Een koning die vergat dankbaar te zijn
JOAS was nog maar een hulpeloze baby toen zijn grootmoeder Athalia stappen ondernam om zich meester te maken van de troon van het koninkrijk Juda. Zij koesterde geen genegenheid voor hem. Deze eerzuchtige vrouw wilde dat al haar kleinzoons werden gedood, daar dezen haar belemmerden als koningin te regeren. Indien Josabath, de zuster van Joas’ vader en de vrouw van hogepriester Jojada, niet snel had gehandeld, zou Joas met de rest van de mannelijke nakomelingen van de koning vermoord zijn.
Josabath stal de zuigeling weg uit het midden van de jongens die ter dood gebracht zouden worden. Zes jaar lang slaagden zij en haar man erin Joas in de omgeving van de tempel verborgen te houden. Al die tijd regeerde Athalia als koningin. Toen, in het zevende jaar, zalfde Jojada deze rechtmatige erfgenaam van de troon tot koning en liet hij Athalia, die zich de troon wederrechtelijk had toegeëigend, ter dood brengen. Joas had beslist reden om zijn oom en tante intens dankbaar te zijn. Zij hadden er een aandeel aan gehad zijn leven te sparen en de weg te banen opdat hij koninklijke autoriteit op zich kon nemen. — 2 Kron. 22:10-12; 23:11-15.
REGEERT GOED ONDER JOJADA’S LEIDING
Onder leiding van Jojada ging het de jonge koning goed. Een van de op de voorgrond tredende projecten die tijdens zijn regering werden ondernomen, was het herstellen van Jehovah’s tempel. Tegen die tijd was het bouwwerk meer dan 150 jaar oud en was het tijdens de regering van Athalia’s echtgenoot Joram en van haar zoon Ahazia, alsook gedurende haar eigen regering, ernstig verwaarloosd. Haar goddeloosheid had klaarblijkelijk zo’n grote invloed op haar zoons uitgeoefend dat zij in de tempel hadden ingebroken, ongetwijfeld om hem te plunderen. — 2 Kron. 24:7.
Gezien de slechte staat waarin de tempel was komen te verkeren, was er heel wat geld nodig om het herstellingswerk mogelijk te maken. Aanvankelijk hadden de pogingen om geld bijeen te brengen, geen succes. De levieten, die hiervoor de verantwoordelijkheid hadden gekregen, reageerden niet van harte. Toen er echter een verandering werd aangebracht in de regeling voor het bijeenbrengen en het beheren van het geld, gaf het volk zijn medewerking en verliep het werk vlot. — 2 Kon. 12:4-6; 2 Kron. 24:5, 6, 8-14.
JOAS BETOONT ZICH ONDANKBAAR
Na de dood van Jojada bleef Joas geen getrouwe dienstknecht van Jehovah God. Hij liet toe dat hij onder invloed van afgoderij-beoefenende vorsten kwam te staan. Als gevolg daarvan werd de Baälaanbidding, waaraan onder leiding van Jojada een einde was gekomen, weer nieuw leven ingeblazen. Jehovah bleef profeten zenden om het volk tot bezinning te brengen, en hij moedigde hen ertoe aan berouw te hebben. Noch de koning noch zijn vorsten schonken er echter ook maar enige aandacht aan. — 2 Kron. 24:17-19.
Zacharia, de zoon van Jojada, werd er door God toe geïnspireerd om uit te roepen: „Dit heeft de ware God gezegd: ’Waarom overschrijdt gij de geboden van Jehovah, zodat gij niet succesvol kunt blijken te zijn? Omdat gij Jehovah hebt verlaten, zal hij, op zijn beurt, u verlaten.’” — 2 Kron. 24:20.
Reageerde Joas met waardering op het woord van Jehovah bij monde van zijn neef? Integendeel, hij dacht zelfs niet eens aan de goedheid die hem door Jojada, de vader van zijn neef, was betoond. Joas gaf het bevel Zacharia in het voorhof van de tempel dood te stenigen. Toen Zacharia op het punt stond te sterven, riep hij uit: „Jehovah moge het zien en het terugeisen.” — 2 Kron. 24:21, 22.
Eeuwen later verwees Jezus Christus klaarblijkelijk naar dit voorval, met de woorden: „Daarom ook heeft Gods wijsheid gezegd: ’Ik zal profeten en apostelen tot hen uitzenden, en sommigen van hen zullen zij doden en vervolgen, zodat het bloed van alle profeten, dat vergoten is sinds de grondlegging der wereld, van dit geslacht geëist zal worden, vanaf het bloed van Abel tot het bloed van Zacharia, die gedood werd tussen het altaar en het huis.’” — Luk. 11:49-51.
Joas werd inderdaad door vergelding getroffen, evenals dit later met het ontrouwe joodse geslacht in de eerste eeuw G.T. het geval was. Jehovah God trok zijn zegen en bescherming van deze ondankbare koning terug. Een kleine Syrische legermacht onder bevel van Hazaël viel Juda met succes binnen en dwong Joas kostbaarheden uit het heiligdom over te dragen. Toen het Syrische leger terugtrok, was de koning een zieke en gebroken man. Uiteindelijk werd hij door twee van zijn eigen dienaren vermoord. — 2 Kon. 12:17-21; 2 Kron. 24:23-27.
Wat zou het leven anders hebben kunnen zijn voor Joas indien hij een dankbare dienstknecht van Jehovah was gebleven en goddelijke gunst en bescherming was blijven genieten! Ook voor ons kan het leven anders zijn, mits wij Gods rechtvaardige vereisten blijven waarderen. Een geest van ondankbaarheid kan alleen maar tot de ondergang leiden, zoals dat met Joas het geval was. Mogen wij daarom ons uiterste best doen om steeds een diepe waardering voor goddelijke leiding te behouden.