere zeer groot was, wachtte ik totdat ik met een vrachtwagen kon meerijden. Op deze estancias waar tussen de 200 en 300 mannen werkten, boden zich fijne gelegenheden om over Gods voornemens te spreken en bijbelse lectuur achter te laten.

De tijd dat ik in Vuurland, het zuidelijkste deel van Zuid-Amerika verbleef, bewerkte ik de gehele provincie. Ik trok zelfs naar Chorrillos waar de goudwassers woonden. Hier wasten zij goud terwijl hun gezin in Porvenir, de laatste stad voor de zuidpool, woonde. Zij waren verbaasd daar in de eenzaamheid een vrouw te ontmoeten. Nadat zij vernomen hadden waarom ik was gekomen, kwamen vijf of zes buren in een hut bijeen om het goede nieuws te horen dat ik hun te vertellen had. Ik liet hulpmiddelen voor bijbelstudie bij hen achter, dronk wat van hun maté en vertrok voor het invallen van de nacht naar de stad. Toen ik deze provincie had bewerkt, keerde ik terug naar het noorden van Chili en begon ik ten slotte in Santiago met een nieuw soort van werk.

Na het bezoek dat de president van het Genootschap, N. H. Knorr, en vice-president F. W. Franz in 1945 aan Chili brachten, begon in dit land het huisbijbelstudiewerk met geïnteresseerde personen. Dit was iets heel nieuws, en het verschilde sterk van het louter verspreiden van bijbelse lectuur dat ik vroeger had gedaan. Ik beefde toen ik met mijn eerste huisbijbelstudie moest beginnen. Al spoedig bemerkte ik echter dat dit de beste manier was om een geïnteresseerde te helpen een actief lid van Jehovah’s organisatie te worden. Congres na congres schonk het mij diepe vreugde te zien dat de persoon met wie ik mijn eerste bijbelstudie had, Jehovah ijverig diende. Gebruik makend van deze nieuwe methode, begon ik in het zuidelijke deel van Santiago te werken. Binnen een paar maanden hadden wij een nieuwe gemeente opgericht, toentertijd de derde in Santiago.

Veertien jaar lang werkte ik in Santiago en in andere gebieden ongeveer honderd kilometer daarvandaan. Daarna zond het Genootschap mij naar Valparaiso om het goede nieuws van het Koninkrijk op de schepen te prediken die daar de haven aandeden. Als zovele andere plaatsen waar ik het voorrecht had het goede nieuws van het Koninkrijk uit te dragen, schenkt ook deze toewijzing mij vreugde, want velen van de zeelui met wie ik op de schepen spreek, hebben nog nooit eerder het goede nieuws gehoord.

Als ik terugkijk op de meer dan dertig jaren die ik aan mijn geliefd beroep heb besteed, voel ik dat ik een zeer rijk leven heb gehad. Elk jaar wanneer ik op een congres van Jehovah’s volk ben, krijg ik een voldoening schenkend gevoel wanneer ik zie dat zoveel mensen met wie ik een bijbelstudie heb gehad, het goede nieuws bekendmaken en anderen helpen tot het water des levens te komen. Ik nodigde hen uit om van de wateren der waarheid te drinken en nu nodigen zij anderen uit. — Openb. 22:17, NW.

Speciaal 1961 was een gelukkig jaar voor mij. Toen maakte het Genootschap het namelijk voor mij mogelijk de „Verenigde aanbidders”-vergadering in Hamburg te bezoeken. Sinds 1935 had ik geen enkele van de grote internationale congressen meer bezocht. Daarom was het een ontroerende ervaring voor mij met meer dan 88.000 personen op de „Festwiese” in het prachtige park in mijn geboortestad bijeen te zijn. Wat een gezegende ervaring was het daar weer eens te verblijven en zoveel oude vrienden te ontmoeten en hen ondanks hun slechte gezondheid, te wijten aan de verschrikkelijke nazi-concentratiekampen in de dagen van Hitler, het goede nieuws van het Koninkrijk te zien prediken. Woorden ontbreken mij om uit te drukken wat een opbouwende en lonende ervaring deze grote vergadering voor mij was.

Terwijl ik mijn uitverkoren beroep in het prachtige Chili blijf uitoefenen, dank ik onze grote God, Jehovah, voor al zijn liefderijke goedheid. Ik ben hem innig dankbaar voor de vele dienstvoorrechten die hij mij al die jaren heeft geschonken. Evenals David, word ik ertoe bewogen te zeggen: „Daar uw liefderijke goedheid beter is dan leven, zullen mijn eigen lippen u prijzen. Op deze wijze zal ik u gedurende mijn hele leven zegenen.” — Ps. 63:3, 4, NW.

    Nederlandse publicaties (1950-2025)
    Afmelden
    Inloggen
    • Nederlands
    • Delen
    • Instellingen
    • Copyright © 2025 Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania
    • Gebruiksvoorwaarden
    • Privacybeleid
    • Privacyinstellingen
    • JW.ORG
    • Inloggen
    Delen